(bij art. 12 K.O.)
Regeling A
  Regeling van de taken en bevoegdheden van de deputaten voor de
  geestelijke verzorging van militairen bij de aanstelling en
  begeleiding van een krijgsmachtpredikant in ‘lang verband’.
  1. De deputaten voor de geestelijke verzorging van militairen,
  benoemd door de generale synode van De Gereformeerde Kerken in
  Nederland (hierna: de deputaten) dragen aan de bevoegde militaire
  instanties een door hen geschikt geachte predikant (hierna: de
  predikant) ter benoeming tot krijgsmachtpredikant voor. Zij doen
  dit niet dan nadat deze heeft toegezegd een eventuele benoeming
  te zullen aannemen en nadat zijn kerkeraad (hierna: de kerkeraad)
  zich bereid heeft verklaard hem voor de dienst als
  krijgsmachtpredikant een bijzondere opdracht te geven. Bij de
  door hen aan de bevoegde overheidsinstanties te geven goedkeuring
  delen de deputaten mee voor welke periode zij hun goedkeuring aan
  de benoeming verlenen. Deze periode bedraagt maximaal vijf
  jaar.
  2. Binnen twee weken nadat de predikant bij Koninklijk Besluit is
  benoemd tot geestelijk verzorger bij de krijgsmacht, zenden de
  deputaten het concept van de ‘Regeling naar artikel 12 K.O. voor
  de positie en het functioneren van de krijgsmachtpredikant in
  lang verband’ (hierna: de ‘Regeling’) toe aan de kerkeraad,
  waarna deze de nader ingevulde ‘Regeling’ voor zijn predikant ter
  goedkeuring aan de classis ................ van de gereformeerde
  kerken (hierna: de classis) voorlegt.
  3. Tijdig voor het verstrijken van een periode voor welke de
  deputaten hun goedkeuring hebben verleend als hiervoor in artikel
  1 vermeld, beslissen zij, na overleg met de predikant, of zij aan
  de bevoegde militaire instanties zullen meedelen dat de bedoelde
  periode wat hen betreft kan worden verlengd. Van hun beslissing
  geven zij schriftelijk kennis aan de predikant en aan de
  kerkeraad.
  4. De deputaten regelen en begeleiden voor zover nodig de
  speciale toerusting van de predikant. Zij staan hem verder met
  raad en daad terzijde. Daartoe bezoeken zij hem minstens één keer
  per jaar op zijn standplaats en spreken zij twee keer per jaar
  met hem over zijn arbeid aan de hand van zijn rapporten aan de
  kerkeraad. Tevens nodigen zij hem uit voor elke vergadering die
  zij houden en informeren zij hem regelmatig over hun arbeid.
  5. In de ‘Regeling’ wordt vastgelegd, welke speciale
  verplichtingen de predikant heeft ten behoeve van het werk dat de
  gereformeerde kerken gezamenlijk doen voor de geestelijke
  verzorging van militairen door middel van haar deputaten.
  6. Wanneer de deputaten van mening zijn dat in enig opzicht
  kritiek op of correctie van de arbeid van de predikant
  noodzakelijk is, nemen zij daarover met de predikant contact op.
  Bereiken de deputaten en de predikant in enige zaak geen
  overeenstemming, dan maken de deputaten schriftelijk aan de
  kerkeraad hun oordeel in dezen bekend. Van dit oordeel zenden zij
  een afschrift aan de predikant.
  7. Wanneer de deputaten van oordeel zijn, dat er maatregelen van
  tucht tegen de predikant nodig zijn, dan doen zij dit
  schriftelijk met redenen omkleed aan de kerkeraad weten. Van dit
  oordeel zenden zij een afschrift aan de predikant.
  8. Wanneer de predikant niet langer voldoet aan de vereisten die
  gelden voor een gereformeerde krijgsmachtpredikant, delen de
  deputaten dit, na overleg met de predikant, onverwijld aan de
  bevoegde militaire instanties mede. Van deze mededeling zenden
  zij een afschrift aan de predikant. Zij nemen maatregelen voor
  een passende beëindiging van zijn werk als krijgsmachtpredikant,
  voor zover dit tot hun taak en bevoegdheid behoort. Zij doen dit
  ook in een situatie waarin door initiatief van de zijde van de
  militaire instanties tussentijds aan het
  krijgsmachtpredikantschap een einde komt.
  9. De deputaten betalen met goedkeuring van de generale synode
  tijdens de dienst van de predikant als krijgsmachtpredikant aan
  de ‘Vereniging Samenwerking Emeritering’ jaarlijks een bijdrage
  met het oog op eventuele emeritering van de predikant. Zij
  sluiten daarover zo nodig met deze vereniging een speciale
  overeenkomst.
  10. Tot de taken en bevoegdheden van de deputaten ten aanzien van
  een krijgsmachtpredikant in lang verband behoort voorts alles wat
  in de ‘Regeling’ als zodanig wordt genoemd en daaruit naar
  redelijkheid en billijkheid voortvloeit.
Regeling B
  Regeling naar artikel 12 K.O. voor de positie en het functioneren
  van de krijgsmachtpredikant in lang verband.
  1. De raad van de Gereformeerde Kerk te .......... (hierna: de
  kerkeraad) stelt zijn predikant ds. N.N. (hierna: de predikant),
  gezien zijn benoeming tot krijgsmachtpredikant bij Koninklijk
  Besluit van ..............., met ingang van .............. vrij
  van alle arbeid als gewoon dienaar van het Woord en geeft hem
  naar artikel 12 K.O. de opdracht om een functie als
  krijgsmachtpredikant in lang verband te gaan vervullen.
  2. Het doel van de kerkelijke opdracht aan de predikant is, dat
  hij binnen het kader van de taken en instructies die de overheid
  hem geeft en van de mogelijkheden die zij hem biedt, met het
  Woord van God arbeidt onder hen die in militaire dienst zijn.
  3. De vrijstelling en de opdracht gelden voor een periode van
  maximaal vijf jaar. Deze periode komt overeen met de periode
  waarvoor door de deputaten van de generale synode van De
  Gereformeerde Kerken in Nederland voor de geestelijke verzorging
  van militairen (hierna: de deputaten) ter zake van de benoeming
  van de predikant goedkeuring is verleend. De vrijstelling en de
  opdracht kunnen telkens worden verlengd met een periode van
  maximaal vijf jaar, overeenkomende met de door de overheid op
  grond van een door de deputaten te verlenen goedkeuring
  vastgestelde periode.
  4. Wanneer de deputaten besluiten tot verlenging van de periode
  voor welke zij hun goedkeuring hebben verleend aan de benoeming
  van de predikant tot krijgsmachtpredikant, laten de kerkeraad en
  de predikant binnen vier weken na ontvangst van de kennisgeving
  van de deputaten van dit besluit schriftelijk aan de deputaten
  weten, of zij in een verlenging van de vrijstelling en de
  opdracht bewilligen. Wanneer de deputaten besluiten de hiervoor
  bedoelde periode niet te verlengen, zal de kerkeraad zo spoedig
  mogelijk maatregelen nemen die overeenkomstig deze ‘Regeling’
  noodzakelijk zijn.
  5. Behalve de hem door de hoofdlegerpredikant opgedragen taken
  vervult de predikant ten behoeve van het werk dat de
  gereformeerde kerken gezamenlijk doen voor de geestelijke
  verzorging van militairen de taken die aan dat doel dienstbaar
  zijn, zoals: a. het mede verzorgen van de toerusting van
  toekomstige krijgsmachtpredikanten uit de gereformeerde kerken;
  b. het deelnemen aan de begeleiding van conferenties voor
  gereformeerde militairen; c. het deelnemen aan de ondersteuning
  van gereformeerde reserve-krijgsmachtpredikanten en van
  krijgsmachtpredikanten die benoemd zijn voor een periode van één
  jaar en zes weken; d. het twee keer per jaar informeren van de
  deputaten inzake zijn arbeid en het met hen bespreken van zijn
  werk aan de hand van zijn rapporten aan de kerkeraad; e. het
  adviseren van de vergadering van deputaten, zo vaak deze zijn
  advies noodzakelijk acht.
  6. De predikant houdt zich in zijn arbeid aan de bepalingen van
  de kerkorde van de gereformeerde kerken en aan de besluiten van
  de generale synoden die voor zijn functioneren van belang zijn,
  met inachtneming van de van overheidswege geldende
  voorschriften.
  7. De predikant onderhoudt de band met de kerk waaraan hij is
  verbonden, op de volgende wijze: a. hij brengt twee keer per jaar
  schriftelijk rapport uit aan de kerkeraad over zijn
  werkzaamheden; b. hij gaat ten minste zeven keer per jaar voor in
  een kerkdienst, daartoe door zijn kerkeraad uitgenodigd; c. hij
  is aanwezig in de vergaderingen van de kerkeraad waarin deze zijn
  rapportage behandelt en verder zo vaak de kerkeraad zijn
  aanwezigheid noodzakelijk acht voor zijn functioneren als aan de
  gemeente verbonden krijgsmachtpredikant; d. hij informeert de
  gemeente één keer per jaar op aanwijzen van de kerkeraad
  mondeling of schriftelijk over zijn werk.
  8. De predikant verricht geen bezoldigde kerkelijke of andere
  arbeid naast zijn taak als krijgsmachtpredikant zonder
  toestemming van de kerkeraad.
  9. De kerkeraad stelt zich garant voor het levensonderhoud van de
  predikant en zijn gezin naar de artikelen 11 en 13 K.O. Hij zegt
  aan de predikant als traktement minimaal het bedrag toe, dat als
  traktement geldt voor de predikant die in gewone dienst aan de
  kerk te ........... is verbonden c.q. wordt beroepen. Op dat
  bedrag wordt het salaris dat de predikant als
  krijgsmachtpredikant ontvangt in mindering gebracht. De nadere
  invulling en de eventuele emolumenten worden geregeld in een
  bijlage bij deze `Regeling', die geacht wordt daarvan onderdeel
  uit te maken.
  10. Het is de predikant toegestaan zich met zijn gezin te
  vestigen in de plaats die hem door de hoofdlegerpredikant als
  standplaats wordt aangewezen. Hij wordt lid van de gereformeerde
  kerk ter plaatse. Bij zijn binnenkomst daar verstrekt hij een
  kopie van deze ‘Regeling’ aan de kerkeraad van die kerk.
  11. De predikant staat voor zijn arbeid als krijgsmachtpredikant
  onder toezicht van de bevoegde militaire instanties en is
  onderworpen aan de door deze te geven regelingen en instructies.
  De kerkeraad oefent volgens de geldende kerkelijke regels en met
  inachtneming van de bepalingen van deze ‘Regeling’ het kerkelijk
  toezicht en zo nodig de kerkelijke tucht over de predikant
  uit.
  12. Wanneer de kerkeraad besluit om over de predikant naar de
  geldende regels kerkelijke tucht te oefenen, doet hij hiervan
  onverwijld schriftelijk mededeling aan de predikant en vervolgens
  aan de kerkeraad van de kerk van welke de predikant lid is, aan
  de deputaten en aan de hoofdlegerpredikant.
  Een schorsing van de predikant heeft, met inachtneming van het in
  artikel 11 eerste zin bepaalde, tot gevolg, dat ook zijn
  werkzaamheden als krijgsmachtpredikant worden opgeschort. Een
  afzetting heeft, met inachtneming van het in artikel 11 eerste
  zin bepaalde, tot gevolg, dat hij uit zijn functie als
  krijgsmachtpredikant wordt ontslagen. Als genabuurde kerk in een
  procedure naar artikel 79 K.O. fungeert de kerk te .............
  Als classis volgens artikel 79 K.O. en als beroepsinstantie naar
  artikel 31 K.O. fungeert de classis .............. van de
  gereformeerde kerken.
  13. Wanneer de predikant ophoudt lid van de gereformeerde kerken
  te zijn, laat hij dit onverwijld aan de kerkeraad en aan de
  deputaten weten. Op grond hiervan komt er aan zijn
  predikantschap, inclusief het krijgsmachtpredikantschap,
  onmiddellijk een einde en verliest hij alle daaraan door de kerk
  verbonden rechten.
  14. Wanneer de artikelen 13, 14 of 15 K.O. op de verbintenis
  tussen de predikant en de kerk te ......... dienen te worden
  toegepast, zijn de in De Gereformeerde Kerken in Nederland
  daarvoor geldende regelingen van kracht.
  15. Wanneer de predikant tussentijds ontslag krijgt, anders dan
  volgens de artikelen 6 en 7, 13. 15 of 79 K.O., wanneer bij het
  verstrijken van een bepaalde termijn geen verlenging hiervan
  plaatsvindt, of wanneer de predikant als krijgsmachtpredikant
  voor zijn 65-jarige leeftijd buiten dienst wordt gesteld, treft
  de kerkeraad alle maatregelen die nodig zijn om hem als predikant
  in één van de gereformeerde kerken zijn dienst te laten
  voortzetten. Wanneer de predikant binnen een jaar na zijn
  buitendienst-stelling niet aan een andere kerk is verbonden,
  wordt zijn positie door de kerkeraad nader geregeld met
  voorafgaande goedkeuring van de classis en de deputaten van de
  particuliere synode, zulks met inachtneming van het hierna in
  artikel 17 bepaalde.
  16. In de tijd, dat de predikant zijn taak als
  krijgsmachtpredikant heeft beëindigd en hij nog niet aan een
  andere gemeente is verbonden, blijft de kerkeraad
  verantwoordelijk voor zijn levensonderhoud conform het bepaalde
  in artikel 9 van deze `Regeling'. Eventuele inkomsten uit arbeid
  worden op het door de kerk uit te keren bedrag in mindering
  gebracht. Onkostenvergoedingen waarvoor geen aantoonbare grond
  meer bestaat, kunnen eveneens in mindering worden gebracht. In de
  bedoelde periode kan de kerkeraad aan de predikant vervangende
  kerkelijke arbeid opdragen of van hem vragen andere passende
  arbeid te verrichten.
  17. Wanneer er bij de uitvoering van deze ‘Regeling’ tussen de
  kerkeraad en/of de predikant en/of de deputaten een niet
  onderling op te lossen meningsverschil ontstaat, wordt de classis
  ............ van de gereformeerde kerken om een uitspraak over
  het geschil gevraagd. Haar uitspraak is voor alle partijen
  bindend, behoudens het recht van appèl naar artikel 31 K.O.
  18. In gevallen waarin deze ‘Regeling’ niet voorziet, beslist de
  kerkeraad, onverminderd de mogelijkheid van beroep op meerdere
  vergaderingen naar artikel 31 K.O.
(Berkel en Rodenrijs, 1996, bijlage VI)