Invoeringsbepalingen

voortvloeiende uit de toevoeging aan het Algemeen Reglement van de additioneele artikelen I-VIII.

C. Betreffende de Algemeene Synodale Commissie.

De bij het in werking treden van deze bepalingen in functie zijnde leden van de Algemeene Synodale Commissie worden geacht met behoud van hun plaats op den rooster van aftreden door de Generale Synode te zijn benoemd, met dien verstande, dat de oud-ouderlingen onder hen hun zittingstijd voltooien en aan den op dat oogenblik fungeerenden voorzitter en vice-voorzitter op dien rooster alsnog een plaats wordt gegeven. De bij de invoering van deze bepaling dienstdoende Secretaris en zijn secundus en de tweede Secretaris van de Algemeene Synode worden geacht naar Invoeringsbepaling 14 van dit Reglement te zijn benoemd.