|72|
De opdracht van de Generale Synode Ede 2014-2015 aan deputaten M/V in de kerk en M/V en ambt luidt:
Besluit 2:
a. niet in te stemmen met de onderbouwing van de conclusie van de
deputaten M/V in de kerk dat het past binnen de bandbreedte van
wat als Schriftuurlijk en gereformeerd kan worden bestempeld
wanneer naast mannen ook vrouwen in de kerkelijke ambten mogen
dienen.
b. de visie dat behalve mannen ook vrouwen in de kerkelijke
ambten mogen dienen moet vrij bespreekbaar zijn zolang er vanuit
de Schrift geargumenteerd wordt.
Grond:
het doorlopend spreken van de Schrift laat twee lijnen zien. De
ene lijn is die van gelijkwaardigheid tussen man en vrouw – de
andere die van het verschil in verantwoordelijkheid die God aan
man en vrouw heeft gegeven; deze beide lijnen dienen
verdisconteerd te worden.
Besluit 3:
a. een nieuw deputaatschap M/V en ambt te benoemen dat in kaart
moet brengen:
1. hoe de ambtelijke structuur zo kan worden ingevuld dat
vrouwen zich daarbinnen kunnen inzetten voor Gods koninkrijk; dit
met inachtneming van de onder besluit 2 genoemde grond;
2. wat de consequenties van een dergelijke structuur zijn
met betrekking tot de in gebruik zijnde formulieren en de
kerkorde;
3. hoe binnen de zusterkerken wordt gedacht over de
invulling van de ambten van predikant, ouderling en diaken;
dit met het oog op het onderhouden van de katholiciteit van de
kerk.
b. de binnen- en buitenlandse zusterkerken op de hoogte te
stellen van dit besluit 3 en hen te verzoeken om advies.
Gronden:
1. een voortgaande bezinning op de vragen rond mannen en vrouwen
in de ambten van predikant, ouderling en diaken is gediend met
een kritische bestudering van de huidige ambtsstructuur binnen de
Gereformeerde Kerken in het licht van het totale onderwijs van de
Schrift;
2. de uit de tijd van de Reformatie afkomstige ambtelijke
structuur van predikanten, ouderlingen en diakenen is niet
rechtstreeks aan de Schrift ontleend en mag daarom naar gelang
van de omstandigheden worden gewijzigd en/of aangevuld;
3. niet alle werkzaamheden van de huidige ambtsdragers hebben
direct te maken met het dragen van de verantwoordelijkheid voor
de geestelijke leiding aan de gemeente; het is zinvol te
onderzoeken welke taken door zowel mannen als vrouwen kunnen
worden vervuld.;
4. een andere invulling en indeling van de ambten van predikant,
ouderling en diaken kan consequenties hebben voor de inhoud van
de in gebruik zijnde formulieren en ook voor de regelingen van de
kerkorde.
5. overeenkomstig de regels voor de zusterkerkrelaties (GS Ommen
1993) behoren de zusterkerken op de hoogte te worden gesteld van
de voorgenomen studie en de resultaten daarvan.
|73|
Besluit 4:
a. een nieuw deputaatschap M/V in de kerk te benoemen, dat tot
taak heeft:
te werken aan de integratie van het bijbels onderwijs, de
confessionele normen en de praktijk in de Gereformeerde Kerken
met betrekking tot de rollen en functies van vrouwen en mannen in
hun onderlinge samenhang, door
1. actief te beschrijven hoe en op grond waarvan in
Gereformeerde Kerken in verschillende situaties mannen en vrouwen
hun gaven inzetten in de gemeente;
2. daarbij ontwikkelingen, sterke punten, ‘best practices’,
maar ook knelpunten en discussiepunten te signaleren, van een
eerste afweging te voorzien en die te communiceren met de
kerken;
3. over waarnemingen en afwegingen in gesprek te gaan en te
blijven met m.n. de medewerkers aan de Theologische Universiteit
en aan het Praktijkcentrum;
4. het gesprek over de roeping en het recht van vrouwen ook
hun gaven in te zetten in de kerken te stimuleren en te
ondersteunen met het oog op een praktijk die het veelkleurig
spreken van de Schrift weerspiegelt, waarbij er bijzondere
aandacht is voor:
a. schriftgetrouw en gehoorzaam bijbel lezen;
b. de invloed van de maatschappij op het denken en
handelen van christenen;
c. de bijzondere en aanvullende verschillen tussen man en
vrouw.
5. bij alle hiervoor genoemde activiteiten gericht te
vragen naar de diverse ervaringen en overtuigingen van
vrouwen;
b. wanneer er ontwikkelingen zijn in de kerken op dit punt die
voldoende convergeren en waarvan het verantwoord is om er
gemeenschappelijke afspraken over te maken, daarover aan de dan
eerstvolgende generale synode voorstellen te doen;
c. voorstellen die daar aanleiding toe geven tijdig via deputaten
Kerkelijke eenheid en Betrekkingen buitenlandse kerken te
communiceren met binnen- en buitenlandse zusterkerken.
Gronden:
1. [a1-5] Het is verstandig op dit moment niet in te zetten op
één of meer aangedragen ‘oplossingsrichtingen’ in de vragen rond
de mogelijkheid van vrouwelijke ambtsdragers, maar het gesprek in
breder kader voort te zetten;
2. [a1] De ontwikkelingen in de kerken op het punt van de rollen
en functies van mannen en vrouwen in de gemeente verdienen een
goede ondersteuning en interactie;
3. [a2] De nu verschillende praktijken in de kerken vragen om een
meer gemeenschappelijk proces van bewustwording en van elkaar
leren. De urgentie daarvan wordt nu meer dan in het verleden
ervaren;
4. [a2] Door als kerken samen en in samenhang elkaars praktijk te
leren kennen en te onderzoeken, vullen we elkaar aan en kunnen we
groeien in eensgezindheid;
5. [a3] Input vanuit de Theologische Universiteit en het
Praktijkcentrum is nodig voor een theologisch en empirisch
verantwoorde begeleiding van de kerkelijke ontwikkelingen en
voorbereiding van eventueel nodige besluitvorming;
6. [a4] Ongeacht overtuigingen over het al dan niet toegestaan
zijn van vrouwelijke ambtsdragers valt er nog veel te winnen in
een doorgaand gesprek over roeping en recht van vrouwen om ook
hun gaven in te zetten in de kerk;
6a. [a4a] Er is verschil van inzicht over de manier waarop wij
voor ons leven hier en nu conclusies trekken uit wat de
bijbelschrijvers in eerste instantie voor hun lezers van toen
opschreven;
6b. [a4b] Deputaten M/V hebben in hun rapport terecht aandacht
gevraagd voor de spanning die velen voelen tussen de rollen en
functies die vrouwen in de kerken en in de maatschappij
vervullen;
6c. [a4c] De reële verschillen tussen man en vrouw vragen een
eigen afweging, bijvoorbeeld door aandacht te geven aan
‘gender-studies’;
|74|
7 [a5] Wanneer het gaat over de roeping en het recht van vrouwen
om ook hun gaven in te zetten in de kerken kan hun eigen inbreng
niet gemist worden;
8 [2] Het is goed de tijd te nemen om gemeenschappelijke
besluitvorming op dit onderwerp vanuit de kerken zelf te laten
opkomen en in alle rust zoveel mogelijk gezamenlijkheid te laten
groeien;
9 [3] De afspraken met zusterkerken in binnen- en buitenland
moeten zo zorgvuldig mogelijk worden nagekomen.
1. De door de synode gebruikte formulering draagt de sporen van de voorafgaande discussie ter synode over het M/V rapport. Doordat in het rapport aandacht voor de ambtsleer weinig uit de verf komt is dat in de opdracht het centrale aandachtspunt geworden. Uit de toelichting van het moderamen bleek ons duidelijk dat de synode als kern van de opdracht optimalisering van de rol van de vrouw in de kerk beoogt.
We begrijpen onze taak daarom als een doordenking van de
ambtsleer met het oog op de rol van de vrouw in de kerk in onze
tijd en cultuur (Besluit 3.a.1). Wat ons betreft zijn daarbij in
ieder geval de volgende elementen onmisbaar:
a. het honoreren van de Schriftgegevens met betrekking tot de
ambten (grond 1)
b. het registreren van historische keuzes rond de ambten,
ontleend aan de concrete context (grond 2)
c. het verdisconteren van de wijze waarop op dit moment vrouwen
fungeren in kerkelijke taken en bedieningen in de GKv (grond
3-4)
d. het aandacht hebben voor kerkelijke praktijk en
gedachtevorming in (binnenlandse en buitenlandse) zusterkerken
rond deze thematiek. (Besluit 3.a.3 en grond 5)
e. het in kaart brengen van consequenties van studieresultaten
voor kerkordelijke bepalingen en liturgische formulieren (Besluit
3.a.2)
Een en ander uit te werken met in achtneming van de onder besluit 2 genoemde grond.
2.De opdracht voor het deputaatschap M/V in de kerk is materieel zozeer verwant aan de onze (en ligt zo dicht aan tegen het onder c genoemde) dat we bij voorbaat een zo open mogelijk contact met dat deputaatschap wensen te onderhouden. Wat ons betreft beslissen we per gelegenheid hoe we daar vorm aan geven (bijvoorbeeld een gezamenlijk onderzoek naar de praktijk), maar voor ons staat vast dat het werk veel baat kan hebben bij permanente onderlinge communicatie.
3. Naar ons oordeel is de zaak er mee gediend als ons werk al in een vroeg stadium gedeeld kan worden met de kerken en kerkleden. Besluitvorming op de volgende synode zal dan kunnen plaatsvinden tegen de achtergrond van een breed gedeelde bezinning en discussie. Om optimale transparantie van ons werk en werkwijze te garanderen zullen we daarom zo veel mogelijk stapsgewijs de voortgang van ons werk delen met het deputaatschap M/V in de kerk en via dat kanaal zo breed mogelijk communiceren in de kerken.
|75|
Samenstelling deputaatschap M/V en ambt
mr. dr. A. Haan-Kamminga, Den Ham (Gr.), voorzitter;
dr. J.P. de Vries, Amersfoort, secretaris;
prof, dr. E.A. de Boer, Kampen;
E.J. de Jong-Wilts. Hoogeveen MA;
H.S. Nederveen-van Veelen BTh, Berkel en Rodenrijs;
prof. dr. C.J. de Ruijter, Kampen;
dr. W.F. Wisselink, Almelo.
Het deputaatschap had € 12.000 beschikbaar voor de werkzaamheden. Van dat bedrag is € 1.780 besteed aan reiskosten en € 617 aan vergader- en portokosten. Naar verwachting zal er nog voor ongeveer € 1.000 aan onkosten zijn, zodat het deputaatschap ruim binnen de begroting blijft.