Van de scholen.
Dewijl dat tot de dienst der kerken en politie goede scholen grotelijks van node zijn, en ter kontrarie kwade scholen grotelijks schaden, zo zullen de ministers van alle classen, vooreerst zorg dragen, op welke plaatsen scholen en schoolmeesters behoeven te wezen. Ten andere, of de schoolmeesters der plaatsen, daarvan men handelt, voortijds een openbare beloning gegeven zij. Ten derde zullen zij van de overheid begeren, dat het hun geoorloofd zij een schoolmeester te stellen. En dat de overheid bevele, het stipendium te betalen, hetwelk weleer betaald placht te worden. Ten laatste zullen zij verzorgen, dat de schoolmeesters de belijdenis des geloofs onderschrijven en de discipline zich onderwerpen; ook mede de katechismus, en andere dingen (die der jeugd nut zijn) leren. En zo daar enige schoolmeesters waren, die dit niet doen wilden, zo zullen de kerken dienaars de overheid bidden, dat ze afgezet worden. En zo de dienaren van deze voornoemde dingen van hun overheid niet verkrijgen kunnen, zo zullen zij het bij de hoge overheid aanzoeken, en de zaak voortdrijven.