Historisch perspectief
Zoals we gezien hebben stoelt de nieuwe kerkorde op de HKO. In de
HKO op haar beurt vinden we ecclesiologische beslissingen die de
uitkomst vormden van een kerkelijke strijd die met name na de
invoering van het Algemeen Reglement in 1816 op gang kwam,
vervolgens mede leidde tot Afscheiding en Doleantie, en die in de
laatste decennia voor 1951 binnen de NHK een nieuwe climax
bereikte. De aanvaarding van de nieuwe kerkorde heeft zo gezien
ook het karakter van een impliciete ‘relecture’ van deze
geschiedenis, in een gezamenlijk
hervormd-gereformeerd-luthers12 perspectief. Maar deze
‘Vergangenheitsbewältigung’, hoe wenselijk deze mijns inziens in
SoW-verband ook moge zijn, moet vanmiddag verder impliciet
blijven.
De hoofdlijnen van de reorganisatiestrijd binnen de NHK behoef ik
hier niet weer te geven.13 Wij concentreren ons op
(ontwerp-)kerkordelijke teksten die in die geschiedenis een rol
hebben gespeeld.
Te onderscheiden zijn drie fasen:
a. de eerste fase wordt bepaald door het Algemeen Reglement dat
in 1816 aan de Nederlandse Hervormde Kerk werd opgelegd; de
Afscheiding was in belangrijke mate het gevolg van de introductie
van dit Algemeen Reglement. Ook het feit, dat de overheid zich in
1842 terugtrok van het kerkelijk terrein, waarna het Algemeen
Reglement onder meer in 1852 een wijziging onderging, heeft de
Doleantie niet kunnen voorkomen;
b. de tweede fase betreft de reorganisatiestrijd binnen de NHK in
de jaren 1929-1939, waarin drie ontwerpen een rol speelden, maar
geen van allen de eindstreep van synodale goedkeuring haalden.
Het gaat om het Ontwerp-1929,14 achteraf
‘geadopteerd’ door het ‘Nederlands Hervormd Verbond tot
Kerkherstel’,15 vervolgens het
Ontwerp-193316 van de Kerkopbouw,
aanvankelijke tegenpool van Kerkherstel, als derde het door beide
verenigingen gezamenlijk geïnspireerde
Ontwerp-1938;17
c. tenslotte is er de fase 1940-1950, met de direct aan de HKO
ten grondslag liggende teksten, namelijk het
Ontwerp-Wagenaar, het Concept-1948,
dat bij de behandeling ter synode in eerste lezing ter tafel lag,
en het Concept-1950, bijgesteld op grond van de
classicale consideraties en na enkele geringere wijzigingen
definitief vastgesteld als HKO.
|7|
De vraag is nu, hoe over de identiteit van de NHK in relatie tot de una sancta wordt gesproken in dit kerkordelijk materiaal. Waar en hoe komt de formulering van de nieuwe KO, de typering van de VPKN als ‘gestalte van de una sancta’ in beeld?
Het loont de moeite terug te gaan naar de onmiddellijke
voorgeschiedenis van de HKO. Ruim 45 jaar na dato zijn inmiddels
de notulen en bijbehorende documenten van de Commissie voor de
kerkorde, die toen het voorbereidende werk heeft gedaan,
gepubliceerd.18 Daarmee is het eerst nu goed mogelijk
zich een genuanceerd beeld te vormen van de discussies en
overwegingen achter de HKO. De secretaris van de Commissie, dr.
H.M.J. Wagenaar, maakte op verzoek van de voorzitter, prof.mr. P.
Scholten, nog vóór de eerste vergadering van de Commissie een
ontwerp dat hierboven reeds als Concept-Wagenaar is
aangeduid. Het werd vervolgens door de Commissie als uitgangspunt
voor de besprekingen aanvaard. Op het punt waar het ons hier
allereerst om gaat, sluit Wagenaar aan bij oude lijnen. Het begin
van artikel I luidt: “De NHK, als deel van de enige algemene
christelijke kerk, is de zichtbare gemeenschap van allen die —
geroepen door het Woord Gods en geleid door de Heilige Geest —
Jezus Christus erkennen als hun Hoofd en Heer,...”.19
In art. XV, over het verband met andere kerken, wordt de draad
weer opgepakt: “De NHK, als deel van de algemene christelijke
kerk zich bewust van haar roeping ten aanzien van de
saamhorigheid van allen die zich naar Christus
noemen...”.20 Hier ligt reeds de structuur die we ook
in de nieuwe kerkorde vinden: een fundamentele uitspraak in
artikel I, die later weer wordt opgenomen in het artikel over de
oecumene.
De NHK als deel van de una sancta. Het voert te ver hier
het verhaal achter deze keuze volledig te vertellen. Duidelijk is
wel dat Wagenaar aansluit bij het Ontwerp-1933 van
Kerkopbouw, één van de in de dertiger jaren rivaliserende
bewegingen in de binnenkerkelijke reorganisatiestrijd in de NHK.
In art. I vinden we de woorden: “De Nederlandsche Hervormde Kerk,
als deel van de Eene Algemeene Christelijke
Kerk...(enz.)”.21 Als later Kerkopbouw en Kerkherstel
elkaar vinden, resulteert dat in het Ontwerp-1938.
Daarbij blijft op dit punt de tekst staan: de NHK ziet zichzelf
als ‘deel van de una sancta’.22
Van ’t Spijker heeft gewezen op de opvattingen van koning Willem
I, die feitelijk parallel liepen met de ‘theologie’ van het
Algemeen Reglement van 1816.23 Hij citeert in dat
verband een uitspraak van Willem I, waarin deze de verschillende
kerkgenootschappen aanduidt als ‘afdelingen’ of ‘gedeelten’ van
het ene geheel van de algemene christelijke kerk. In Van ’t
Spijkers woorden samengevat: “De kerk is voor de koning een
genootschap, dat deel uitmaakt van de algemene christelijke
kerk. Kerkordelijk gezien zijn er
|8|
verschillende afdelingen”.24
Wagenaar opteert voor het woordje ‘deel’. In de discussie in de Commissie voor de kerkorde worden echter nogal wat bezwaren ingebracht. Met name Haitjema verzet zich tegen de typering ‘deel’, waarop W.A. Zeydner, de eerste synodepraeses onder het overgangsbestel, komt met het voorstel ‘openbaring’. Daarmee is op dit punt de basis gelegd voor de tekst van de HKO.25 Wel worden bij de behandelingen ter synode nog alternatieven voor ‘openbaring’ naar voren gebracht. Zoals gezegd, ds. Van Dongen pleit reeds in 1948 voor het nu in de KO-VPKN opgenomen woord ‘gestalte’, zijn collega ds. J. Vink uit Slootdorp voor ‘verschijningsvorm’.26 Als in november 1950 de definitieve vaststelling aan de orde is,27 hebben de consideraties van de classicale vergaderingen niet veel ingrijpends opgeleverd. Drie classes, gesteund door ds. Vink, suggereren opnieuw ‘verschijningsvorm’ in plaats van ‘openbaring’. De Commissie van rapport adviseert negatief: “De Kerk is (echter) geen idee, dat gerealiseerd moet worden, doch een openbaring van het werk des Heiligen Geestes”28 (!).
Opmerkelijk is in de nieuwe Kerkorde het ontbreken van een
lidwoord voor het woord 'gestalte'. Daarmee wordt de suggestie,
dat de VPKN zichzelf als de gestalte van de una sancta
ziet in elk geval vermeden. Waarom echter niet gewoon en
bescheiden gezegd: een gestalte? Hierbij kan nog een
enkele historische aantekening worden gemaakt.
Het lidwoord ontbrak al in het genoemde Ontwerp-1933 en nog in
het ontwerp-Wagenaar, maar daar was het logisch, omdat de kerk
daar als deel van de una sancta naar voren komt. “Als
het deel” geeft geen zin, “als een deel” is niet mooi, en heeft
per definitie iets overbodigs in zich. Er is immers geen enkele
reden eraan te twijfelen, dat dat bedoeld wordt: wie spreekt van
‘deel’ suggereert daarmee al het bestaan van meer ‘delen’. Dat
ligt echter anders bij de verandering naar ‘openbaring’. Uit de
notulen blijkt niet, dat in de Commissie voor de Kerkorde
hierover is gesproken. Tijdens de synodezitting van 1948 wordt
gevraagd naar het ontbreken van een lidwoord door ds. P. Fagel
uit Wassenaar: “Is dit een verlegenheidszwijgen?”.29
Zijn vraag wordt niet beantwoord. De uitleg die bij voorbeeld Van
den Heuvel geeft lijkt in dat licht op het eerste gezicht een
over-interpretatie. Hij zegt: “Deze formulering is zorgvuldig
gekozen: ze — namelijk de NHK — is niet ‘de’ openbaring van de
kerk van Christus, daarmee zou ze alle andere kerken bestempelen
als valse kerk. Ze is ook niet ‘een’ openbaring van de kerk van
Christus, daarmee zou de veelheid van kerken worden
gelegitimeerd”.30 Zoals gezegd, uit niets blijkt, dat
in de Commissie voor de Kerkorde deze argumentatie een rol heeft
gespeeld. Dat neemt niet weg, dat
|9|
Van den Heuvel zakelijk ongetwijfeld een correcte interpretatie geeft, en dat zo in art. I HKO het skandalon van de kerkelijke verdeeldheid impliciet wordt aangeduid. Tevens wordt daarmee feitelijk aangegeven, dat de vraag naar de concrete gestalte van de kerk theologisch niet irrelevant is.
Kiest de HKO voor ‘openbaring van de una sancta’, de nieuwe
kerkorde prefereert de term ‘gestalte’. Het lijkt waarschijnlijk
dat hiervoor is gekozen, om misverstanden inzake de relatie van
de kerk tot de goddelijke openbaring te voorkomen. In de decennia
tussen 1950 en 1994 is immers het theologisch denken over Schrift
en openbaring sterk in discussie geweest.
De notulen van de vergaderingen van de Werkgroep Kerkorde van de
Raad van Deputaten Samen op Weg zijn echter niet publiek. Het is
dus (nog) niet mogelijk, inzicht te krijgen in het gesprek binnen
de werkgroep, waaraan de nu gekozen formulering tenslotte is
ontsproten. In de toelichtingen die tot nu toe wel zijn gegeven
bij de concepten voor de nieuwe kerkorde wordt hierover niets
gezegd.31 In elk geval klinkt in de formulering een
zekere bescheidenheid, voorlopigheid en zelfs kwetsbaarheid door.
Een wezenlijke verschuiving op het hier aangelegen punt is er
echter niet in te lezen.