Artikel 8.
De raad voor de zending.
Deze raad is, onder verantwoordelijkheid aan de synode en in haar
naam, belast met de leiding van het zendingswerk der Kerk en
daarbij in het bijzonder ook met
de leiding, voor zover deze op de weg ligt van de Kerk in
Nederland, van het zendingswerk daarbuiten;
de verzorging — in samenwerking met andere daarvoor aangewezen
organen en instellingen — van de vertaling en verspreiding van de
bijbel en van kerkelijke geschriften in de talen der volken,
onder welke de zending arbeidt;
het leggen van bijzondere banden tussen bepaalde geledingen van
de Kerk en delen van het zendingswerk buiten Nederland of uit dat
zendingswerk voortgekomen Kerken;
het coördineren van de arbeid der zending in gemeente, classis en
kerkprovincie, inzonderheid ook door het voorleggen aan de
classes van een aandeel in de kosten van het zendingswerk;
het bewustmaken van de gemeenten van haar zendingsroeping;
het verruimen in de gemeenten van het inzicht in de
zendingsvragen;
het zoeken en opleiden van hen, die in ambt of bediening in de
arbeid der zending werkzaam zullen zijn;
het samenwerken met andere organen, in binnen- en buitenland op
het gebied van de zending werkzaam.