Bijzondere overgangsbepalingen.

 

Ordinantie 3.

Geschiedde dit onder inschakeling van een kiescollege, dan blijft dit ook het geval gedurende het tijdvak van 1 Mei—31 October 1951, terwijl na 30 April 1951 om welke reden ook opengevallen en niet ambtshalve door een kerkeraadslid te bezetten plaatsen niet meer worden vervuld en in 1951 geen tienjaarlijkse stemming meer wordt gehouden, als bedoeld in art. 4 lid 2 van het reglement op de benoeming van ouderlingen en diakenen.