Lokaal en universeel

De vragen rond het ambt brengen ons zo terug bij de thematiek van de eenheid der kerk. Vanuit een andere gezichtshoek trachten wij het ecclesiologische gehalte te peilen van de VPKN als ‘gestalte van de una sancta’. Het spreken van een dergelijke gestalte hoeft en dient niet op voorhand beperkt te worden tot het niveau van een nationale kerk als de Verenigde Protestantse Kerk in Nederland. Theologisch zijn immers velerlei gestalten denkbaar. Het ligt voor de hand hier allereerst te denken aan verschillen in geografische schaal. Ook een plaatselijke gemeente kan — op grond van vergelijkbare nader te bepalen criteria — gestalte van de una sancta heten.75 Juist de inzet van de nieuwe kerkorde impliceert een definitieve overstijging van de problematiek van Kerk (NHK) of Kerken (GKN) die het SoW-proces soms leek te frustreren. De erkenning van het volledig kerk zijn van zowel plaatselijke gemeente als landelijke kerk schept ruimte.76 Een plaatselijke gemeente is geen filiaal van de nationale kerk, en een landelijk kerkgenootschap is geen noodverband. Op vergelijkbare wijze kan gesproken worden over de betekenis van de classis binnen de VPKN.

Ook komt hier onmiddellijk de vraag naar voren naar het kerkelijk gehalte van boven-nationale oecumenische verbanden, een vraag die binnen organisaties als de Wereldraad van Kerken en de Wereldbond van Hervormde/Gereformeerde Kerken (WARC) met toenemende urgentie gesteld wordt. Steeds duidelijker wordt, dat de oecumenische beweging gebaat zou zijn bij meer helderheid en eensgezindheid ten aanzien van de ecclesiologische waardering van de oecumenische verbanden waarin de kerken zich hebben laten betrekken. Ik beperk me hier in eerste instantie tot die organisaties die een gezamenlijke theologische en confessionele basis hebben.77 Is het mogelijk, dat de WARC zich ontwikkelt tot een boven-nationale vorm van gereformeerd kerk zijn, waarin kerken van het gereformeerde type op een verplichtende wijze tegenover elkaar verantwoording afleggen van de wijze waarop zij in de eigen context de gezamenlijke confessionele traditie vruchtbaar maken? Zou in het verlengde daarvan een internationale gereformeerde synode denkbaar zijn? Of zou het veeleer de voorkeur verdienen, wanneer de Leuenberger Kirchengemeinschaft zich ontwikkelt tot een Europese protestantse synode?

Me dunkt, dat de inzet van de nieuwe kerkorde in elk geval de theologische

|23|

consequentie in zich bergt, dat deze kerk zich positief inzet voor het gestalte geven aan de una sancta op boven-nationaal niveau. Ook dat sluit aan bij een ontwikkeling op oecumenisch terrein. In een studiedocument van de Gezamenlijke Werkgroep van de Wereldraad van Kerken en de RKK over de lokale en universele aspecten van kerk zijn78 wordt erop gewezen, dat ook in kerken van de Reformatie overkoepelende kerkstructuren — en eventueel daaraan verbonden ambten — niet meer louter praktisch worden gemotiveerd, maar ook in pastorale en ecclesiologische termen: als 'communions of communities’.79 Dragend begrip is ‘koinonia (communio)’, op dit moment de centrale notie in de oecumenische ecclesiologie. Juist dit concept maakt het mogelijk het universele en het lokale geïntegreerd samen te denken.80 Zowel de lokale als de universele kerk worden gezien als historische manifestaties — ‘gestalten’ zouden wij zeggen — van de una sancta, ook al mogen zij daarmee geen van beide zonder meer en eenvoudigweg geïdentificeerd worden.81

In dit verband spreekt het document van de Gezamenlijke Werkgroep over de noodzaak van een ‘kerkordelijke vormgeving van de gemeenschap’,82 waarbij het gaat om zaken als: structuren, verwoording in een kerkorde, meer specifieke regelgeving, gezamenlijke uitoefening van kerkelijk gezag. Gewezen wordt op de protestantse presbyteriaal-synodale conceptie,83 en op de tendens de confessionele oecumenische organisaties te versterken. Ook komt de in protestantse kring groeiende waardering voor het primaat ter tafel. Zelfs een universeel eenheidsambt lijkt niet meer bij voorbaat ondenkbaar.

Mijns inziens staan de protestantse tradities, met hun traditionele accent op de plaatselijke gemeente en hun al even traditionele organisatie op basis van nationale entiteiten, vandaag voor de uitdagende vraag hoe zij de universaliteit van de kerk eigenlijk concreet denken zichtbaar te maken. In de GKN heeft het besef van deze uitdaging altijd geleefd. De GKN heeft dan ook jarenlang meegewerkt in een specifieke vormgeving daarvan, door te participeren in een gereformeerde oecumenische synode. Toen de generale synode van Almere 1987 akkoord ging met een wijziging van het karakter van deze GOS, die een Raad (GOR) werd, nam zij tegelijk een opmerkelijke beslissing door art. 66 GKO — over de ‘bijzondere synoden’ — bewust licht gewijzigd te laten voortbestaan.84 Ook de Nederlandse Hervormde Kerk heeft steeds een zekere gevoeligheid op dit punt gemanifesteerd, door in de HKO de mogelijkheid van participatie in een internationale synode nadrukkelijk open te houden.85