|123|
Deze woordenlijst bevat geen wetenschappelijk sluitende definities. De bedoeling is slechts dat de lezer een indruk krijgt van de manier waarop de verschillende termen in het kerkelijk spraakgebruik dienst doen.
De nadruk ligt daarbij op ‘spraakgebruik’: het gaat om allerhande termen en betekenissen die, soms ten onrechte, voorkomen in het kerkelijk leven. Bovendien bestaat er, voorzover ik weet, geen lijst van officiële kerkelijke termen met hun gepaste betekenis. Ook deze lijst kan daar dus niet voor doorgaan.
Meestal worden enkele termen samen besproken, om de onderlinge verbanden te laten zien.
Bij elke woord-bespreking wordt verwezen naar artikelen uit de kerkorde waarin men een of meer van deze woorden vinden kan.
Verder wordt verwezen naar de paragrafen uit dit boek, die uitvoeriger informatie geven over de betrokken termen en hun inhoud.
Aantekening — zie Attestatie
Acta — zie Verslag
Adresvoerende kerk art. 45, 46; § 5.1.
Elke classis en particuliere synode kent een adresvoerende kerk.
Stukken die bestemd zijn voor de eerstvolgende classis of
particuliere synode kunnen naar het adres van deze kerk worden
verzonden.
Uiteraard mag men ook stukken verzenden aan de Samenroepende
kerk van de eerstvolgende classis of synode, dat is de kerk
die door de laatstgehouden classis of synode is aangewezen om de
volgende vergadering samen te roepen. Maar die samenroepende kerk
is voor elke vergadering een andere, zodat instanties van buiten
het ressort niet zouden weten tot wie ze zich dan moesten wenden.
De adresvoerende kerk blijft in normale gevallen steeds
dezelfde.
De adresvoerende kerk is meestal ook de Archiefbewarende
kerk: ze beheert het archief van de betrokken classis of
synode.
De generale synode heeft wel een archiefbewarende kerk, maar geen
adresvoerende kerk. Men gaat er van uit dat de samenroepende kerk
voor de eerstkomende synode voldoende bekend is. Bovendien is er
door bemiddeling van de onderscheiden deputaatschappen voldoende
gelegenheid om die eerstkomende synode te bereiken.
Adviserende stem — zie Stemrecht
Afgevaardigde — zie Deputaat
|124|
Afhouden — zie Censuur
Afkerig dooplid — zie Dooplid
Afkondiging art. 5, 6, 63, 77, 82; § 4.4
Een mededeling van de kerkeraad aan de gemeente, die meestal
wordt voorgelezen voor het begin van de eredienst.
Aftreden — zie Bevestigen
Afzetten — zie Schorsen
Agenda — zie Agendum
Agendum art. 30
Elke vergadering heeft zijn agendum: de lijst van alle zaken die
afgehandeld moeten worden. Deze zaken zijn de Agenda. Soms
wordt ook het agendum zelf ‘agenda’ genoemd.
Elke vergadering stelt zelf zijn agendum vast; voordat die
vaststelling heeft plaatsgevonden kan er alleen een Voorlopig
agendum of Concept-agendum bestaan.
Akte van ontslag — zie Schorsen
Algemene rondvraag — zie Rondvraag
Ambt art. 1-3, 5-8, 11-18, 20-23, 25, 27, 36-38, 40-46,
53-55, 59, 61, 79-81, 83; § 2.1-2.6
1. In het algemeen wordt met ‘ambt’ bedoeld: een taak die God
iemand oplegt. Zo wordt bijvoorbeeld gesproken over het Ambt
aller gelovigen: alle gelovigen mogen weten dat ze van God
een taak hebben gekregen, binnen zijn koninkrijk, maar ook binnen
zijn kerk.
2. De kerkorde bedoelt met ‘ambt’ altijd: de bijzondere taak die
God aan sommigen in de kerk geeft om daarin leiding te geven aan
de gemeente. Men spreek daarom ook wel over het Bijzonder
ambt.
De kerkorde kent drie van deze ambten:
— het ambt van Predikant of Dienaar des Woords
— het ambt van Ouderling
— het ambt van Diaken
Wie tot een van deze ambten is geroepen, heet Ambtsdrager.
Ambtelijk bezoek — zie Ambtsgebed
Ambtelijke vergadering — zie Vergadering
Ambtelijk gebed — zie Ambtsgebed
Ambtsdrager — zie Ambt
Ambtsgebed § 2.7
Elke eredienst wordt belegd door de kerkeraad. Daarom is het op
veel plaatsen gebruikelijk dat de kerkeraad voor het begin van de
morgendienst gezamenlijk tot de Here bidt om zijn zegen over de
diensten. Na afloop van de middagdienst wordt er een dankgebed
uitgesproken.
Een dergelijk gebed heet een ambtsgebed. Het wordt ook wel
Consistoriegebed genoemd, omdat het immers in de
consistorie wordt uitgesproken.
Daarnaast bestaat de term Ambtelijk gebed. Dit is in het
algemeen
|125|
een gebed dat door een ambtsdrager wordt uitgesproken.
Zo is een Ambtelijk bezoek een bezoek dat door een
ambtsdrager wordt gebracht.
Sommigen bedoelen er echter (ten onrechte) alleen een bezoek mee,
waarin de ambtsdrager uit de Bijbel heeft gelezen en heeft
gebeden.
Appel/Appellant/Appelschrift/Approbatie — zie Bezwaarschrift
Archiefbewarende kerk — zie Adresvoerende kerk
Assessor/Assessoraat — zie Moderamen
Attest — zie Attestatie
Attestatie art. 5, 6, 60, 63, 73; § 6.9, 7.8
Een attestatie is een schriftelijk getuigenis over iemand
Leer en Leven: wat belijdt hij als zijn geloof en
hoe brengt hij dat in praktijk? De attestatie wordt afgegeven
door de kerkeraad. De attestatie wordt gericht aan een andere
kerkeraad. Alleen bij predikanten of aanstaande predikanten kan
de attestatie ook worden gericht aan de classis of de senaat van
de theologische opleiding, wanneer die hen moeten ontvangen.
Een attestatie wordt alleen afgegeven aan belijdende leden. Ze
kunnen die gebruiken wanneer ze elders avondmaal willen vieren of
wanneer ze elders gaan wonen. De kerkeraad aldaar kan hen dan
aanvaarden op grond van hun attestatie.
Wanneer op de attestatie een bepaalde bijzonderheid wordt
vermeld, bijvoorbeeld over toepassing van de tucht op het
betrokken lid, dan noemt man dat een Aantekening. Een
attestatie zonder aantekeningen wordt wel (ten onrechte
overigens!) een Blanco attestatie genoemd.
Een Avondmaalsbriefje is een attestatie die wordt
afgegeven voor één enkele avondmaalsviering elders.
Een Reisattestatie wordt afgegeven wanneer iemand langere
tijd weggaat en het nog onzeker is waar en wanneer hij avondmaal
zal kunnen vieren.
Een Militaire attestatie wordt afgegeven aan
dienstplichtige militairen die lid blijven van de thuiskerk, maar
via de attestatie toch kerkelijk mee kunnen leven op de plaatsen
waar ze gelegerd worden.
Wanneer doopleden verhuizen wordt er een Attest
uitgeschreven. Dit attest wordt niet aan het dooplid meegegeven,
maar rechtstreeks verzonden aan de kerkeraad van de nieuwe
woonplaats. Het attest bevat mededelingen over de kerkelijke
positie van het dooplid en vraagt aan de kerkeraad uit de nieuwe
woonplaats om dit dooplid onder opzicht en tucht te nemen.
Het woord ‘attest’ doet tegelijk dienst als verzamelnaam voor
alle soorten attesten en attestaties: elke attestatie mag ook
‘attest’ worden genoemd, maar elk attest is nog geen attestatie!
Om verwarring te voorkomen wordt
|126|
een attestatie voor een belijdend lid vaak een Belijdenisattestatie genoemd en een attest voor een dooplid een Doopattest.
Avondmaalsbriefje — zie Attestatie
Avondmaalsformulier — zie Formulier
Ban — zie Censuur
Bedienen — zie Dienst
Belijdend lid — zie Dooplid
Belijdenis — art. 26, 47, 53, 54, 60, 62, 63, 75, 78, 82;
§ 6.8, 7.9
1. De kerken hebben hun geloof schriftelijk vastgelegd in
Belijdenisgeschriften, ook kortweg ‘belijdenissen’
genoemd. Een andere naam hiervoor is Confessies.
Drie van deze confessies heten samen de Formulieren van
eenheid (zie bij Formulier). Een daarvan is de
Nederlandse Geloofsbelijdenis.
2. Van de leden van de kerk wordt verwacht dat ze eenmaal
Openbare belijdenis doen van hun geloof. ‘Openbaar’ wil
hier zeggen dat het plaats vindt in de eredienst. Dit heet ook
wel Openbare geloofsbelijdenis of Belijdenis van het
geloof.
3. Als iemand zijn zonde erkent en zich daarvan afkeert, is dit
een Schuldbelijdenis. Wanneer deze wordt afgelegd voor de
gemeente heet het een Openbare schuldbelijdenis.
Belijdenisattestatie — zie Attestatie
Belijdeniscatechisatie — zie Catechisatie
Belijdenisgeschrift — zie Belijdenis
Beroep — zie Bezwaarschrift en Roepen
Beroepbaar/Beroepbaarstelling — zie Examen
Beroepschrift — zie Bezwaarschrift
Besloten zitting — zie Comité
Besluit art. 8, 15, 17, 31, 33, 35, 36, 41, 51, 79
De beslissingen van kerkelijke vergaderingen worden besluiten of
Uitspraken genoemd. Deze beide termen worden vaak door
elkaar gebruikt.
Wil men toch onderscheiden, dan is een besluit een beslissing om
zelf iets te gaan doen, terwijl een uitspraak een beslissing is
dat anderen iets moeten doen.
Een volledige Besluittekst bestond vroeger uit
Constateringen, Overwegingen, Oordelen en uiteraard het
uiteindelijke besluit zelf.
Bij de constateringen wordt de situatie weergegeven waarin het
besluit nodig is. Bij de overwegingen wordt gezocht naar de
normen die in de gegeven situatie van toepassing zijn. Bij de
oordelen worden deze normen inderdaad
|127|
toegepast, zodat er een beoordeling komt van de situatie. Het
besluit of de uitspraak vloeit hier dan uit voort.
Moderne besluitteksten noemen eerst het Materiaal, dan het
besluit of de uitspraak zelf, gevolgd door de Gronden.
Het materiaal is een opsomming van de schriftelijke stukken die
bij de Besluitvorming zijn betrokken. Hun inhoud wordt in
hoofdzaken genoemd. De gronden geven de verschillende redenen aan
die het genomen besluit moeten rechtvaardigen.
Besluittekst/Besluitvorming — zie Besluit
Bevestigen art. 5, 6, 13, 18, 20, 23, 70; § 3.4, 6.3
1. Ambtsdragers worden in hun ambt bevestigd. Dit gebeurt in een
eredienst. Vanaf het moment van de bevestiging mogen zij optreden
als ambtsdrager; eerder niet.
Wanneer predikanten voor het eerst in het ambt worden bevestigd,
gebeurt dit onder Handoplegging door de predikant die de
bevestiging verricht; deze handoplegging is een teken dat de
nieuwe predikant volledig wordt toegewijd aan de dienst des
Woords.
Meteen na de bevestiging van een predikant doet hij zijn
Intrede. Dit is geen officiële kerkelijke handeling; het
bijzondere is alleen dat het de eerste keer is dat de predikant
in deze gemeente als eigen ambtsdrager het Woord bedient.
Ouderlingen en diakenen worden slechts aangesteld voor een
bepaalde tijd. Wanneer die tijd om is, zullen zij
Aftreden. Dit gebeurt stilzwijgend, maar valt meestal
samen met de bevestiging van hun opvolgers.
Predikanten treden niet af. Wanneer zij stoppen met actieve
dienst in de gemeente, worden ze Ge-emeriteerd: ze hoeven
geen dienst meer te doen, maar mogen het wel. Ze zijn dan
Emeritus-predikant. Hun Emeritaat is ingegaan.
Wanneer predikanten een andere gemeente gaan dienen, krijgen ze
ontslag en nemen afscheid (zie bij Schorsen).
2. Een huwelijk wordt kerkelijk bevestigd. Dit kan alleen wanneer
het huwelijk eerst voor de burgerlijke overheid is gesloten. De
Kerkelijke huwelijksbevestiging doet dat niet over, maar
voegt er wel aan toe dat bruidspaar en gemeente de naam van de
Here aanroepen over het huwelijk.
Bevestigingsformulier — zie Formulier
Bezwaar — zie Bezwaarschrift
Bezwaarschrift art. 5, 6, 20, 31; § 4.4, 4.5
Ook wel genoemd: Gravamen.
1. Wanneer de kerkeraad een kerkelijke handeling wil verrichten,
is hij in bepaalde gevallen verplicht om dit eerst mee te delen
aan de gemeente. De gemeenteleden kunnen dan bezwaar maken, door
middel van een bezwaarschrift.
|128|
Dit moet dan wel een Wettig bezwaar bevatten. Dat wil
zeggen dat aangetoond moet worden dat de voorgenomen handeling in
strijd zou zijn met Gods Woord of de kerkorde.
Komt er vanuit de gemeente geen wettig bezwaar, dan is de
Goedkeuring, de Approbatie van de gemeente
verkregen en kan de kerkeraad zijn voornemen uitvoeren.
2. Wanneer een kerkelijke vergadering een besluit heeft genomen,
kan daar bezwaar tegen worden ingebracht. Betreft het een besluit
van classis, particuliere of generale synode, dan kan het
bezwaarschrift worden ingediend bij de volgende vergadering van
de classis, particuliere of generale synode. Men spreekt in dit
geval over een Revisie-verzoek: de vergadering wordt
gevraagd om Revisie, dat is herziening van een besluit van
haar voorgangster.
Bij een revisieverzoek is het niet noodzakelijk om aan te tonen
dat het betreffende besluit in strijd is met Gods Woord of de
kerkorde. Ook zonder die strijdigheid kan men immers van mening
zijn dat wijziging noodzakelijk is. Wel is men dan verplicht om
met nieuwe argumenten te komen, en de argumenten voor het
bestaande besluit grondig te overwegen en zo mogelijk te
weerleggen.
3. Indien men meent dat een bepaald besluit in strijd is met Gods
Woord of de kerkorde, kan ook een bezwaarschrift worden ingediend
bij de meerdere vergadering. Betreft het bijvoorbeeld een besluit
van de classis, dan kan men een bezwaarschrift schrijven aan de
particuliere synode. Men Beroept zich dan op die meerdere
vergadering. Dus heet een dergelijk bezwaarschrift ook wel
Beroepschrift.
Naast het woord ‘beroep’ wordt ook het woord Appel
gebruikt (uit te spreken als ‘appèl’). Men spreekt dan over een
Appel-schrift en degene die het indient heet een
Appellant.
Bijzonder ambt — zie Ambt
Bindend mandaat — zie Instructie
Blanco attestatie — zie Attestatie
Breed (Kerkeraad breed)/Buitengewone classis/Buitengewone synode — zie Vergadering
Buitensluiting (uit de gemeente) — zie Censuur
Catecheet/Catechese/Catechetisch onderwijs/Catechisant — zie Catechisatie
Catechisatie art. 55; § 2.4, 6.6
De catechisatie is het onderwijs in de gereformeerde leer. Doel
van de catechisatie is iemand te brengen tot het doen van
openbare belijdenis van het geloof, waarna hij toegelaten kan
worden tot de viering van het avondmaal.
|129|
De catechisatie kan worden gevolgd door gedoopte leden van de
kerk, maar ook door ongedoopte personen van buiten de kerk, die
dan bij hun openbare belijdenis worden gedoopt. Verder kunnen het
personen zijn die gedoopt zijn in een kerk waarmee geen
kerkelijke gemeenschap wordt onderhouden; bij hun openbare
belijdenis worden zij niet opnieuw gedoopt. Wie de catechisatie
volgt, heet Catechisant. De catechisanten die nog geen lid
van de kerk zijn, worden ook wel eens Catechumenen
genoemd. De catechisaties worden gegeven door de
Catecheet. Vaak zal dit een predikant zijn. Zijn werk heet
de Catechese of het Catechetisch onderwijs.
Het belangrijkste leerboek voor de catechisatie is de
Heidelbergse Catechismus, ook kortweg Catechismus
genoemd.
De laatste fase van de catechisatie heet de
Belijdeniscatechisatie. De catechisanten van deze groep
hebben het voornemen om binnenkort openbare belijdenis te doen.
Ze worden daarom speciaal voorbereid op het Onderzoek door
de kerkeraad. De kerkeraad moet immers beoordelen of ze rijp zijn
voor de openbare geloofsbelijdenis en de avondmaalsviering.
Catechismus/Catechumeen — zie Catechisatie
Censurabel/Censura morum — zie Censuur
Censuur art. 1, 16, 21, 37, 48, 72, 76-78, 80-82; § 2.9,
5.4, 7.4
1. Onderling toezicht van de ambtsdragers. Wanneer de kerkenraad
hiervan een speciaal agendapunt maakt, wordt dat genoemd:
Censura morum, Censuur naar art. 81 K.O. of Rondvraag
naar art. 81 K.O.
2. Aan het eind van elke meerdere vergadering worden de
afgevaardigden die zich hebben misgaan, vermaand. Dit is de
Censuur naar art. 48 K.O.
3. Over censuur wordt ook gesproken bij de Tucht, het
geheel van het kerkelijk optreden tegen de zonde in de gemeente.
Wanneer iemand daarbij wordt Afgehouden van het avondmaal,
wordt gezegd dat hij Onder censuur staat. Dit heet ook wel
de Voorlopige excommunicatie of de Kleine ban: de
kerkeraad verbiedt hem om aan het avondmaal deel te nemen.
De zonde moet dan wel zo ver zijn gekomen, dat hij
Censurabel is: het moet gewettigd zijn om op deze zonde te
reageren met censuur.
De kerkeraad kan ook besluiten tot Eenvoudige afhouding:
iemand wordt dan tijdelijk afgehouden van het avondmaal om te
onderzoeken of hij zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstige,
censurabele zonde. De censuur kan uitlopen op de werkelijke
Excommunicatie, Ban of Buitensluiting uit de
gemeente.
Wie daardoor getroffen wordt, behoort niet meer tot de
gemeenschap van de kerk.
|130|
Op weg naar deze excommunicatie doet de kerkeraad driemaal een afkondiging aan de gemeente. Deze afkondigingen worden ook wel Trappen van censuur genoemd. Men spreekt dan over de eerste, tweede of derde trap. De tijd voordat de afkondigingen zijn gedaan is de periode van Stille Censuur.
Centrale Diaconale Conferentie — zie Vergadering
Citeren — zie Horen
Classicaal ressort — zie Ressort
Classicale Diaconale Conferentie/Classis/Coetus — zie: Vergadering
Colloquium — zie Examen
Combinatie § 3.6
Wanneer een gemeente te klein is om zelfstandig een predikant te
kunnen onderhouden, kan ze een combinatie aangaan met een
naburige gemeente. Samen kunnen ze dan een predikant beroepen.
Comité
Voor de behandeling van vertrouwelijke zaken gaat een vergadering
in comité: er mogen dan geen toehoorders aanwezig zijn en alles
wat besproken wordt mag niet aan anderen worden doorverteld. Een
dergelijke comité-zitting heet ook wel een Besloten
zitting. Daartegenover staat dan de Openbare of
Publieke zitting.
Commissie — zie Deputaat
Concept-agendum — zie Agendum
Conferentie — zie Vergadering
Confessie — zie Belijdenis
Consistorie
1. De kerkeraad.
2. De plaats waar de kerkeraad bijeenkomt, ook genoemd: de
Consistorie-kamer of Kerkeraadskamer.
Consistoriegebed — zie Ambtsgebed
Consistoriekamer — zie Consistorie
Consistoriocratie — zie Hiërarchie
Constatering — zie Besluit
Constitueren — zie Openen
Consulent — zie Vacature
Contracta (Classis contracta) — zie Vergadering
Correspondentie (met buitenlandse kerken) — zie Kerkverband
Credentiebrief — zie Instructie
Curator — zie Deputaat
|131|
Deputaat art. 5, 9, 14, 15, 32, 41, 42, 44-46, 49, 79; §
3.2, 3.4, 3.5, 5.2, 5.3, 5.6-5.8
Classis, particuliere en generale synode kunnen voor de
uitvoering van hun opdrachten deputaten aanwijzen. Deze deputaten
hoeven geen leden van de vergadering te zijn. Ze hoeven zelfs
niet altijd ambtsdrager te zijn. Ze mogen aan hun opdracht
blijven werken, ook als de vergadering die hen die opdracht gaf,
inmiddels is gesloten. Ze brengen dan rapport uit aan de volgende
vergadering.
Sommige deputaten hebben een eigen naam. De deputaten van de
classis die de Kerkvisitatie of Visitatie uitvoeren
heten Visitatoren of Kerkvisitatoren: zij bezoeken
ieder jaar alle kerken in de classis om na te gaan of de
ambtsdragers hun werk goed doen. De deputaten van de generale
synode die toezicht houden op de opleiding voor de dienst des
Woords heten Curatoren.
Vaak ook worden de deputaten genoemd naar het kerkorde-artikel
dat met hun opdracht te maken heeft. Voorbeelden:
— Deputaten ad art. 11 K.O. Dit zijn deputaten van de
classis of de particuliere synode, die moeten adviseren over de
steunverlening aan gemeenten die hun eigen predikant niet
voldoende kunnen onderhouden.
— Deputaten ad art. 19 K.O. Dit zijn deputaten van de
generale synode, die zorg dragen voor de financiële ondersteuning
van de studenten in de theologie.
— Deputaten ad art. 22 K.O. Dit zijn de deputaten van de
classis, de particuliere of de generale synode, die aan deze
vergaderingen, maar ook aan de kerken, advies geven in diaconale
aangelegenheden.
— Deputaten ad art. 49 K.O. Dit zijn de deputaten van de
particuliere synode, over wie speciaal gesproken wordt in artikel
49, dat zij de classes waar nodig moeten bijstaan. De kerkorde
zelf noemt hen in artikel 79 „de in artikel 14 genoemde deputaten
van de particuliere synode”.
De benoeming van deputaten van de particuliere synode gebeurt
vaak na Voordracht van de betrokken personen door de
verschillende classes.
Zo kent ook de generale synode deputaten die benoemd worden nadat
ze door de particuliere synodes zijn voorgedragen.
Het geheel van de deputaten die voor één bepaalde taak zijn
aangewezen heet een Deputaatschap.
Bij kerkeraden wordt niet gesproken over deputaten. Wel kent een
kerkeraad Commissies. Ze zijn er in twee soorten:
— Commissies binnen de kerkeraad. Deze commissies bestaan
uit enkele leden van de kerkeraad. Ze zijn meestal tijdelijk van
aard en hebben bijvoorbeeld als opdracht om een bepaalde zaak
grondig uit te zoeken.
— Commissies van de kerkeraad. Deze commissies bestaan uit
gemeenteleden die meestal geen lid van de kerkeraad zijn. Ze zijn
|132|
meestal permanent van aard en zijn goed te vergelijken met de
deputaten van de meerdere vergaderingen.
Voorbeelden: commissie van beheer en evangelisatiecommissie.
Ook classis, particuliere en generale synode kennen hun
commissies: deze bestaan uit leden van de vergadering en hebben
als taak een bepaalde zaak voor te bereiden voor behandeling in
de vergadering. Ze zijn te vergelijken met de commissies binnen
de kerkeraad.
Elke kerkelijke vergadering kan verder Afgevaardigden
aanwijzen. Dit zijn enkele leden uit de vergadering die de
vergadering mogen vertegenwoordigen in een andere bijeenkomst of
vergadering.
De kerkorde spreekt alleen over afgevaardigden naar een meerdere
kerkelijke vergadering. Zo bestaat een classisvergadering uit
afgevaardigden van alle kerken in haar ressort.
Een particuliere synode bestaat uit afgevaardigden van alle
classes in haar ressort. En de generale synode bestaat uit
afgevaardigden van alle particuliere synodes.
Wanneer het om andere afgevaardigden gaat, dus niet naar een
meerdere vergadering maar bijvoorbeeld voor het bezoeken van een
bijeenkomst, spreekt men ook wel van een Deputatie.
Deputaatschap/Deputatie — zie Deputaat
Diaconale conferentie/Diaconale vergadering — zie Vergadering
Diaconie
1. De taak van de diaken.
2. De diaconale vergadering.
Diaken/Dienaar des Woords — zie Ambt
Dienen — zie Dienst
Dienst art. 2, 4-10, 13, 15, 16, 18, 21-23, 25, 27, 56,
58, 61, 72, 80, 81
1. Vroeger werd met het woord ‘dienst’ het ambt aangeduid.
Tegenwoordig is ‘dienst’ aanduiding van de inhoud van het ambt:
ambtsdragers Dienen. Zij dienen de gemeente en daarmee de
Here zelf. Daarin Bedienen zij hun ambt.
2. De ‘ouderling van dienst’ of Dienstdoende ouderling
heeft een speciale taak rond de eredienst. Hij spreekt het
ambtsgebed uit, geleidt de predikant naar de kansel (het
Opbrengen) en geeft hem daar een Handdruk, als
teken dat deze predikant ‘dienst’ mag doen. Na afloop van de
eredienst volgt opnieuw een handdruk, als teken dat de predikant
zijn dienst heeft volbracht.
3. De oude betekenis van het woord ‘dienst’ is nog te vinden in
de uitdrukking Dienst der barmhartigheid als naam voor het
ambt van diaken, en Dienst des Woords als naam voor het
ambt van predikant, de dienaar des Woords.
4. Het woord ‘dienst’ kan ook slaan op de eredienst (zie bij
Liturgie), vooral in samenstellingen: orde van dienst,
rouwdienst.
|133|
5. Tenslotte kan het woord ‘dienst’ een alomvattende benaming
zijn voor de hele taak van de kerk: de dienst van de kerk.
6. Het woord ‘bedienen’ is verder de naam voor het toepassen van
de ambtelijke middelen: bediening van het Woord, bediening van de
sacramenten, bediening van de tucht.
Dienstdoen — zie Dienst
Dominocratie — zie Hiërarchie
Doopattest — zie Attestatie
Dooplid art. 82; § 6.5, 6.6, 7.7
De kerk kent twee soorten leden:
Doopleden zijn zij die als kinderen in de kerk gedoopt
zijn, maar nog geen belijdenis van het geloof hebben
afgelegd;
Belijdende leden zijn zij die gedoopt zijn en bovendien
belijdenis van hun geloof hebben afgelegd.
Pasgeboren kinderen die nog niet gedoopt zijn, mogen wel als
leden van de kerk worden beschouwd; ze worden immers geen lid van
de kerk omdat ze gedoopt zijn, maar ze worden gedoopt omdat ze
behoren bij de kerk van Christus. Daarom moet de doop ook zo
spoedig mogelijk plaats vinden. Blijft die doop achterwege, dan
wordt het kind beschouwd als onttrokken aan de gemeenschap van de
kerk. Kinderen worden daarom pas na hun doop opgenomen in de
kerkelijke administratie.
Een Nalatig dooplid is een volwassen dooplid dat nalaat
openbare belijdenis van het geloof te doen. Wanneer hij bovendien
niets weten wil van Gods verbond met hem, wordt hij een
Afkerig dooplid genoemd.
Doopsformulier/Drie formulieren van eenheid — zie Formulier
Dubbel getal/Dubbeltal — zie Tal
Eenvoudige afhouding — zie Censuur
Emeritaat — zie Bevestigen
Emeritaatsgeld — zie Honorarium
Emeriteren/Emeritus — zie Bevestigen
Emolumenten — zie Honorarium
Enkelvoudige kandidaatstelling/Enkelvoudige talstelling — zie Tal
Eredienst — zie Liturgie
E.t. — zie Moderamen
Evangelisatie art. 2, 24, 25, 26; § 2.4, 5.6
1. Verkondiging van het evangelie aan mensen die geen lid van de
kerk zijn.
2. Meestal wordt de evangelisatie afgegrensd tegen de
Zending. Bij de evangelisatie verkondigt de kerk het
evangelie in de eigen omgeving, terwijl
|134|
bij de zending de kerk een of meer personen Uitzendt om in
een andere omgeving het evangelie te brengen.
Wanneer deze personen predikant zijn, heten ze Zendeling
of Missionair predikant.
De kerk die hen uitzendt is de Zendende kerk.
Naast de zendelingen kunnen er Zendingsmedewerkers zijn:
ook zij werken in opdracht van de zendende kerk aan de
verkondiging van het evangelie, maar ze zijn geen predikant.
Er kunnen ook zendingsmedewerkers worden geworden uit het
zendingsgebied zelf; zij krijgen daarvoor een bepaalde opleiding
en kunnen dan aan het werk als Evangelist.
Evangelist — zie Evangelisatie
Examen art. 2, 5, 6, 8, 18, 49; § 3.2, 3.3, 5.9
Er zijn verschillende kerkelijke examens, die allemaal worden
afgenomen door de classis.
1. Het Preparatoir examen. Wie dit examen met goed gevolg
aflegt, mag een jaar lang Proponeren binnen de kerken: hij
mag als Proponent voorgaan in de eredienst en daar een
eigengemaakte preek houden. Dit recht om voor te gaan, zonder dat
men ambtsdrager is, heet ook wel Spreekconsent.
In deze periode mag de proponent door de kerken beroepen worden
tot de dienst des Woords. Hij wordt daarom ook wel
Kandidaat genoemd. Hij is Beroepbaar en het
preparatoir examen wordt dan ook afgesloten met de
Beroepbaarstelling door de classis.
Het preparatoir examen staat alleen open voor wie de theologische
studie heeft voltooid. De kerken onderhouden daarvoor een
speciale Opleiding tot de dienst des Woords: de
Theologische Universiteit.
Wie bijzondere gaven heeft, maar geen theologische studie heeft
kunnen volgen, kan na onderzoek door de particuliere synode
worden toegelaten tot het preparatoir examen voor de classis.
Het preparatoir examen wordt afgenomen door de classis waarin de
betrokken persoon woont.
In tijden van ernstig predikanten-tekort wordt ook wel
spreekconsent verleend aan theologische studenten. Zij worden dan
eveneens eerst door de classis onderzocht. Uiteraard zijn ze dan
niet beroepbaar.
2. Het Peremptoir examen. Dit examen moet worden afgelegd
door de kandidaat die een beroep heeft aanvaard. Pas na het
examen kan hij als predikant worden bevestigd. Het examen wordt
afgenomen door de classis waarin hij na bevestiging dienst zal
doen.
3. Het Colloquium. Dit wordt gehouden bij de toepassing
van artikel 9: de toelating van voorgangers die sinds kort lid
van een der kerken zijn. Het is geen examen in die zin, dat zij
hun kunnen moeten bewijzen; wel een onderzoek naar hun kennis van
de gereformeerde leer en kerkregering.
|135|
Ook wordt dit colloquium gehouden met wat artikel 6 noemt
„predikanten die buiten Nederland gediend hebben in kerken van
gereformeerde belijdenis”.
Het moet wel worden onderscheiden van het Colloquium
doctum, dat geen kerkelijk examen is; het wordt afgenomen
door de hoogleraren in de theologie en kan worden afgelegd door
personen die hun theologische studie aan een andere dan de
kerkelijke opleiding hebben genoten; na goed gevolg kunnen zij
zich aanmelden voor het preparatoir examen.
4. Het Zendingsexamen. Dit examen moet worden afgelegd
door elke predikant die dienst wil gaan doen in het zendingswerk,
een beroep daarvoor heeft aangenomen en de speciale opleiding
heeft voltooid (de Gereformeerde Missiologische
Opleiding). Dit examen wordt afgenomen na de bevestiging tot
missionair predikant.
Excommunicatie — zie Censuur
Formalisme § 1.2
Men spreekt over een formalistisch gebruik van de kerkordelijke
regels, wanneer iemand ze strekt toepast zonder na te gaan of
daarmee in de gegeven situatie de vrede wordt bevorderd.
Daartegenover staat het Formeel optreden: ook dan is er
sprake van strikte toepassing van de kerkelijke regels, maar dan
met het uitdrukkelijke doel om daarmee de vrede te bewaren of te
hervinden.
Formeel — zie Formalisme
Formulier art. 5, 6, 20, 53, 54, 59, 61, 70, 76, 78, 82; §
3.3, 4.2, 6.4
1. Voor allerlei bijzondere onderdelen van de eredienst bestaan
Liturgische formulieren. Voorbeelden zijn het
Doopsformulier, het Avondmaalsformulier, het
Huwelijksformulier en de formulieren voor de bevestiging
van de verschillende ambtsdragers, de
Bevestigingsformulieren.
2. De Nederlandse Geloofsbelijdenis, de Heidelbergse Catechismus
en de Dordtse Leerregels heten samen de Drie formulieren van
eenheid. Die eenheid is de eenheid van het geloof, basis voor
de eenheid van de kerk.
3. Alle ambtsdragers moeten een formulier ondertekenen waarin ze
trouw beloven aan de drie formulieren van eenheid. Hiervoor
bestaan speciale Ondertekeningsformulieren.
Geloofsbelijdenis — zie Belijdenis
Geloofsbrief — zie Instructie
Gemeente — zie Kerk
Gemeentevergadering — zie Vergadering
Generale regeling art. 6, 8, 9; § 1.3
Ook wel genoemd: Generale kerkelijke bepalingen of
Synodale bepalingen.
Dit zijn aanvullende regels bij de kerkorde, opgesteld door de
generale synode.
|136|
Generale synode — zie Vergadering
Gereformeerde Kerken in Nederland, de — zie Kerkverband
Gereformeerde Missiologische Opleiding — zie Examen
Goedkeuring (door de gemeente)/Gravamen — zie Bezwaarschrift
Grond — zie Besluit
Handdruk — zie Dienst
Handelingen (van een Generale synode) — zie Verslag
Handoplegging — zie Bevestigen
Herinstitueren — zie Institueren
Heropenen — zie Schorsen
Hiërarchie § 3.6, 5.5
Letterlijk: regering door de heiligen. Het woord wordt gebruikt
om een bepaalde vorm van kerkregering mee aan te duiden. De kerk
wordt dan gezien als een landelijke organisatie, die gezag oefent
over allerlei plaatselijke afdelingen. Omdat het hoogste gezag in
zo’n geval vaak bij een generale synode ligt, spreekt men ook wel
van Synodocratie. Het woord hiërarchie wordt ook wel
algemeen gebruikt in situatie waarin bepaalde ambtsdragers
zichzelf te veel macht aanmatigen.
Een voorbeeld is de Dominocratie: een of meer predikanten
heersen over hun mede-ambtsdragers.
Een ander voorbeeld is de Consistoriocratie: de kerkeraad
regeert de gemeente zonder invloed van anderen toe te staan.
Meestal gaat dit gepaard met Independentisme, het streven
naar onafhankelijkheid: de kerkeraad voert de besluiten van
classes en synodes alleen uit als hij het er zelf mee eens is.
Honorarium § 3.4
Dit is de algemene term voor het geld dat een predikant voor zijn
ambtswerk ontvangt. Andere ambtsdragers krijgen geen geld voor
hun werk; hooguit een onkostenvergoeding.
Het vaste inkomen van een predikant in actieve dienst heet
Traktement. De vergoedingen die de kerk daarnaast nog
geeft heten Emolumenten.
Het inkomen van een emeritus-predikant heet ook wel
Emeritaatsgeld.
Hoorcommissie — zie Horen
Horen
1. Wanneer een kerkelijke vergadering zich moet bezighouden met
een geschil, kan ze besluiten de partijen te gaan horen. Dit kan
door een commissie naar de betrokken personen te laten gaan, het
kan ook door de
|137|
betrokken personen in de vergadering te laten komen. De laatste
mogelijkheid wordt het Citeren genoemd.
2. Wanneer een kerk overweegt om een bepaalde predikant te
beroepen, kan ze Hoorders op hem af sturen. Deze hoorders
beluisteren een preek van de predikant. Ook voeren ze vaak een
gesprek met hem en met enkele leden uit zijn huidige gemeente. De
hoorders maken deel uit van een Hoorcommissie.
H.t. — zie Moderamen
Huisbezoek art. 21, 22, 55; § 2.7
1. Het bezoek van een ambtsdrager bij een gemeentelid aan
huis.
2. Het jaarlijkse bezoek van twee ouderlingen op elk adres in de
gemeente.
3. Een speciaal bezoek van een of meer diakenen op elk adres in
de gemeente, waarbij men in een bepaalde tijd de hele gemeente
rond wil komen.
Huwelijksbevestiging — zie Bevestigen
Huwelijksformulier — zie Formulier
Independentisme — zie Hiërarchie
Institueren § 5.7
Het instellen van de ambten op een bepaalde plaats, waardoor daar
een nieuwe, zelfstandige kerk ontstaat. Wanneer daar eerder ook
al een kerk was geweest, spreekt men van Herinstituering.
Instructie art. 32, 33, 41, 52; § 5.3
1. Deputaten en commissies krijgen een instructie. Deze
instructie bevat een omschrijving van hun taak. De instructie is
nooit vrijblijvend: men moet hem volledig uitvoeren en men mag
niets doen wat buiten de instructie valt.
2. Afgevaardigden naar een meerdere vergadering kunnen ook een
instructie meekrijgen. Deze instructie bevat dan de opdracht om
een of meer zaken op de vergadering aan de orde te stellen. Dat
kan zijn: de mening van de afvaardigende vergadering over een
bepaalde kwestie, een voorstel van de afvaardigende vergadering,
of een vraag om advies.
Voor het overige hebben de afgevaardigden geen instructie nodig.
Ze hebben namelijk een Mandaat: binnen de grenzen van Gods
Woord en de kerkorde mogen ze naar bevind van zaken handelen in
alles wat tijdens de vergadering aan de orde komt.
Ook hoeft een instructie niet in te houden dat de afgevaardigden
verplicht zijn om in een bepaalde zaak te stemmen overeenkomstig
de mening van de vergadering die hen afvaardigde. Hebben ze
daartoe in een bijzonder geval wel opdracht gekregen, dan heet
dit een Bindend mandaat. Afgevaardigden kunnen dus ook wel
zonder instructie op een vergadering verschijnen. Maar ze kunnen
niet zonder hun mandaat.
Dat mandaat wordt omschreven in hun Credentiebrief of
Geloofsbrief. Deze brief is ondertekend namens de
vergadering die hen heeft afgevaardigd. Naast de omschrijving van
het mandaat bevat hij de namen van de afgevaardigden en, zo
nodig, van hun vervangers. Ook kan
|138|
in deze brief de instructie worden opgenomen, of een samenvatting
daarvan.
Het mandaat wordt ook wel omschreven met de woorden Last en
volmacht: de afgevaardigden hebben opdracht (last) maar ook
de vrijheid (volmacht) om in alle voorkomende zaken te handelen
volgens Gods Woord en de kerkorde.
De vergadering die hen afvaardigt heet daarom ook wel hun
Lastgever.
Intrede — zie Bevestigen
Kandidaat — zie Examen
Kandidaatstelling — zie Tal
Kerk art. 1, 4-14, 16-21, 23-27, 30, 32, 36, 41-47, 51-53,
55, 57, 58, 63-65, 68, 69, 72, 75, 77-79, 82-84; § 4.1
1. De woorden ‘kerk’ en Gemeente zijn beide een aanduiding
van de plaatselijke kerkelijke gemeenschap.
Bij het woord ‘kerk’ ligt meer nadruk op de eenheid van de
plaatselijke gemeenschap, zoals die geleid wordt door de
kerkeraad. ‘De kerken inlichten’ betekent in de praktijk vaak ‘de
kerkeraden inlichten’.
Bij het woord ‘gemeente’ ligt de nadruk meer op het complete
aantal leden van de gemeenschap. ‘De gemeente inlichten’ betekent
in de praktijk dat zo mogelijk alle leden van die gemeente worden
ingelicht.
2. De woorden ‘kerk’ en ‘gemeente’ worden ook gebruikt voor de
gemeenschap die Christus Zich vergadert door de hele geschiedenis
en over de hele wereld.
Om misverstand te voorkomen spreekt de kerkorde dan steeds over
De gemeente van Christus.
Kerkelijke bepaling — zie Generale regeling
Kerkelijke gemeenschap — zie Kerkverband
Kerkelijke huwelijksbevestiging — zie Bevestigen
Kerkelijke vergadering — zie Vergadering
Kerkelijke weg — zie Meerdere vergadering
Kerkenordening — zie Kerkverband
Kerkeraad — zie Vergadering
Kerkeraadskamer — zie Consistorie
Kerkorde — zie Kerkverband
Kerkverband art. 1, 9, 24, 31, 36, 47, 49, 53, 60, 84; §
5.9
1. De band die bestaat tussen alle kerken van gereformeerde
belijdenis, waar ook ter wereld. Deze kerken erkennen elkaar als
Zusterkerken. De band wordt onderhouden door middel van
kerkelijke Correspondentie. Dit heet ook wel het
onderhouden van Kerkelijke gemeenschap.
2. De term ‘kerkverband’ wordt vooral gebruikt als aanduiding van
de
|139|
kerkelijke gemeenschap tussen de zusterkerken in eigen land. De
naam van dit kerkverband luidt De Gereformeerde Kerken in
Nederland. Om verwarring te voorkomen wordt daar zo nodig de
aanduiding (vrijgemaakt) aan toegevoegd.
De regels voor deze gemeenschap zijn vastgelegd in de
Kerkorde, vroeger Kerkenordening genoemd.
3. De term ‘kerkverband’ wordt ook wel gehanteerd als aanduiding
voor de hele organisatie die er binnen het nationale kerkverband
is opgebouwd: classes, particuliere en generale synodes, met hun
deputaatschappen.
Kerkvisitatie/Kerkvisitator — zie Deputaat
Keurstem — zie Stemrecht
Kleine ban — zie Censuur
Kluft — zie Wijk
Kort verslag — zie Verslag
Last en volmacht/Lastgever — zie Instructie
Leer en leven — zie Attestatie
Leesdienst — zie Voorganger
Liturgie art. 1, 5, 6, 20, 56, 61, 65, 67, 68, 82; §
6.2
1. Alles wat samenhangt met de Eredienst: de samenkomst
van de gemeente om de Here te eren en te luisteren naar de
ambtelijke verkondiging van zijn Woord. Bij de term ‘liturgie’
denkt men dan vooral aan de vormgeving van de eredienst.
2. Een bepaalde Orde van dienst: de volgorde van de
elementen in de eredienst.
3. De volgorde van de elementen uit één speciale dienst.
4. Opsomming van de psalmen en gezangen die in een bepaalde
dienst gezongen zullen worden. Ook wel genoemd het
Psalmbriefje. Vaak worden hier aan toegevoegd het te lezen
Bijbelgedeelte en de tekst voor de preek.
Liturgische formulieren — zie Formulier
Losmaking — zie Schorsen
Mandaat — zie Instructie
Materiaal — zie Besluit
Meerdere vergadering art. 31-33, 41, 48-50; § 4.5, 5.5
1. Wanneer er wordt gesproken over een (’n) meerdere
vergadering, kan het gaan over de classis, de particuliere of de
generale synode, in onderscheid van de kerkeraad. ‘Meerdere
vergadering’ is dan een verzamelnaam voor die kerkelijke
vergaderingen, waarin meerdere kerken samenkomen. De generale
synode heet daarom ook wel de Meeste vergadering, omdat
daarin de meeste, namelijk alle kerken samenkomen. Op de zelfde
manier zou de kerkeraad de Minste vergadering genoemd
kunnen worden, maar deze term is vrij ongebruikelijk.
|140|
2. Wanneer er wordt gesproken over de meerdere
vergadering, is er steeds de vergelijking met een andere
vergadering, die dan de mindere vergadering wordt
genoemd.
Zo is de classis de meerdere vergadering van de kerkeraad, en de
kerkeraad de mindere vergadering van de classis. De particuliere
synode is de meerdere vergadering van de classis, zodat de
classis de mindere vergadering is van de particuliere synode.
Tenslotte is de generale synode de meerdere vergadering van de
particuliere synode, en omgekeerd is de particuliere synode de
mindere vergadering van de generale synode.
Samen vormen deze schakels de Kerkelijke weg: deze houdt
in dat men altijd via de kerkeraad naar de classis moet gaan,
altijd via de classis naar de particuliere synode, en altijd via
de particuliere synode naar de generale synode. Dus nooit van
zomaar een mindere vergadering naar zomaar een meerdere
vergadering, maar altijd van de mindere vergadering naar
de meerdere vergadering.
Meeste vergadering — zie Meerdere vergadering
Militaire attestatie — zie Attestatie
Mindere vergadering/minste vergadering — zie Meerdere vergadering
Missiologische opleiding — zie Examen
Missionair predikant — zie Evangelisatie
Moderamen art. 34, 36, 41; § 3.5, 5.4
Elke kerkelijke vergadering heeft een Praeses, die de
vergadering voorzit. Hij moet er voor zorgen dat alle zaken op
een duidelijke manier aan de orde worden gesteld en ordelijk
worden afgehandeld. Deze taak wordt wel aangeduid met het woord
Praesidium.
Daarnaast kent elke kerkelijke vergadering een Scriba, die
moet zorgen voor de schriftelijke verwerking van alles wat
behandeld is: het Scribaat.
Daarnaast kennen de classis, de particuliere synode en de
generale synode nog een Assessor. Zijn taak is om de
praeses bij te staan in de leiding van de vergadering en hem zo
nodig te vervangen: het Assessoraat. Binnen de kerkeraad
kent men vaak ook een assessor, maar dan heet hij meestal
Tweede praeses.
Het werk van een scriba is meestal zo veelomvattend, dat het over
twee personen wordt verdeeld. De particuliere synode, de generale
synode en ook veel kerkeraden kennen daarom zowel een Scriba
I als ook een Scriba II.
De classis kent gewoonlijk maar één scriba; zijn taak wordt mee
gedragen door de assessor, die met name het Kort Verslag voor
zijn rekening neemt.
De praeses, de scriba, de eventuele tweede praeses, de eventuele
assessor en de eventuele scriba II vormen samen het moderamen.
|141|
Dit moderamen zal er dus gewoonlijk zo uitzien:
— kerkeraad: praeses, tweede praeses, scriba I, scriba II
— classis: praeses, assessor, scriba
— particuliere en generale synode: praeses, assessor, scriba I en
scriba II.
Het moderamen geeft gezamenlijk leiding aan de vergadering. Soms
krijgt het de bevoegdheid om een komende vergadering, of een
onderdeel van een vergadering, voor te bereiden. Ook kan de
uitvoering van bepaalde besluiten aan het moderamen worden
opgedragen.
Achter de woorden praeses, scriba of assessor ziet men nog wel
eens de afkorting h.t. staan, of ook: e.t. Deze
afkortingen betekenen respectievelijk ‘hoc tempore’ (‘momenteel’)
en ‘eo tempore’ (‘destijds’). Voorbeeld van gebruik: wanneer een
classisvergadering twee avonden duurt (twee ‘zittingen’) en de
assessor verzendt voor de tweede zitting een Kort Verslag van de
eerste, dan zal hij ondertekenen met ‘assessor h.t.’; de
vergadering is immers nog gaande, dus is hij nog steeds assessor.
Verzendt hij het Kort Verslag na de tweede en laatste zitting,
dan moet hij ondertekenen met ‘assessor e.t.’; de vergadering is
afgelopen, dus is hij geen assessor meer.
Nabetrachting/Nabetrachtingspreek — zie Voorbereiding
Naburig art. 39, 79
1. Een (’n) naburige gemeente is gewoonweg: een gemeente
die in de zelfde omgeving is gelegen. Zo kan er ook worden
gesproken over een naburige kerk of een naburige kerkeraad.
2. De naburige gemeente is iets anders: de classis wijst
voor elke kerk de naburige gemeente aan. De kerkeraad van die
aangewezen naburige gemeente moet zijn instemming geven bij de
tucht over ambtsdragers.
Nalatig dooplid — zie Dooplid
Notulen — zie Verslag
Ondertekeningsformulier — zie Formulier
Onderzoek — zie Catechisatie
Onontvankelijk — zie Ontvankelijk
Ontheffing/Ontslag — zie Schorsen
Onttrekken — zie Opzicht
Ontvankelijk § 5.5
Een kerkelijke vergadering mag niet alle zaken in behandeling
nemen. Artikel 30 van de kerkorde geeft hiervoor de regels
aan.
Een zaak die een vergadering wel mag behandelen, heet
ontvankelijk. Mag de vergadering iets niet behandelen, dan is die
zaak of die brief Onontvankelijk.
Oordeel — zie Besluit
Opbrengen — zie Dienst
Openbare belijdenis — zie Belijdenis
Openbare zitting — zie Comité
|142|
Openen art. 29; § 5.1
Elke vergadering begint met de opening. Bij de kerkeraad wordt
deze opening verricht door de praeses, die al op een eerdere
vergadering is aangewezen.
Bij classis, particuliere synode en generale synode gebeurt het
door een afgevaardigde van de kerk die de vergadering heeft
samengeroepen.
Deze afgevaardigde kijkt ook alle geloofsbrieven na, om te
onderzoeken of alle opgeroepen afgevaardigden inderdaad volgens
de regels aanwezig zijn.
Is dit het geval, dan Constitueert de vergadering zich: de
vergadering verklaart zich een wettige classis, particuliere of
generale synode.
Dan wordt ook meteen het moderamen aangewezen of verkozen. Daarom
gebruikt men het woord constituering ook wel voor het plaatsnemen
van het moderamen.
Opleiding — zie Examen
Opzicht art. 37; § 2.5, 5.6, 7.8
Het toezicht van de ouderlingen op de gemeente en hun
mede-ambtsdragers. Het woord wordt meestal gebruikt in de
uitdrukking Opzicht en tucht: daarmee wordt aangegeven dat
het toezicht zo nodig kan leiden tot tuchtoefening, het ambtelijk
optreden tegen de zonde in de gemeente.
Iemand kan zich Stellen onder opzicht en tucht van de
kerkeraad. Het betreft dan iemand die belijdenis van het geloof
heeft afgelegd in een kerk waar geen kerkelijke gemeenschap mee
wordt onderhouden, en die zich wil voegen bij een bepaalde
gereformeerde kerk.
Evenzo kan iemand zich Onttrekken aan opzicht en tucht van
de kerkeraad: hij deelt dan mee het toezicht van de ouderlingen
en de eventuele tuchtoefening niet langer te willen verdragen. In
dat geval onttrekt hij zich eveneens aan de gemeenschap van de
kerk.
Orde van dienst — zie Liturgie
Ouderling — zie Ambt
Ouderlingenconferentie — zie Vergadering
Overweging — zie Besluit
Particuliere synode — zie Vergadering
Particulier synodaal ressort — zie Ressort
Peremptoir examen — zie Examen
Persoonlijke rondvraag — zie Rondvraag
Persverslag — zie Verslag
Praeses/Praesidium — zie Moderamen
Predikant — zie Ambt
Predikantenconferentie/Predikantencongres — zie Vergadering
Preekconsent = Spreekconsent — zie Examen
Preeklezer — zie Voorganger
|143|
Preekvoorziener
In opdracht van de kerkeraad zoekt de preekvoorziener naar
predikanten die kunnen voorgaan in de erediensten waarvoor geen
eigen predikant beschikbaar is.
Preparatoir examen — zie Examen
Primus
Letterlijk: ‘eerste’. Deze benaming wordt gebruikt voor een
afgevaardigde of een deputaat, om hem te onderscheiden van zijn
vervanger. Die vervanger heet dan Secundus, letterlijk
‘tweede’.
Een secundus treedt op wanneer de primus verhinderd is om zijn
taak uit te voeren. Bij deputaatschappen gebeurt het ook wel dat
een secundus meteen bij de werkzaamheden wordt betrokken, maar
dan meestal in mindere mate dan de primus. Bij afvaardigingen
naar de particuliere synode of de generale synode is het
gebruikelijk ook nog een vervanger voor de secundus aan te
wijzen: de Tertius, ‘derde’.
Een enkele keer wordt er zelfs een vervanger voor de tertius
benoemd: de Quartus, ‘vierde’.
Het meervoud van primus is primi, van secundus secundi, van
tertius tertii en van quartus quarti (niet quartii).
Wanneer een afvaardiging of deputaatschap uit meer personen
bestaat, kan men toch volstaan met slechts één secundus. Deze is
dan vervanger voor elk van de primi.
Maar vaak worden er evenveel secundi aangewezen als er primi
zijn, zodat elke primus zijn eigen secundus heeft.
Wanneer er meer dan een secundus is aangewezen, maar het aantal
secundi is toch minder dan het aantal primi, wordt het aan de
wijsheid van de primi overgelaten om de voorkomende werkzaamheden
zo eerlijk mogelijk onder de secundi te verdelen.
Proponeren/Proponent — zie Examen
Provinciale diaconale conferentie — zie Vergadering
Provisorisch sluiten — zie Schorsen
Psalmbriefje — zie Liturgie
Publieke acta — zie Verslag
Publieke zitting — zie Comité
Quaestor — zie Quotum
Quartus — zie Primus
Quotum
Wanneer een classis, particuliere of generale synode bepaalde
geldelijke uitgaven doet, worden de kosten gedragen door alle
kerken uit het ressort. Daarbij draagt elke kerk bij naar
verhouding van het aantal leden. Het bedrag dat per lid moet
worden betaald heet het quotum.
Het geld dat zo wordt bijeengebracht, wordt beheerd door een
Quaestor.
|144|
Rapport — zie Verslag
Ratificatie — zie Ratificeren
Ratificeren
Wanneer een mindere vergadering het besluit van een meerdere
vergadering als bindend erkent, ratificeert zij daarmee dat
besluit van die meerdere vergadering.
Deze Ratificatie kan stilzwijgend plaatsvinden. Elk
besluit van een meerdere vergadering is immers bindend voor de
mindere vergadering, tenzij bewezen wordt dat het in strijd is
met Gods Woord of met de kerkorde.
Reisattestatie — zie Attestatie
Ressort art. 5, 8, 24, 41, 44; § 5.7
1. Het gebied waarin de leden van een bepaalde kerk wonen. In dit
gebied kunnen verschillende plaatsen liggen. Die plaatsen en de
kerkleden die er wonen, Ressorteren dan onder die ene
kerk.
Voorbeelden: Houwerzijl ligt in het ressort van de kerk te Ulrum;
’s Gravenzande ressorteert onder de kerk te Monster.
2. Het gezamenlijke gebied van kerken die behoren bij een
bepaalde classis. Al deze kerken en hun leden ressorteren dan
onder die classis; ze bevinden zich binnen het ene Classicale
ressort.
Voorbeeld: de kerk te Ulrum ressorteert onder de classis
Warffum.
3. Het gezamenlijke gebied van kerken die behoren bij een
bepaalde particuliere synode. Al deze kerken, hun leden en hun
classes vallen binnen dit Particulier synodaal
ressort.
Voorbeeld: de classis ’s Gravenhage ressorteert onder de
particuliere synode Zuid-Holland.
Het is niet gebruikelijk om te spreken over een generaal synodaal
ressort; in de generale synode komen immers alle gereformeerde
kerken van Nederland samen.
Ressorteren — zie Ressort
Revisie/Revisie-verzoek — zie Bezwaarschrift
Roepen art. 3-7, 15, 20, 23-25, 43, 45, 46, 65; § 3.4,
4.3, 5.1, 6.1
1. In het algemeen betekent het roepen, dat een bepaalde taak met
gezag wordt opgelegd. Zo kan de kerkorde spreken over een
‘zendingsroeping’: God legt met zijn gezag aan de kerken de taak
op om overal ter wereld het evangelie uit te dragen.
2. In het bijzonder wordt door de kerkorde gesproken over roeping
tot het ambt. Dit gebeurt door de kerkeraad met de diakenen, in
samenwerking met de gemeente. En in die weg is het weer God zelf,
die roept.
Bij de roeping van predikanten hoort als eerste stap de
Beroeping, ook genoemd: het Beroep. Dit is het
verzoek van kerkeraad en gemeente aan een bepaalde kandidaat of
predikant om zich als dienaar des Woords te geven aan die
gemeente. De kandidaat of predikant zal dit beroep ernstig
overwegen om na te gaan of God zelf hem daarin roept.
Het beroep wordt overgebracht door een Beroepsbrief.
|145|
Deze beroepsbrief moet niet worden verward met een
Beroepschrift, waarin iemand zich volgens artikel 31
beroept op de meerdere vergadering. Zie daarover bij
Bezwaarschrift.
3. Iemand kan een roeping voelen voor het ambt van bijvoorbeeld
ouderling. Dat wil zeggen dat hij bij zichzelf overweegt dat er
ouderlingen nodig zijn en dat hij zelf daarvoor bepaalde gaven
heeft.
Dit betekent nog niet dat hij zich mag opdringen als ouderling;
wel mag hij zich er verder op voorbereiden en dan een werkelijke
roeping afwachten.
4. Elke kerkelijke vergadering wordt Samengeroepen. Bij
een meerdere vergadering gebeurt dat door een kerk die daarvoor
door de vorige vergadering is aangewezen. Deze kerk heet de
Samenroepende kerk of ook de Roepende kerk.
Ook voor deputaatschappen en commissies wordt meestal een
samenroeper aangewezen; in dit geval is de term alleen maar
‘samenroeper’ en nooit ‘roeper’.
Het woord samenroepen wordt verder nog gebruikt voor het roepen
van de gemeente door de kerkeraad naar de eredienst.
Rondvraag § 2.9, 5.7
Bij de rondvraag krijgen alle leden van een vergadering de
gelegenheid om iets naar voren te brengen. Wanneer de uitnodiging
daarvoor in het algemeen wordt gedaan, spreekt men van een
Algemene rondvraag. Wordt ieder bij name gevraagd of hij
iets zeggen wil, dan is er sprake van een Persoonlijke
rondvraag.
Elke classisvergadering kent verder een Rondvraag naar art. 41
K.O., waarin de praeses aan alle kerken de vragen stelt die
hem in artikel 41 worden voorgeschreven.
Binnen de kerkeraad wordt het onderlinge toezicht van de
ambtsdragers regelmatig uitgevoerd via een Rondvraag naar art.
81 K.O. (zie ook bij Censuur).
Samenroepen — zie Roepen
Samenroepende kerk — zie Adresvoerende kerk en Roepen
Schorsen art. 7, 14, 15, 29, 34, 52, 53, 79, 80; § 3.4,
7.6, 7.8
1. Wanneer een ambtsdrager een ernstige zonde begaat, mag hij
zijn ambt niet meer uitoefenen. Hij wordt dan geschorst. Dit is
een voorlopige maatregel, die dus ook maar voor een bepaalde tijd
genomen kan worden. Als hij zijn ambt definitief moet verliezen
wordt hij Afgezet.
Ambtsdragers kunnen zelf Ontheffing vragen uit het ambt.
Zij kunnen dit doen om aan schorsing of afzetting te ontkomen.
Ook kunnen ze ontheffing vragen wanneer ze menen om allerlei
redenen niet langer in staat te zijn tot de vervulling van hun
ambt.
Een kerkeraad kan een predikant Ontslag geven. Dit is
mogelijk wanneer de predikant in die ene kerk niet meer met
vrucht kan werken, terwijl dat in in een andere kerk wel mogelijk
zou zijn. Dit ontslag heet ook wel
|146|
Losmaking. De predikant kan dan in een andere kerk worden
beroepen; bij schorsing, afzetting of ontheffing is dat niet
mogelijk.
Het woord ‘ontslag’ wordt ook gebruikt wanneer een dienstdoende
predikant een beroep aanneemt naar een andere kerk. Zijn eigen
kerk moet hem dan laten gaan en geeft hem daarom een Akte van
ontslag. Ook de classis zal hem een dergelijke akte meegeven;
daarin wordt hij ontslagen van de verplichtingen die hij binnen
de classis had, bijvoorbeeld als kerkvisitator.
Zo kunnen ook allerlei deputaten na gedane arbeid worden
ontslagen door de vergadering die hen heeft benoemd.
2. Ook een vergadering kan geschorst worden. Dit houdt in dat de
vergadering een tijdlang wordt onderbroken. Duurt die
onderbreking langere tijd, dan begint bij de Heropening
een nieuwe Zitting. Eén vergadering kan zo vele zittingen
tellen.
Aan het eind van de laatste zitting wordt de vergadering
Gesloten.
Er bestaat ook een tussenvorm tussen sluiting en schorsing van
een vergadering: de Provisorische sluiting. Deze wordt
toegepast wanneer wel alle zaken zijn afgehandeld, maar de
mogelijkheid bestaat dat de vergadering in een bepaalde zaak na
verloop van tijd nog aanvullende besluiten zal moeten nemen.
Schuldbelijdenis — zie Belijdenis
Scriba/Scribaat — zie Moderamen
Secundus — zie Primus
Simonie art. 80; § 7.6
In Handelingen 8: 18-20 wordt verteld over een zekere Simon, die
geld bood om een ambtelijke bevoegdheid te krijgen. Vandaar de
naam ‘simonie’ voor elke poging om met geld of goederen een
bepaalde positie als ambtsdrager te veroveren.
Sluiten — zie Schorsen
Smal (Kerkeraad smal) — zie Vergadering
Spreekconsent — zie Examen
Stellen onder opzicht en tucht — zie Opzicht
Stemrecht art. 32, 42; § 5.3
Het recht om een stem uit te brengen die meeweegt in de
besluitvorming. Dit stemrecht heet ook wel het recht van
Keurstem, om het te onderscheiden van de Adviserende
stem. Wie adviserende stem heeft, mag wel meespreken in de
vergadering, maar niet meebeslissen. Wie keurstem heeft, mag
beide: meespreken en meebeslissen.
Stille censuur — zie Censuur
Synodale bepaling — zie Generale regeling
Synode — zie Vergadering
Synodocratie — zie Hiërarchie
|147|
Tal art. 20; § 4.3
Bij de roeping van ouderlingen en diakenen moet de kerkeraad de
gemeente laten kiezen uit een aantal personen, tweemaal zoveel
als er verkozen moeten worden: een Dubbel getal.
De opstelling van deze lijst door de kerkeraad heet de
Talstelling. De personen die op deze lijst voorkomen,
staan op tal.
Hoeft er maar één ambtsdrager verkozen te worden, zodat er dus
slechts twee kandidaten zijn, dan spreekt men van een
Tweetal of Dubbeltal. Soms gebruikt men het woord
‘dubbeltal’ ook voor meer dan twee kandidaten, wanneer dus
eigenlijk ‘dubbel getal’ is bedoeld.
Eventueel kan de kerkeraad evenveel personen voorstellen als er
ambtsdragers nodig zijn. Er is dan sprake van Enkelvoudige
talstelling of Enkelvoudige kandidaatstelling.
Een enkele keer wordt de vorm van het tweetal ook toegepast bij
de roeping van predikant.
Talstelling — zie Tal
Tertius — zie Primus
Theologische Universiteit — zie Examen
Traktement — zie Honorarium
Trap (van censuur) — zie Censuur
Tucht — zie Censuur en Opzicht
Tweetal — zie Tal
Uitspraak — zie Besluit
Uitzenden — zie Evangelisatie
Vacant — zie Vacature
Vacature art. 5, 6, 43; § 3.7
Wanneer een kerk een ambtsdrager minder heeft dan men wilde,
bestaat er een vacature. Dat kan dus een open plaats zijn voor
een predikant, een ouderling of een diaken.
Wanneer een gemeente geen dienstdoende predikant heeft, heet ze
Vacant. De classis wijst voor zo’n gemeente een andere
predikant aan als Consulent, dat is: adviseur van de
kerkeraad.
Vergadering art. 1, 5-12, 14, 15, 17, 20, 26, 28-53, 57,
60, 62-70, 74-77, 79, 82, 84; § 2.8, 4.3, 5.1, 5.2, 5.6, 5.7
1. De kerkorde kent slechts vier Kerkelijke vergaderingen:
de Kerkeraad, de Classis, de Particuliere
synode en de Generale synode. Alleen deze
vergaderingen kunnen besluiten nemen die bindend zijn voor de
kerken.
Binnen deze rij is alleen de kerkeraad een Ambtelijke
vergadering: een vergadering van ambtsdragers, die ambtelijke
handelingen mag verrichten.
De andere vergaderingen zijn vergaderingen van kerken of,
preciezer gezegd, vergaderingen van afgevaardigden van de kerken.
Ze heten ook wel Meerdere vergaderingen (zie aldaar).
De classis is een vergadering van afgevaardigden van kerkeraden.
De
|148|
particuliere synode is een vergadering van afgevaardigden van
classes. De generale synode is de vergadering van de
afgevaardigden van de particuliere synodes.
De kerkeraad vergadert soms met, soms zonder de diakenen. Voor
het gemak worden deze beide vormen wel aangeduid als
Kerkeraad-breed en Kerkeraad-smal.
Een Classis contracta is een vergadering van slechts
enkele kerken uit de classis, die gemachtigd zijn om bepaalde
formaliteiten namens de classis af te handelen.
Een Classis ad hoc is een classisvergadering die speciaal
wordt belegd om een bepaalde zaak af te handelen. Andere zaken
dan die, waarvoor de vergadering is bijeengeroepen, mogen dan
niet in behandeling komen. Het zelfde geldt voor een
Particuliere of Generale synode ad hoc. Een
dergelijke vergadering heet ook wel een Buitengewone
classis of Buitengewone synode.
Het meervoud van classis luidt ‘classes’.
2. Als niet-kerkelijke vergadering noemt artikel 41 van de
kerkorde de bijeenkomst van de diakenen, de Diaconale
vergadering. Diakenen kunnen elkaar verder ontmoeten op een
Classicale diaconale conferentie, een Provinciale
diaconale conferentie of een Centrale diaconale
conferentie.
Ook voor ouderlingen en predikanten bestaan er
Ouderlingenconferenties en Predikantenconferenties.
De ouderlingenconferenties zijn landelijk. Een
Predikantencongres is een meerdaagse bijeenkomst van
predikanten. Een Coetus is een bijeenkomst van predikanten
uit een classis.
Al deze bijeenkomsten hebben geen bevoegdheid om besluiten te
nemen die bindend zijn binnen de kerken.
Aparte vermelding verdient de Vergadering van de kerkeraad met
de gemeente, ook wel Gemeentevergadering genoemd. Ook
deze vergadering kan geen bindende besluiten nemen. Wel kan de
kerkeraad van tevoren uitspreken dat hij zich zal houden aan de
uitslag van een stemming in deze vergadering. Dat zal
bijvoorbeeld het geval zijn bij de verkiezing van ambtsdragers.
In zo’n geval wordt het stemrecht alleen toegekend aan de
mannelijke leden die toegang hebben tot het avondmaal.
Verslag art. 44, 49; § 5.4
1. Elke vergadering legt zijn handelingen vast in een officieel
verslag. Bij kerkeraad en classis zijn dit de Notulen, bij
de particuliere en generale synode zijn het de Acta.
De acta mogen door ieder worden ingezien. Daarom worden
vertrouwelijke zaken apart opgenomen in de Vertrouwelijke
acta. Bij de generale synode worden deze ook wel de
Handelingen genoemd.
|149|
De niet-vertrouwelijke acta heten hierom ook wel de Publieke
acta.
2. De meeste kerkelijke vergaderingen stellen een
Persverslag samen, ook genoemd het Kort
verslag.
3. Wanneer iemand verslag uitbrengt aan zijn opdrachtgevers, heet
dit een Rapport. De afgevaardigden naar de classis brengen
rapport uit op de eigen kerkeraad; de deputaten van de synode
brengen rapport uit aan de volgende synode; de commissie van de
synode brengt rapport uit op een volgende zitting.
Vertrouwelijke acta — zie Verslag
Visitatie/Visitator — zie Deputaat
Volmacht — zie Instructie
Voorbereiding § 6.7
Hiermee wordt wel in het bijzonder de voorbereiding op de viering
van het avondmaal bedoeld, en dan vooral de
Voorbereidingspreek, die gehouden wordt op de zondag
voorafgaande aan het avondmaal.
Zo is er ook de Nabetrachting op het avondmaal in de
Nabetrachtingspreek, die gehouden wordt op de
avondmaalszondag zelf, na de eigenlijke bediening van het
sacrament, dus in de middagdienst. Over beide zaken zijn geen
kerkelijke afspraken gemaakt, maar ze zijn wel gebruikelijk.
Voorbereidingspreek — zie Voorbereiding
Voordracht — zie Deputaat
Voorgaan — zie Voorganger
Voorganger art. 8-10, 16, 33; § 6.1
1. Een voorganger is iemand die mag Voorgaan in de
eredienst. Hij kondigt aan wat er gezongen wordt en houdt een
preek. Ook mag hij voorgaan in het gebed.
De voorganger is in normale gevallen een predikant. Wanneer er
geen predikant beschikbaar is, wijst de kerkeraad iemand uit de
gemeente aan om voor te gaan in de eredienst. Deze voorganger mag
geen eigen preek houden maar moet er een voorlezen van een
gereformeerd predikant. Hij wordt daarom wel Preeklezer
genoemd. De dienst waarin een preeklezer voorgaat heet dan een
Leesdienst.
Verder kan de voorganger een proponent zijn of een student met
spreekconsent (zie bij Examen).
Een Voorlezer is een ouderling die in de eredienst de wet,
de geloofsbelijdenis en de Bijbelgedeelten voorleest. Is er geen
voorlezer, dan wordt dit eveneens door de voorganger gedaan.
2. Een Voorgangster is een vorige vergadering. Voorbeeld:
de voorgangster van een generale synode is de generale synode die
aan deze is voorafgegaan. Die voorgangster wordt ook wel de
‘voorgaande’ synode genoemd.
Voorgangster/Voorlezer — zie Voorganger
Voorlopig agendum — zie Agendum
|150|
Voorlopige excommunicatie — zie Censuur
Vrijgemaakt — zie Kerkverband
Vroegdoop § 6.5
Een belaste term: de voorstanders van de vroegdoop spreken liever
over ‘normale, niet verlate doop’. Er wordt mee gedoeld op het
tijdstip van de doop voor een pasgeboren kind. Bij de ‘vroegdoop’
gebeurt dit zo mogelijk in de eerste eredienst na de geboorte van
het kind. In ieder geval wordt er niet gewacht tot de moeder
zover is hersteld, dat ze erbij kan zijn.
Wettig bezwaar — zie Bezwaarschrift
Wijk
1. Een bepaald afgebakend gebied binnen een kerkelijke gemeente.
Soms worden deze wijken nog onderverdeeld, met name in grote
gemeenten met meer dan een predikant. Voor de onderverdeling
wordt wel eens het woord Kluft gebruikt.
Het omgekeerde komt ook voor: ‘kluft’ is dan de naam voor het
grote onderdeel van de gemeente en ‘wijk’ de naam voor een
onderdeel van een kluft.
In een grote wijk kan een Wijkraad bestaan. Hierin vindt
het geregeld overleg plaats tussen de ambtsdragers die werkzaam
zijn in die wijk. De kerkeraad kan aan een dergelijke wijkraad
bepaalde bevoegdheden overdragen, bijvoorbeeld de regeling van de
huisbezoeken.
2. ‘Wijk’ is ook de naam voor het werkgebied van een bepaalde
ambtsdrager. Deze wijk kan gelijk zijn aan de wijk zoals onder 1.
genoemd.
Wijkraad — zie Wijk
Zendeling/Zendende kerk/Zending — zie Evangelisatie
Zendingsexamen — zie Examen
Zendingsmedewerker — zie Evangelisatie
Zitting — zie Schorsen
Zusterkerk — zie Kerkverband