Hooggeachte curatoren,
Nu ik het ambt van hoogleraar aan deze Universiteit mag aanvaarden, breng ik gaarne mijn erkentelijkheid tot uitdrukking voor het feit, dat u mij ter benoeming aan de generale synode van Aalten 1993 hebt willen voordragen. Door de aan deze leerstoel verbonden verplichtingen mag ik mij ook meer specifiek in dienst van de generale synode als zodanig gesteld weten. Dat stemt mij te meer tot dankbaarheid en kan mijn arbeidsvreugde slechts verhogen.

U, prof.dr. H.B. Weijland, bent ook in dezen mijn directe voorganger, nadat ik eerder ook in een deel van het oecumenische werk uw taak mocht overnemen. Het is u gelukt de belangstelling voor het kerkrecht onder uw studenten in meer dan gewone mate te wekken. De keuze van studenten voor kerkrecht als hoofdvak was de laatste jaren niet uitzonderlijk meer. Ik kan er slechts naar streven, dat zulks ook bij een volgende generatie studenten zo zijn zal.

U, leden van het College van Hoogleraren, collega’s binnen het wetenschappelijk personeel en inzonderheid binnen de afdelingen kerkgeschiedenis en kerkrecht en zendingswetenschappen, dank ik voor de open en vanzelfsprekende wijze waarop ik een plaats in uw kring mocht innemen. Ik stel mij niet alleen in de persoonlijke sfeer, maar ook ten aanzien van een verdieping in mijn theologisch werk veel voor van de nu begonnen samenwerking.

|30|

Naar mijn ervaring tot nu toe kan aan de THUK met recht van een civitas academica worden gesproken. Het onderwijs ondersteunend en beheerspersoneel heeft daarin een geheel eigen onmisbare plaats. De hoop en verwacht met u die tot deze geleding behoort ook verder aan een goede samenwerkingsrelatie te kunnen bouwen.

U, dames en heren studenten, zult in het algemeen niet vol verlangen uitzien naar colleges en tentamina op het terrein van het kerkrecht. Als, zoal niet vanmiddag dan toch in de komende jaren, de boodschap overkomt, dat het kerkrecht een bescheiden maar onmisbare rol dient te spelen in het voortgaande proces van kerkvernieuwing waarvoor naar ik aanneem althans velen van u wel gemotiveerd zullen zijn, dan meen ik in beginsel aan mijn opdracht te hebben voldaan. Mocht u er bovendien nog enig plezier aan beleven, dan is dat te meer een voorrecht, voor u en voor mij.

Het doet mij buitengewoon veel genoegen hier ook zoveel goede vriendinnen en vrienden uit de wereld van de Nederlandse oecumene te mogen ontmoeten. Ik ken nauwelijks een voor de theologie inspirerender context dan uw kring. Graag spreek ik de wens uit, dat gaandeweg duidelijk mag worden, dat de nu officieel ingetreden verschuiving in mijn totale takenpakket niet ten koste maar ten dienste van mijn oecumenische bijdrage zal uitwerken.

Vele familieleden, vrienden en goede bekenden zijn ingegaan op de uitnodiging deze plechtigheid vanmiddag door hun aanwezigheid op te luisteren. Dat betekent voor mij meer dan u zich wellicht bewust bent. Dat ik mijn moeder daarbij in het bijzonder noem, is omdat ik juist in mijn ouderlijk huis onder meer geleerd heb de ene heilige katholieke en apostolische kerk lief te hebben en te respecteren, in welke gestalte zij zich onder ons ook moge vertonen.

Ik dank u voor uw aandacht.