Hoofdstuk 4
1. Ten opzichte van een dienaar des Woords zal een maatregel van
schorsing genomen worden òf door de kerkeraad van de gemeente,
waaraan hij verbonden is, tezamen met de kerkeraad van de volgens
de classicale regeling aangewezen naburige gemeente, òf door de
classis, bij welke de kerkeraad de zaak aanhangig heeft
gemaakt.
2. Indien het oordele van de kerkeraden niet overeenstemt, zal de
zaak ter beslissing aan de classis voorgelegd worden.
3. Een maatregel van afzetting zal genomen worden door de
classis, evenwel niet zonder medewerking en goedvinden van de
door de particuliere synode aangewezen deputaten.