|5|

Schriftuurlijke uitgangspunten voor de regering van de kerk

 

Inleiding

In het nieuwe kerkboek van de gereformeerde kerken in Nederland is ook opgenomen de kerkorde die zij hebben aanvaard. Dit document is zo onder handbereik van elk kerklid gekomen. Het is goed, dat iedereen er kennis van draagt. Het is toch in gemeenschappelijk overleg van de kerken vastgesteld.

Dit cahier in de serie Woord en Wereld bedoelt niet een soort kommentaar op elk van de 84 artikelen van de kerkorde te geven. Ook verwijst het niet naar de vele op dit gebied beschikbare literatuur. Wie zich in een of ander onderdeel wil verdiepen, of bredere studie wil maken van de hele kerkorde, kan te kust en te keur de nodige geschriften vinden.

Dit cahier wil laten zien, dat Gods nieuwe verbondsvolk, de kerk van de Here Christus, niet anders mag worden geregeerd dan op de wijze, die de Here zelf ons in zijn Woord heeft geleerd (Nederlandse Geloofsbelijdenis, art. 30). Want, hoewel het nuttig en goed is dat de regeerders van de kerk onderling een vaste orde instellen en handhaven om het lichaam van de kerk in stand te houden, moeten zij zich er toch voor wachten af te wijken van wat Christus, onze enige Meester, heeft geboden (NGB, 32).

Het Woord van God wijst ons de richting hoe de kerk moet worden geregeerd. Wij mogen de Schrift echter niet overvragen in die zin, dat elke kerkordelijke bepaling met bijbelteksten moet worden gefundeerd. De hoofdzaak van de kerkorde moet schriftuurlijk zijn. Uitgangspunt is dat men zich in de kerk richt naar het zuivere Woord van God.

Ook in de kerk moet de ongebondenheid van de mensen worden bedwongen, zodat ook in haar alles betamelijk en in goede orde geschiedt (1 Kor. 14: 40). Onze God is toch geen God van wanorde, maar van vrede (1 Kor. 14: 33). Wanorde is in het algemeen: tumult, oproer, revolutie. Gebruikt in verband met de kerk, wijst het op verbreking van de vrede die Christus haar heeft gegeven. Zulke

|6|

wanorde is gevolg van allerlei vleselijke misstanden, zoals twist, naijver, zelfzucht (2 Kor. 12: 20; Jak. 3: 16) of van individualistisch handelen, waarbij ieder doet wat goed is in eigen ogen (1 Kor. 14: 33). In plaats hiervan wil God vrede. Die vrede brengt ook orde mee (vers 40); vrede vergt, dat men met elkaar in de pas blijft bij de dienst van de Here. Dáár is een vaste orde voor nodig. Waar die zou ontbreken of mogelijk worden geschonden, zal de vrede in gevaar komen.