|105|

Bijlage Kerkordelijke bepalingen

 

De hieronder opgenomen artikelen uit de kerkorde zijn ontleend aan een editie van De Moor en Jansen uit 1923.1

Art. 11

Aan de andere zijde zal de Kerkeraad, als representeerende de gemeente, ook gehouden zijn hare Dienaars van behoorlijk onderhoud te verzorgen, en hen niet uit hun dienst te ontslaan zonder kennis en approbatie van de Classe en van Deputaten der Particuliere Synode.

Art. 29

Vierderlei kerkelijke samenkomsten zullen onderhouden worden: de Kerkeraad, de Classicale vergaderingen, de Particuliere Synode, en de Generale of Nationale.

Art. 30

In deze samenkomsten zullen geene andere dan kerkelijke zaken, en dezelve op kerkelijke wijze, verhandeld worden. In meerdere vergaderingen zal men niet handelen, dan ’t gene dat in mindere niet heeft afgehandeld kunnen worden, of dat tot de Kerken der meerdere vergadering in ’t gemeen behoort.

Art. 31

Zoo iemand zich beklaagt door de uitspraak der mindere vergadering verongelijkt te zijn, dezelve zal zich op eene meerdere kerkelijke vergadering beroepen mogen; en ’t gene door de meeste stemmen goedgevonden is, zal voor vast en bondig gehouden worden. Tenzij dat het bewezen worde te strijden tegen het Woord Gods, of tegen de Artikelen in deze Generale Synode besloten, zoo lang als dezelve door geene andere Generale Synode veranderd zijn.

Art. 36

’t Zelfde zeggen heeft de Classe over den Kerkeraad, ’t welk de Particuliere Synode heeft over de Classe, en de Generale Synode over de Particuliere.


1 J.C. de Moor en Joh. Jansen, Kerkenordening van de Gereformeerde Kerken in Nederland, Wageningen 1925.

|106|

Art. 41

De classicale vergaderingen zullen bestaan uit genabuurde Kerken, dewelke elk een Dienaar en een Ouderling, ter plaatse en tijd bij hen in het scheiden van elke vergadering goedgevonden (zoo nochtans, dat men het boven de drie maanden niet uitstelle), daarhenen met behoorlijke credentie afvaardigen zullen; in welke samenkomsten de Dienaars bij beurte, of anderszins die van dezelve vergadering verkoren wordt, presideeren zullen, zoo nochtans, dat dezelve tweemaal achtereen niet zal mogen verkoren worden. Voorts zal de praeses onder anderen een iegelijk afvragen, of zij in hunne Kerken hunne kerkeraadsvergadering houden; of de kerkelijke discipline geoefend wordt; of de armen en scholen bezorgd worden; ten laatste, of er iets is, waarin zij het oordeel en de hulp der Classe tot rechte instelling hunner Kerk behoeven. En eindelijk zullen in de laatste vergadering vóór de Particuliere Synode verkoren worden, die op deze Synode gaan zullen.

Art. 44

De Classe zal ook eenige harer Dienaren, ten minste twee, van de oudste, ervarenste en geschiktste, autoriseeren, om in alle Kerken, van de steden zoowel als van het platte land, alle jaar visitatie te doen, en toe te zien, of de Leeraars, Kerkeraden en Schoolmeesters hun ambt getrouwelijk waarnemen, bij de zuiverheid der leer verblijven, de aangenomene orde in alles onderhouden, en de stichting der gemeente, mitsgaders der jonge jeugd, naar behooren, zooveel hun mogelijk is, met woorden en werken bevorderen; teneinde zij diegenen, die nalatig in het een of ander bevonden worden, in tijds mogen broederlijk vermanen, en met raad en daad alles tot vrede, opbouwing, en het meeste profijt der Kerken en scholen helpen dirigeeren. En iedere Classe zal deze visitatoren mogen continueeren in hunne bediening, zoo lang het haar zal goeddunken, ten ware dat de visitatoren zelven, om redenen, van dewelke de Classe oordeelen zal, verzochten ontslagen te worden.

Art. 49

Iedere Synode zal ook eenigen deputeeren, om alles wat de Synode geordonneerd heeft, te verrichten en in voorvallende zwarigheden aan de Classen de hand te bieden, waarbij voor de onderscheidene belangen zooveel mogelijk afzonderlijke groepen van deputaten te benoemen zijn, en om, althans ten getale van twee of drie, over alle peremptoire examens

|107|

der aankomende predikanten te staan. En alle deze deputaten zullen van alle hunne handelingen goede notitie houden, om de Synode rapport te doen, en zoo het geëischt wordt redenen te geven. Ook zullen zij niet ontslagen wezen van hunnen dienst, voor en aleer de Synode zelve hen daarvan ontslaat.

Art. 50

De Nationale Synode zal ordinaarlijk alle drie jaren eens gehouden worden, ten ware dat er eenige dringende nood ware, om den tijd korter te nemen. Tot deze zullen twee Dienaren en twee Ouderlingen uit elke Particuliere Synode afgezonden worden. Voorts zal de Kerk, die last geeft om den tijd en de plaats der Generale Synode aan te wijzen, zoo dezelve naar het oordeel van ten minste twee Particuliere Synoden binnen de driejaren te beroepen ware, met advies of onder goedkeuring van hare Particuliere Synode van den tijd en de plaats besluiten.

Art. 71

Gelijkerwijs de Christelijke straf geestelijk is, en niemand van het burgerlijk gericht of straf der Overheid bevrijdt, alzoo worden ook, benevens de burgerlijke straf, de kerkelijke censuren noodzakelijk vereischt, om den zondaar met de Kerk en zijnen naaste te verzoenen, en de ergernis uit de gemeente van Christus weg te nemen.

Art. 72

Wanneer dan iemand tegen de zuiverheid der leer of vromigheid des wandels zondigt: zooverre als het heimelijk is, en geene openbare ergernis gegevens heeft, zoo zal de regel onderhouden worden, welken Christus duidelijk voorschrijft in Matth. 18.

Art. 73

De heimelijke zonden, waarvan de zondaar door één, en in ’t bijzonder, of voor twee of drie getuigen vermaand zijnde, berouw heeft, zullen voor den Kerkeraad niet gebracht worden.

Art. 74

Zoo iemand, van eene heimelijke zonde door twee of drie personen in liefde vermaande zijnde, geen gehoor geeft, of anderszins eene openbare zopnde bedreven heeft, zal zulks den

|108|

Kerkeraad aangegeven worden.

Art. 75

Van al zulke zonden, die van haar nature wege openbaar, of door verachting der kerkelijke vermaningen in het openbaar gekomen zijn, zal de verzoening (wanneer men genoegzame teekenen van boetvaardigheid ziet) in zulken vorm en manier geschieden als tot stichting van iedere Kerk door den Kerkeraad bekwaam zal geoordeeld worden. Of zij in bepaalde gevallen openbaarlijk geschieden zal, wordt, wanneer daarover in den Kerkeraad verschil is, in Kerken, waar maar één Dienaar is, met advies van twee genabuurde Kerken beoordeeld.

Art. 76

Zoo wie hardnekkiglijk de vermaning des Kerkeraads verwerpt, en desgelijks wie eene openbare of anderszinds eene grove zonden gedaan heeft, zal van het Avondmaal des Heeren afgehouden worden. En indien hij, afgehouden zijnde, na verscheidene vermaningen geen teeken der boetvaardigheid bewijst, zoo zal men ten laatste tot de uiterste remedie, namelijk de afsnijding, komen, volgens de forme naar den Woorde Gods daartoe gesteld. Doch zal niemand afgesneden worden, dan met voorgaand advies der Classe.

Art. 77

Aleer men, na de afhouding van het Avondmaal en de daarop nog gevolgde onderscheidene vermaningen, tot de afsnijding komt, zal men de hardnekkigheid des zondaars der gemeente openlijk te kennen geven, de zonde verklarende, mitsgaders de naarstigheid aan hem bewezen, in het bestraffen, afhouden van het Avondmaal, en menigvuldige vermaningen, en zal de gemeente vermaand worden hem aan te spreken, en voor hem te bidden. Zoodanige vermaningen zullen er drie geschieden. In de eerste zal de zondaar niet genoemd worden, opdat hij eenigszinds verschoond worde. In de tweede zal met advies der Classe zijn naam uitgedrukt worden. In de derde zal men de gemeente te kennen geven, dat men hem (tenzij dat hij zich bekeere) van de gemeenschap der Kerk uitsluiten zal, opdat zijne afsnijding, zoo hij hardnekkig blijft, met stilzwijgende bewilliging der Kerk geschiede. De tijd tusschen de vermaningen zal aan het oordeel des Kerkeraads staan.

|109|

Art. 78

Wanneer iemand, die geëxcommuniceerd is, zich wederom wil verzoenen, met de gemeente door boetvaardigheid, zoo zal hetzelve vóór de handeling des Avondmaals, of anderszins naar gelegenheid, tevoren der gemeente aangezegd worden, teneinde hij ten naastkomende Avondmale (zooverre niemand iets weet voor te brengen ter contrarie) openbaarlijk met professie zijner bekeering weder opgenomen worde, volgens het Formulier daarvan zijnde.

Art. 79

Wanneer Dienaars des Goddelijken Woords, Ouderlingen of Diakenen eene openbare grove zonde bedrijven, die der Kerk schandelijk, of ook bij de Overheid strafwaardig is, zullen wel de Ouderlingen en Diakenen terstond door voorgaand oordeel des Kerkeraads derzelver en der naastgelegene gemeente in hunnen dienst geschorst of daarvan afgezet worden, maar de Dienaars alleenlijk geschorst worden. Of deze geheel van den dienst af te zetten zijn, zal aan het oordeel der Classe staan, met advies van de in Art. 11 genoemde Deputaten der Particuliere Synode.

Art. 80

Voorts onder de grove zonden, die waardig zijn met opschorting of afstelling van den dienst gestraft te worden, zijn deze de voornaamste: valsche leer of ketterij, openbare scheurma-king, openlijke blasphemie, simonie, trouwelooze verlating zijns dienstes of indringing in eens anderen dienst, meineedigheid, echtbreuk, hoererij, dieverij, geweld, gewoonlijke dronkenschap, vechterij, vuil gewin; kortelijk, alle de zonden en grove feiten, die den bedrijver voor de wereld eerloos maken, en in een ander gemeen lidmaat der Kerk der afsnijding waardig zouden gerekend worden.

Art. 84

Geene Kerk zal over andere Kerken, geen Dienaar over andere Dienaren, geen Ouderling of Diaken over andere Ouderlingen of Diakenen eenige heerschappij voeren.

 

Ondertekeningsformulier voor de Dienaren des Woords

Wij ondergeschreven Bedienaren des Goddelijken Woords ressorteerende onder de Classis

|110|

van N.N. verklaren oprechtelijk in goeder conscientie voor den Heere, met deze onze onderteekening, dat wij van harte gevoelen en gelooven, dat alle de Artikelen en stukken der Leer, in de Belijdenis en den Catechismus der Gereformeerde Nederlandsche Kerken begrepen, mitsgaders de Verklaring over eenige Punten der voorzeide Leer in de Nationale Synode Anno 1619 te Dordrecht gesteld, in alles met Gods Woord overeenkomen. Beloven derhalve, dat wij de voorzeide Leer naarstelijk zullen leeren en getrouwelijk voorstaan, zonder iets tegen deze Leer, ’t zij openlijk of heimelijk, directelijk of indirectelijk te leeren of te schrijven. Gelijk ook, dat wij niet alleen alle dwalingen daartegen strijdende, en met name ook die in de voorzeide Synode zijn veroordeeld, verwerpen, maar ook zullen tegenstaan, wederleggen en helpen weren. En indien het zou mogen gebeuren, dat wij na dezen eenig bedenken of ander gevoelen tegen de voorzeide leer of eenig punt derzelve kregen, beloven wij, dat wij het noch openlijk noch heimelijk zullen voorstellen, drijven, prediken of schrijven; maar dat wij het vooraf den Kerkeraad, Classis of Synode zullen openbaren, om door deze geëxamineerd te worden, bereid zijnde ’t aller tijd ons aan het oordeel derzelve gewilliglijk te onderwerpen; op poene dat wij hiertegen doende metterdaad (ipso facto) van onze diensten gesuspendeerd zullen zijn. En indien de Kerkeraad, Classis of Synode ’t eeniger tijd om gewichtige oorzaken van nadenken zou goedvinden, tot behouding van de eenheid en zuiverheid der Leer, van ons te eischen nader verklaring van ons gevoelen over eenig Artikel der voorzeide Belijdenis, van den Catechismus of van de verklaring der Nationale Synode; zoo beloven wij ook mitsdezen, dat wij ’t aller tijd daartoe bereid en willig zullen zijn, op poene als boven, behoudens het recht van appèl, ingeval van bezwaarnis, gedurende welken tijd van appèl wij ons naar de uitspraak der Particuliere Synode zullen regelen.