Artikel 2.
De raad voor het jeugdwerk.
Het orgaan van bijstand der generale synode, raad voor het
jeugdwerk genaamd, heeft inzonderheid tot taak
samenwerking te bevorderen tussen de organen, op het terrein van
het jeugdwerk, in de Kerk en daarbuiten, werkzaam;
voorlichting en leiding te geven aan het jeugdwerk;
organen en instellingen in het leven te roepen, te besturen of te
doen besturen, welke bevorderlijk zijn voor het bereiken van de
aan het jeugdwerk gestelde doeleinden;
de scholing ter hand te nemen of te bevorderen van hen, die
geroepen zullen worden leiding te geven aan het jeugdwerk;
ten uitvoer te leggen, hetgeen hem krachtens het vierde lid van
art. 3 dezer ordinantie wordt geopdragen;
leiding te geven aan werkgemeenschappen van jeugdwerkleiders der
Kerk;
periodieken en geschriften te doen verschijnen, van belang voor
de jeugd, voor het werk onder deze of voor degenen, die op enig
terrein des levens met de jeugd in aanraking komen;
samen te werken met andere organen van bijstand, voorzover zij op
enigerlei wijze betrokken zijn bij de vorming van de jeugd.