Met ingang van de inwerkingtreding van de wijziging van ord. 10,
11 en 12 worden de bestaande colleges voor de visitatie, voor het
opzicht, voor de behandeling van beheerszaken en voor de
behandeling van bezwaren en geschillen geacht te zijn ingesteld
met inachtneming van de nieuwe regels.
De (primus) leden van de genoemde colleges worden geacht met
inachtneming van de nieuwe regels tot lid van die colleges te
zijn benoemd voor de resterende tijd van hun benoeming, ook
indien daardoor het naar de nieuwe regels maximum aantal leden
wordt overschreden. Voor zover naar de nieuwe regels aansluitende
benoeming in het college in beginsel mogelijk is, kan zodanige
benoeming plaatsvinden met dien verstande dat betrokkenen niet
langer dan twaalf aaneengesloten jaren deel van het college
kunnen uitmaken.1
1 Aanvulling overgangsbepalingen, overgangsbepaling 201b, besluit generale synode d.d. 19 april 2012, ingegaan 1 januari 2013.