|5|

Inhoud

 

Woord vooraf, 7

1. Algemeen, 9
1.1. Geen wanorde maar vrede, 9
1.2. Formalistisch of formeel, 9
1.3. Synodale bepalingen, 10
1.4. Geschiedenis van de kerkorde, 11
1.5. Wijziging van de kerkorde, 11
1.6. Indeling, 12

2. De ambten, 13
2.1. Kerkregering door ambtsdragers, 13
2.2. I Timoteüs, 13
2.3. Vrouwen in het ambt?, 14
2.4. Taak van de predikant, 17
2.5. Taak van de ouderling, 18
2.6. Taak van de diaken, 18
2.7. Huisbezoeken, 19
2.8. Samenwerking van de ambtsdragers, 21
2.9. Goede onderlinge verhoudingen, 22

3. De predikant, 25
3.1. Veel aandacht voor de predikant, 25
3.2. Opleiding, 25
3.3. Trouw aan Gods Woord, 27
3.4. Levenstaak, 30
3.5. Bijzondere functies, 34
3.6. Geen dominocratie, 35
3.7. De consulent, 37

4. De gemeente, 39
4.1. Eigen plaats, 39
4.2. Gestimuleerd door de kerkeraad, 39
4.3. Eigen inbreng bij roeping en beroeping, 41
4.4. Recht van bezwaar, 44
4.5. Recht van beroep, 46

|6|

5. De vergaderingen, 51
5.1. Omschrijving, 51
5.2. Wat kan de diaken hiermee?, 52
5.3. Geloofsbrieven, 55
5.4. Orde in de vergadering, 57
5.5. Wie heeft het laatste woord?, 60
5.6. Eigen karakter van de kerkeraad, 65
5.7. Eigen karakter van de classis, 70
5.8. Eigen karakter van de particuliere synode, 76
5.9. Eigen karakter van de generale synode, 78

6. De eredienst, 84
6.1. Tweemaal per zondag, 84
6.2. Orde in de eredienst, 85
6.3. Bijzondere diensten, 86
6.4. Bijzondere onderdelen, 90
6.5. Tijdstip van de doop, 92
6.6. Van doop naar avondmaal, 94
6.7. De avondmaalsviering, 96
6.8. Toelating tot het avondmaal, 98
6.9. Attestaties, 99

7. De tucht, 102
7.1. Doel, 102
7.2. Indeling, 103
7.3. Wie oefent tucht?, 104
7.4. Geheime zonden, 108
7.5. Openbare zonden, 111
7.6. Tucht over ambtsdragers, 114
7.7. Tucht over doopleden, 117
7.8. Onttrekking, 118
7.9. Als het doel bereikt wordt, 120

Woordenlijst, 123

Register, 151