Artikel 21.
Rechtspersonen.
  Deze regeling, welke wordt getroffen na overleg met het kerkelijk
  orgaan of lichaam, ten behoeve waarvan de rechtspersoon in het
  leven wordt geroepen of ingeschakeld, moet, als het stichtingen
  betreft, tenminste de navolgende bepalingen bevatten
  a. dat wijzigingen in de stichtings-acte onderworpen zijn aan de
  goedkeuring van de generale financiële raad;
  b. dat de bestuurders van de stichting worden benoemd door een in
  de stichtings-acte aangewezen kerkelijk lichaam;
  c. dat het bestuur van de stichting ten aanzien van beheer,
  administratie en beslissing over de besteding van haar gelden en
  goederen, verantwoording schuldig is aan de generale financiële
  raad;
  d. dat de begroting van de stichting de goedkeuring behoeft van
  de generale financiële raad;
  e. dat de verwerving van gelden geschiedt in overleg met de
  generale financiële raad;
  f. dat de stichting onderworpen is aan het toezicht, zoals dit
  geregeld is in de ordinantie voor het toezicht;
  g. dat jaarlijks door de bestuurders een verslag wordt
  uitgebracht van de werkzaamheden der stichting aan de kerkelijke
  lichamen ten behoeve van welker arbeid de stichting in het leven
  geroepen wordt, of die daarbij betrokken zijn, alsmede aan de
  generale financiële raad.