(Cap. II) Van den kerckenraet ende andere kerckelicke versamelinghen

21. De vercoren praeses sal een ghebet doen bequaem tot de gantsche handelinghe, daerna de namen derghenen, beyde die teghenwordich ende niet teghenwordigh sijn, doen opschrijven, opdat de afwesende reden hares uutblijvens gheven, daerna sal hij de credentie briefven ende gheschreven instructien afvoorderen, alle puncten derselver ordentlick voorstellen, het ghevoelen der gantscher versamelinghe affvraghen, de stemmen doen opteekenen, wat de meyninghe des meerderen deels is verclaren, deselve den scribae schriftelick doen vervaten ende hetghene dat gheschreven is, opentlick doen voorlesen opdat het van allen bewillighet werde.