Artikel 23

Aftreding van ouderlingen en diakenen

De ouderlingen en diakenen zullen twee of meer jaren dienen, afhankelijk van de plaatselijke regeling. Als regel treedt elk jaar een evenredig deel af. De aftredende ambtsdragers zullen door andere vervangen worden, tenzij het voor de gemeente wenselijk wordt geacht dat zij opnieuw tot het ambt geroepen worden. Daarbij zal de regel van artikel 20 worden nageleefd.

 

Beperkte diensttijd van ouderlingen en diakenen

Om te waken tegen misbruik van de bepaling van art. 23 K.O. („tenzij het voor de gemeente wenselijk word geacht dat zij opnieuw tot het ambt geroepen worden”), door nl. hetzij met hetzij zonder herkiezing, de diensttijd van de ouderlingen en diakenen in strijd met de bedoeling van dit artikel onbeperkt te verlengen, werd aan de synode verzocht uit te spreken, dat de ouderlingen en diakenen slechts voor „twee of meer jaren”, ten minste voor beperkte diensttijd, mogen benoemd worden.
De synode, ofschoon er geheel mee instemmende, dat het de bedoeling van art. 23 K.O. is, ten eerste dat de ouderlingen en diakenen slechts voor beperkte diensttijd worden verkozen, en ten tweede dat herkiesbaarstelling van aftredenden slechts mogelijk is, wanneer het voor de gemeente wenselijk wordt geacht, oordeelt, dat het allereerst op de weg van de classes, respectievelijk particuliere synoden ligt, plaatselijke misstanden uit de weg te ruimen.

(Groningen 1899, art. 93)


Bouma, H. (1983v)


UITVOERINGSBEPALING BIJ
Kerkorde GKv (1978) Art. 23