Bijzondere overgangsbepalingen.

 

Ordinantie 3.

Van 1 Mei—31 October 1951 zijn alleen diegenen stemgerechtigd, die voorkomen op de lijst bedoeld in het derde lid van art. 2 van het reglement op de benoeming, opgemaakt per 31 October 1950, of daarop krachtens overgangsbepaling no. 119 of 121 (onder afvoering van de lijst in hun vroegere gemeente) zijn geplaatst, terwijl de verkiezing van ouderlingen en diakenen met ingang van 1 November 1951 geschiedt naar de bepalingen van ordinantie 3 met behulp van het register van tot stemming bevoegde lidmaten, zoals dit vóór 1 November 1951 is opgemaakt naar het bepaalde in art. 3 van ordinantie 3.