Hoofdstuk 1
1. De taak van de diakenen is, aan de leden der gemeente, die in
stoffelijk of in ander opzicht medeleven of hulp behoeven, de
christelijke barmhartigheid te bewijzen door hen met raad en daad
bij te staan, en ook aan anderen, zowel in eigen omgeving als
elders in de wereld, naar vermogen deze barmhartigheid te
bewijzen.
2. Zij zullen tot dat doel de gaven der gemeente inzamelen en
beheren en daartoe eveneens andere goede middelen zoeken en
aanwenden; ook zullen zij de leden der gemeente opwekken zich
persoonlijk te beijveren in het bewijzen van de christelijke
barmhartigheid.