Hoofdstuk 4
1. Bij het vermaan en de tucht over hen, die nog geen belijdenis
des geloofs afgelegd hebben, zal onderscheid gemaakt worden
tussen kinderen en volwassenen en bij de laatsten tussen
afkerigen en nalatigen.
2. Met hen zal gehandeld worden overeenkomstig de door de
generale synode vastgestelde richtlijnen inzake de tucht over
doopeden en zo nodig met gebruikmaking van de daartoe bestemde
openbare bekendmakingen.
Zie Bijlage XVII