Bijlage 19

(bij art. 12 K.O.)

 

Regelingen voor krijgsmachtpredikanten

Regeling A

Regeling van de taken en bevoegdheden van de deputaten voor de geestelijke verzorging van militairen bij de aanstelling en begeleiding van een krijgsmachtpredikant in ‘lang verband’.
1. De deputaten voor de geestelijke verzorging van militairen, benoemd door de generale synode van De Gereformeerde Kerken in Nederland (hierna: de deputaten) dragen aan de bevoegde militaire instanties een door hen geschikt geachte predikant (hierna: de predikant) ter benoeming tot krijgsmachtpredikant voor. Zij doen dit niet dan nadat deze heeft toegezegd een eventuele benoeming te zullen aannemen en nadat zijn kerkeraad (hierna: de kerkeraad) zich bereid heeft verklaard hem voor de dienst als krijgsmachtpredikant een bijzondere opdracht te geven. Bij de door hen aan de bevoegde overheidsinstanties te geven goedkeuring delen de deputaten mee voor welke periode zij hun goedkeuring aan de benoeming verlenen. Deze periode bedraagt maximaal vijf jaar.
2. Binnen twee weken nadat de predikant bij Koninklijk Besluit is benoemd tot geestelijk verzorger bij de krijgsmacht, zenden de deputaten het concept van de ‘Regeling naar artikel 12 K.O. voor de positie en het functioneren van de krijgsmachtpredikant in lang verband’ (hierna: de ‘Regeling’) toe aan de kerkeraad, waarna deze de nader ingevulde ‘Regeling’ voor zijn predikant ter goedkeuring aan de classis ................ van de gereformeerde kerken (hierna: de classis) voorlegt.
3. Tijdig voor het verstrijken van een periode voor welke de deputaten hun goedkeuring hebben verleend als hiervoor in artikel 1 vermeld, beslissen zij, na overleg met de predikant, of zij aan de bevoegde militaire instanties zullen meedelen dat de bedoelde periode wat hen betreft kan worden verlengd. Van hun beslissing geven zij schriftelijk kennis aan de predikant en aan de kerkeraad.
4. De deputaten regelen en begeleiden voor zover nodig de speciale toerusting van de predikant. Zij staan hem verder met raad en daad terzijde. Daartoe bezoeken zij hem minstens één keer per jaar op zijn standplaats en spreken zij twee keer per jaar met hem over zijn arbeid aan de hand van zijn rapporten aan de kerkeraad. Tevens nodigen zij hem uit voor elke vergadering die zij houden en informeren zij hem regelmatig over hun arbeid.
5. In de ‘Regeling’ wordt vastgelegd, welke speciale verplichtingen de predikant heeft ten behoeve van het werk dat de gereformeerde kerken gezamenlijk doen voor de geestelijke verzorging van militairen door middel van haar deputaten.
6. Wanneer de deputaten van mening zijn dat in enig opzicht kritiek op of correctie van de arbeid van de predikant noodzakelijk is, nemen zij daarover met de predikant contact op. Bereiken de deputaten en de predikant in enige zaak geen overeenstemming, dan maken de deputaten schriftelijk aan de kerkeraad hun oordeel in dezen bekend. Van dit oordeel zenden zij een afschrift aan de predikant.
7. Wanneer de deputaten van oordeel zijn, dat er maatregelen van tucht tegen de predikant nodig zijn, dan doen zij dit schriftelijk met redenen omkleed aan de kerkeraad weten. Van dit oordeel zenden zij een afschrift aan de predikant.
8. Wanneer de predikant niet langer voldoet aan de vereisten die gelden voor een gereformeerde krijgsmachtpredikant, delen de deputaten dit, na overleg met de predikant, onverwijld aan de bevoegde militaire instanties mede. Van deze mededeling zenden zij een afschrift aan de predikant. Zij nemen maatregelen voor een passende beëindiging van zijn werk als krijgsmachtpredikant, voor zover dit tot hun taak en bevoegdheid behoort. Zij doen dit ook in een situatie waarin door initiatief van de zijde van de militaire instanties tussentijds aan het krijgsmachtpredikantschap een einde komt.
9. De deputaten betalen met goedkeuring van de generale synode tijdens de dienst van de predikant als krijgsmachtpredikant aan de ‘Vereniging Samenwerking Emeritering’ jaarlijks een bijdrage met het oog op eventuele emeritering van de predikant. Zij sluiten daarover zo nodig met deze vereniging een speciale overeenkomst.
10. Tot de taken en bevoegdheden van de deputaten ten aanzien van een krijgsmachtpredikant in lang verband behoort voorts alles wat in de ‘Regeling’ als zodanig wordt genoemd en daaruit naar redelijkheid en billijkheid voortvloeit.

Regeling B

Regeling naar artikel 12 K.O. voor de positie en het functioneren van de krijgsmachtpredikant in lang verband.
1. De raad van de Gereformeerde Kerk te .......... (hierna: de kerkeraad) stelt zijn predikant ds. N.N. (hierna: de predikant), gezien zijn benoeming tot krijgsmachtpredikant bij Koninklijk Besluit van ..............., met ingang van .............. vrij van alle arbeid als gewoon dienaar van het Woord en geeft hem naar artikel 12 K.O. de opdracht om een functie als krijgsmachtpredikant in lang verband te gaan vervullen.
2. Het doel van de kerkelijke opdracht aan de predikant is, dat hij binnen het kader van de taken en instructies die de overheid hem geeft en van de mogelijkheden die zij hem biedt, met het Woord van God arbeidt onder hen die in militaire dienst zijn.
3. De vrijstelling en de opdracht gelden voor een periode van maximaal vijf jaar. Deze periode komt overeen met de periode waarvoor door de deputaten van de generale synode van De Gereformeerde Kerken in Nederland voor de geestelijke verzorging van militairen (hierna: de deputaten) ter zake van de benoeming van de predikant goedkeuring is verleend. De vrijstelling en de opdracht kunnen telkens worden verlengd met een periode van maximaal vijf jaar, overeenkomende met de door de overheid op grond van een door de deputaten te verlenen goedkeuring vastgestelde periode.
4. Wanneer de deputaten besluiten tot verlenging van de periode voor welke zij hun goedkeuring hebben verleend aan de benoeming van de predikant tot krijgsmachtpredikant, laten de kerkeraad en de predikant binnen vier weken na ontvangst van de kennisgeving van de deputaten van dit besluit schriftelijk aan de deputaten weten, of zij in een verlenging van de vrijstelling en de opdracht bewilligen. Wanneer de deputaten besluiten de hiervoor bedoelde periode niet te verlengen, zal de kerkeraad zo spoedig mogelijk maatregelen nemen die overeenkomstig deze ‘Regeling’ noodzakelijk zijn.
5. Behalve de hem door de hoofdlegerpredikant opgedragen taken vervult de predikant ten behoeve van het werk dat de gereformeerde kerken gezamenlijk doen voor de geestelijke verzorging van militairen de taken die aan dat doel dienstbaar zijn, zoals: a. het mede verzorgen van de toerusting van toekomstige krijgsmachtpredikanten uit de gereformeerde kerken; b. het deelnemen aan de begeleiding van conferenties voor gereformeerde militairen; c. het deelnemen aan de ondersteuning van gereformeerde reserve-krijgsmachtpredikanten en van krijgsmachtpredikanten die benoemd zijn voor een periode van één jaar en zes weken; d. het twee keer per jaar informeren van de deputaten inzake zijn arbeid en het met hen bespreken van zijn werk aan de hand van zijn rapporten aan de kerkeraad; e. het adviseren van de vergadering van deputaten, zo vaak deze zijn advies noodzakelijk acht.
6. De predikant houdt zich in zijn arbeid aan de bepalingen van de kerkorde van de gereformeerde kerken en aan de besluiten van de generale synoden die voor zijn functioneren van belang zijn, met inachtneming van de van overheidswege geldende voorschriften.
7. De predikant onderhoudt de band met de kerk waaraan hij is verbonden, op de volgende wijze: a. hij brengt twee keer per jaar schriftelijk rapport uit aan de kerkeraad over zijn werkzaamheden; b. hij gaat ten minste zeven keer per jaar voor in een kerkdienst, daartoe door zijn kerkeraad uitgenodigd; c. hij is aanwezig in de vergaderingen van de kerkeraad waarin deze zijn rapportage behandelt en verder zo vaak de kerkeraad zijn aanwezigheid noodzakelijk acht voor zijn functioneren als aan de gemeente verbonden krijgsmachtpredikant; d. hij informeert de gemeente één keer per jaar op aanwijzen van de kerkeraad mondeling of schriftelijk over zijn werk.
8. De predikant verricht geen bezoldigde kerkelijke of andere arbeid naast zijn taak als krijgsmachtpredikant zonder toestemming van de kerkeraad.
9. De kerkeraad stelt zich garant voor het levensonderhoud van de predikant en zijn gezin naar de artikelen 11 en 13 K.O. Hij zegt aan de predikant als traktement minimaal het bedrag toe, dat als traktement geldt voor de predikant die in gewone dienst aan de kerk te ........... is verbonden c.q. wordt beroepen. Op dat bedrag wordt het salaris dat de predikant als krijgsmachtpredikant ontvangt in mindering gebracht. De nadere invulling en de eventuele emolumenten worden geregeld in een bijlage bij deze `Regeling', die geacht wordt daarvan onderdeel uit te maken.
10. Het is de predikant toegestaan zich met zijn gezin te vestigen in de plaats die hem door de hoofdlegerpredikant als standplaats wordt aangewezen. Hij wordt lid van de gereformeerde kerk ter plaatse. Bij zijn binnenkomst daar verstrekt hij een kopie van deze ‘Regeling’ aan de kerkeraad van die kerk.
11. De predikant staat voor zijn arbeid als krijgsmachtpredikant onder toezicht van de bevoegde militaire instanties en is onderworpen aan de door deze te geven regelingen en instructies. De kerkeraad oefent volgens de geldende kerkelijke regels en met inachtneming van de bepalingen van deze ‘Regeling’ het kerkelijk toezicht en zo nodig de kerkelijke tucht over de predikant uit.
12. Wanneer de kerkeraad besluit om over de predikant naar de geldende regels kerkelijke tucht te oefenen, doet hij hiervan onverwijld schriftelijk mededeling aan de predikant en vervolgens aan de kerkeraad van de kerk van welke de predikant lid is, aan de deputaten en aan de hoofdlegerpredikant.
Een schorsing van de predikant heeft, met inachtneming van het in artikel 11 eerste zin bepaalde, tot gevolg, dat ook zijn werkzaamheden als krijgsmachtpredikant worden opgeschort. Een afzetting heeft, met inachtneming van het in artikel 11 eerste zin bepaalde, tot gevolg, dat hij uit zijn functie als krijgsmachtpredikant wordt ontslagen. Als genabuurde kerk in een procedure naar artikel 79 K.O. fungeert de kerk te ............. Als classis volgens artikel 79 K.O. en als beroepsinstantie naar artikel 31 K.O. fungeert de classis .............. van de gereformeerde kerken.
13. Wanneer de predikant ophoudt lid van de gereformeerde kerken te zijn, laat hij dit onverwijld aan de kerkeraad en aan de deputaten weten. Op grond hiervan komt er aan zijn predikantschap, inclusief het krijgsmachtpredikantschap, onmiddellijk een einde en verliest hij alle daaraan door de kerk verbonden rechten.
14. Wanneer de artikelen 13, 14 of 15 K.O. op de verbintenis tussen de predikant en de kerk te ......... dienen te worden toegepast, zijn de in De Gereformeerde Kerken in Nederland daarvoor geldende regelingen van kracht.
15. Wanneer de predikant tussentijds ontslag krijgt, anders dan volgens de artikelen 6 en 7, 13. 15 of 79 K.O., wanneer bij het verstrijken van een bepaalde termijn geen verlenging hiervan plaatsvindt, of wanneer de predikant als krijgsmachtpredikant voor zijn 65-jarige leeftijd buiten dienst wordt gesteld, treft de kerkeraad alle maatregelen die nodig zijn om hem als predikant in één van de gereformeerde kerken zijn dienst te laten voortzetten. Wanneer de predikant binnen een jaar na zijn buitendienst-stelling niet aan een andere kerk is verbonden, wordt zijn positie door de kerkeraad nader geregeld met voorafgaande goedkeuring van de classis en de deputaten van de particuliere synode, zulks met inachtneming van het hierna in artikel 17 bepaalde.
16. In de tijd, dat de predikant zijn taak als krijgsmachtpredikant heeft beëindigd en hij nog niet aan een andere gemeente is verbonden, blijft de kerkeraad verantwoordelijk voor zijn levensonderhoud conform het bepaalde in artikel 9 van deze `Regeling'. Eventuele inkomsten uit arbeid worden op het door de kerk uit te keren bedrag in mindering gebracht. Onkostenvergoedingen waarvoor geen aantoonbare grond meer bestaat, kunnen eveneens in mindering worden gebracht. In de bedoelde periode kan de kerkeraad aan de predikant vervangende kerkelijke arbeid opdragen of van hem vragen andere passende arbeid te verrichten.
17. Wanneer er bij de uitvoering van deze ‘Regeling’ tussen de kerkeraad en/of de predikant en/of de deputaten een niet onderling op te lossen meningsverschil ontstaat, wordt de classis ............ van de gereformeerde kerken om een uitspraak over het geschil gevraagd. Haar uitspraak is voor alle partijen bindend, behoudens het recht van appèl naar artikel 31 K.O.
18. In gevallen waarin deze ‘Regeling’ niet voorziet, beslist de kerkeraad, onverminderd de mogelijkheid van beroep op meerdere vergaderingen naar artikel 31 K.O.

(Berkel en Rodenrijs, 1996, bijlage VI)


Bouma, H. (1983v)


UITVOERINGSBEPALING BIJ
Kerkorde GKv (1978) Art. 12