|21|
’Staar u niet blind op de reorganisatie. Zij is strikte
noodzaak.
Waar we op te staren hebben, desnoods totdat we blind zijn,
dat is de Kerk van Christus’.
A.A. van Ruler1
Het onderhavige onderzoek naar de achtergronden van de Kerkorde van 1951 van de Nederlandse Hervormde Kerk concentreert zich op het kerkordelijke werk van twee commissies, dat in 1947 resulteerde in het Ontwerp voor een Kerkorde der Nederlandsche Hervormde Kerk.2 Dit zogenaamde Ontwerp-1947 werd uiteindelijk in 1950 in hoofdlijnen overgenomen en door de Generale Synode vastgesteld als de Kerkorde der Nederlandse Hervormde Kerk. Het kerkordelijke werk van deze twee commissies, de Commissie voor beginselen van Kerkorde (1942-1944) en de Commissie voor de Kerkorde (1945-1947), staat niet op zichzelf, maar is geworteld in de toenmalig bestaande kerkelijke structuur, waarvan de voorgeschiedenis en de hoofdlijnen in dit hoofdstuk aan de orde komen. Zonder begrip van deze kerkstructuur en van die van voorafgaande kerkorden en reorganisatieontwerpen is de betekenis van het creatieve werk van de beide commissies niet te begrijpen. In vogelvlucht komen in dit hoofdstuk de belangrijkste onderdelen aan de orde. In 1.1. komt Calvijns uitgangspunt met betrekking tot de inrichting van de kerk aan de orde en worden enkele hoofdlijnen geschetst van de wording van het Nederlandse gereformeerde kerkrecht met de kerkordelijke bepalingen van het Convent van Wezel (1568), de eerste nationale synode van Emden (1571) en van de synode van Dordrecht (1618/1619).3 In 1.2. wordt de structuur van de kerkelijke organisatie onder het Algemeen Reglement van 1816 geschetst. In 1.3. komt vervolgens aan de orde hoe in de reorganisatiestrijd van 1927 tot en met 1939 aan de hand van verschillende reorganisatieontwerpen getracht is de bestaande kerkelijke structuur te wijzigen. In 1.4. worden tenslotte belangrijke kerkvernieuwende ontwikkelingen geschetst, die gedurende de Tweede Wereldoorlog binnen de Nederlandse Hervormde Kerk aanleiding waren tot het instellen van de genoemde commissies met het oog op wijziging van de bestaande kerkstructuur.4
1 A.A. van Ruler, “Belang of noodzaak?” Lezing
voor Kerkherstel, afdeling Leeuwarden, 27 januari 1939.
Inventaris van het archief van Prof. Dr. Arnold Albert van
Ruler (1908-1970), no. 122, 18.
2 Verwezen zij naar de beide inleidingen van de hand
van H. Oostenbrink-Evers: “De weg naar de Kerkorde van 1951” in:
De Commissie voor de Kerkorde (1945-1950), a.w.,
XVII-XXXVI en “De weg naar de Werkorde (1944)” in: De
Commissie voor de Werkorde (1942-1944), a.w., XI-XXV.
3 De veelvuldige aanhalingen uit deze vroege kerkorden
geven een eigen accent aan het karakter van het taalgebruik in
dit hoofdstuk.
4 A.J. Bronkhorst, “Kroniek” in: Kerk en
Theologie, jaargang 27, no. 2. Zie ook Th.L. Haitjema,
Nederlands Hervormd Kerkrecht. Haitjema behandelt in
zijn Inleiding en Historisch Gedeelte ook deze achtergrond van
het Hervormde kerkrecht en van de Kerkorde van 1951.