Van de in overgangsbepaling no. 359 bedoelde en op 15 April 1951 nog niet afgedane zaken en van dergelijke zaken, na 15 Maart 1951 aangebracht, wordt de behandeling voortgezet of aangevangen door het lichaam, dat volgens de kerkorde bevoegd is van zulk een zaak in beroep kennis te nemen en door dat lichaam naar de regelen der kerkorde ten einde gebracht.