Artikel 20.
Regionale colleges
Tenzij in de orde van de kerk anders is aangegeven, worden de
leden van de regionale colleges benoemd door het
classicaal-regionaal overlegorgaan uit de leden van de kerk. Zij
worden benoemd voor de tijd van vier jaar en kunnen voor een
aansluitende periode van ten minste twee jaar en ten hoogste vier
jaar worden herbenoemd, met dien verstande dat zij niet langer
dan twaalf aaneengesloten jaren lid van het college kunnen
zijn.
Het classicaal-regionaal overlegorgaan wijst de voorzitter van
een regionaal college aan.
Elk regionaal college brengt periodiek verslag van zijn
werkzaamheden uit aan het classicaal-regionaal
overlegorgaan.1
1 Wijziging kerkorde, ordinantie 4-20-2, besluit generale synode d.d. 23 september 2011, deels ingegaan 30 april 2012 en deels 1 januari 2013.