Bijzondere overgangsbepalingen.

 

Ordinantie 19.

Indien de behandeling van een zaak, naar het in overgangsbepaling no. 358 of 360 bepaalde, tot 1 Mei 1951 is opgeschort, gelden de vóór die datum bij de behandeling der zaak volgens het reglement voor kerkelijk opzicht en tucht in zake termijnen, stukken, verklaringen en verhoren in acht genomen handelingen en formaliteiten, als naar de bepalingen der kerkorde te zijn geschied, terwijl daarbij na 1 Mei 1951, in afwijking van het bepaalde in ordinantie 19-4-10, niet meer kosten in rekening kunnen worden gebracht, dan vóór die datum mogelijk was.