De regelingen betreffende de waarneming van het dienstwerk bij vacature als bedoeld in hoofdstuk IV van ord. 13 HKO die door het breed-ministerie resp. de classicale vergadering zijn vastgesteld, blijven van kracht, totdat daarvoor door of vanwege het breed moderamen van de classicale vergadering een andere regeling is getroffen, met dien verstande dat het consulentschap wordt uitgeoefend overeenkomstig het bepaalde in ord. 4-12.