In het voorgaande hebben we duidelijk gemaakt dat het tijd is dat de synode een koers kiest voor de komende jaren en hebben we hiervoor een aantal bouwstenen aangedragen. Dit hoofdstuk bevat de belangrijkste inzichten, argumenten en het advies dat deputaten de synode willen meegeven. Het biedt daarmee een rode draad door de inzichten die we als deputaten hebben opgedaan en de afwegingen die we hebben gemaakt. In dit hoofdstuk willen we laten zien hoe de synode met deze bouwstenen een koers kan uitzetten. Zij kunnen helpen om argumenten uit te wisselen en een positie te bepalen in het M/V-debat. Daarbij telt voor ons als vast beginsel dat we willen luisteren naar wat de Bijbel zegt.
In hoofdstuk 2 hebben deputaten een aantal lijnen in het spreken van de Bijbel over de inzet van vrouwen zichtbaar gemaakt. Daarbij werd duidelijk, dat de Bijbel geen eenduidig antwoord biedt op de vraag of vrouwen mogen dienen in de ambten. Een eenduidig antwoord op die vraag is ook niet mogelijk, nu in de Bijbel ons bouwwerk aan ambten niet één op één is terug te vinden. Wel biedt de Bijbel duidelijke handreikingen over de inzet van vrouwen in dienst van het evangelie.
Door de hele Bijbel heen wordt zichtbaar dat gaven van vrouwen worden ingezet in dienst van het evangelie, als profetes, apostel, diaken of rechter. De Bijbel laat zien dat man en vrouw aan elkaar gelijkwaardig zijn, en daar waar die gelijkwaardigheid in de praktijk in het gedrang komt, worden regels gegeven om het recht weer te herstellen. Dat wil niet zeggen dat man en vrouw aan elkaar gelijk zijn. God heeft man en vrouw verschillend geschapen en aan elkaar gegeven. In eigenheid, maar gezamenlijk hebben zij de opdracht gekregen de wereld te cultiveren: man en vrouw zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de bij de schepping gegeven opdracht en de opbouw van Christus’ gemeente. In die gezamenlijke verantwoordelijkheid is het de taak van de man om daarin voorop te gaan. Het gaat daarbij om gezag in Christus, en vol overgave willen dienen. Dat betekent niet dat de man over de vrouw zou heersen. De teksten over de man als hoofd wijzen op een wederzijds willen dienen, ieder in hun eigenheid als man en vrouw. De Bijbel laat hierin twee
|60|
sporen zien: we zien vrouwen die vrijmoedig spreken en lezen tegelijk in een aantal teksten dat vrouwen dienen te zwijgen. Bestudering van deze teksten maakt ons inziens echter duidelijk dat deze teksten niet bedoeld zijn om vrouwen te belemmeren te spreken en profeteren. Veel eerder zijn deze teksten bedoeld om te voorkomen dat mannen of vrouwen overheersen, en daarmee geweld doen aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid die is gegeven. Dit dubbelspoor uit de Bijbel biedt daarmee niet direct een handreiking voor een rol-/taakverdeling in de kerk van toen en nu. Het is ons als deputaten duidelijk geworden dat al te makkelijk wordt aangenomen dat de Bijbel een heldere koers voorschrijft en dat die koers één op één vertaald kan worden naar onze huidige ambtsopvatting.
Wanneer we kijken naar hoe de Bijbel spreekt over de leiding van de gemeente en aan wie die leiding is opgedragen, dan ontstaat evenmin een helder beeld. Zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament is een staalkaart aan taken en rollen zichtbaar, waarin de oudste steeds weer naar voren komt als verantwoordelijk voor de leiding van de gemeente. Op basis hiervan kunnen daarom bijzondere ambten of diensten worden onderscheiden. Voor zover het een visie op ambten betreft, leert de Bijbel ons dat God gaven aan de gemeente geeft om haar verder op weg te helpen naar zijn koninkrijk en dat één van die gaven het ambt is. De ambtsdragers gaan de gemeente voor op weg in Gods koninkrijk.
Op basis van die bijbelse uitgangspunten zijn allerlei historische keuzes gemaakt rond de inrichting van de ambten. Uit een analyse van de ontwikkeling van de ambtsleer blijkt dat in de belijdenisgeschriften geen basis is te vinden voor het uitsluiten van vrouwen uit de ambten. Veel eerder is de beperking van de ambten tot alleen de mannen een keuze geweest die is ingegeven door de wijze waarop per tijdsperiode in de geschiedenis de maatschappij en wereldregering zijn ingericht (daarmee was het vanzelfsprekend dat vrouwen hiervoor niet in aanmerking kwamen). Wel maakt de analyse van de ambtsleer duidelijk dat steeds regels werden gesteld om ervoor te zorgen dat er naast een interne roeping, ook een externe roeping was voor de bijzondere ambten, door middel van verkiezing. De leiding van de gemeente is aan hen die daarvoor de gaven hebben gekregen en die daartoe geroepen zijn. Dit is een bijzonder ambt en bij deze bijzondere verantwoordelijkheid hoort een externe bevestiging van de roeping tot dit ambt.
Dit overziend moeten we concluderen dat de Bijbel noch als het gaat om de rol van vrouwen, noch als het gaat om de inrichting van ambten een helder antwoord geeft op onze vragen. Wel maakt God ons in zijn woord duidelijk dat hij gaven en talenten heeft gegeven om zijn kudde te leiden en dat in zijn gemeente de verantwoordelijkheid daarvoor aan hen is toebedeeld die daarvoor geroepen zijn en de gaven en talenten hebben ontvangen. De Bijbel laat steeds weer zien dat dit zowel mannen als vrouwen kunnen zijn, maar in meerderheid mannen. De Bijbel biedt daarmee geen overtuigend houvast om alle ambten voor vrouwen op alle tijden en in alle plaatsen gesloten te houden. Het is daarmee aan de bijbellezers, verenigd in gemeenten, en samen de katholieke kerk, om een koers te kiezen voor de inrichting van het ambt en het samen dienen van mannen en vrouwen. Dat geeft de synode ruimte om vrij na te denken over een koers, maar maakt ook dat andere overwegingen een rol gaan spelen om tot die koers te komen.
De synode wacht de zware taak en de rijke ruimte om een koers te kiezen die ons als landelijk kerkverband en als lokale gemeenten dient op weg naar het koninkrijk. Na de Bijbel, kunnen in deze afweging ook andere argumenten een rol spelen. Hieronder vatten we een aantal veelgebruikte argumenten in de M/V-discussie samen, om daarna een afweging te maken over de vraag hoe deze argumenten gewaardeerd moeten worden.
Als kerk van Christus staan we niet alleen, maar zijn we onderdeel van een bredere oecumene, wereldwijd en van alle tijden. Onze binding met zusterkerken komt als aandachtspunt in de gesprekken rond dit vraagstuk veelvuldig terug. In de meeste buitenlandse zusterkerken is men
|61|
zeer terughoudend in het toelaten van zusters in ambten, op enkele uitzonderingen na. Sterker nog, een aantal zusterkerken heeft al aangegeven dat wanneer de GKv ruimte zien, zij zich niet langer verbonden zullen achten met ons. In onze binnenlandse zusterkerken geldt ook dat zij terughoudend zijn met het toelaten van vrouwen in ambten, op de NGK na. Allereerst willen we benoemen dat het zoeken naar eenheid van belang is. In dat zoeken naar eenheid, komen vervolgens ook andere gemeenten in beeld, die tot dusver juist op dit punt van ons vervreemd zijn. Wie kijkt naar de oecumene, ziet dat de kerk van Christus van alle tijden en plaatsen is en zeer divers. Voor de verspreiding van het evangelie en de goede naam van Christus is een compleet lichaam van Christus van belang; een gebroken lichaam doet daaraan afbreuk. Tegelijk constateren we dat in deze diversiteit het niet ondenkbaar is dat andere keuzes gemaakt worden rond inrichting van de ambten en de verdeling van gaven en talenten (denk aan zusterkerken die in een andere tijd en cultuur zijn ontstaan, of zusterkerken met een heel andere samenstelling dan de ‘gemiddelde’ vrijgemaakte gemeente). Tegenover dit argument staat juist dat de gemeente centraal staat, die naar tijd en plaats concreet is geroepen. Aan die plaatselijke/lokale gemeente heeft God gaven gegeven om zijn koninkrijk te verspreiden. Is het dan niet juist aan de lokale gemeenten om op hun plek de gaven en talenten in te zetten en zo verder te zaaien op de akker? Ons inziens dient van doorslaggevend belang te zijn dat de zusterband die wij hebben met andere gemeenten gebaseerd is op de Bijbel en de belijdenisgeschriften. De wijze waarop daar in de lokale praktijk invulling aan wordt gegeven is daaraan ondergeschikt.
Wie in de rijke lokale praktijk kijkt, ontdekt op allerlei plekken, in allerlei rollen, bij mannen en vrouwen de gaven van de Geest. Wij weten ons gezegend in een samenleving waarin mannen en vrouwen steeds meer gelijke mogelijkheden hebben voor opleiding en werk. Vrouwen ontwikkelen net als mannen talent op het gebied van onderwijs, leiding, bestuur en rechtspraak. Hoewel de rolverdeling in de cultuur nog steeds redelijk traditioneel is, is daarin wel een kentering zichtbaar. Vrouwen voelen zich geroepen en worden geroepen tot taken in de kerk en geven daaraan ook in ruime mate gehoor, blijkt uit de analyse van de praktijk. Een argument dat veel wordt gebruikt is dat mannen en vrouwen verschillend zijn en daarom verschillende taken behoren te vervullen in de gemeente. Hoewel wetenschappelijk onderzoek nog volop in ontwikkeling is, is wel duidelijk dat verschillen tussen mannen en vrouwen sterk samenhangen met de sociaal-culturele omgeving. Het is bijna niet mogelijk om geldige generieke uitspraken te doen en die te koppelen aan specifieke taken; daarvoor zijn de verschillen tussen groepen mannen onderling en vrouwen onderling simpelweg te groot. Zoeken naar deze verschillen is ons inziens geen vruchtbare route; belangrijker is dat we zoeken naar de gaven die aan een individuele man of vrouw gegeven zijn. Wel is duidelijk dat we onze ogen niet mogen sluiten voor wat in onze tijd en cultuur gebruikelijk is. Niet om daaruit af te leiden of bepaalde taken meer of minder geschikt zijn voor mannen of vrouwen, maar vooral om te bekijken hoe in onze tijd het woord van God verder gebracht kan worden en om te bekijken hoe we invulling kunnen geven aan onze gezamenlijke opdracht met de gaven die Christus in de gemeente aan mannen en vrouwen geeft. Wanneer een gemeentelid een bijzondere verantwoordelijkheid op zich neemt, is het ook belangrijk te weten dat daarvoor niet alleen een innerlijke roeping maar ook een externe bevestiging noodzakelijk is. Ons inziens wordt aan dit aspect in de praktijk soms te makkelijk voorbijgegaan, waarmee we aan het geestelijke aspect van het ambtswerk te weinig aandacht geven.
Op basis van het voorgaande willen we als deputaatschap de synode een richtinggevend advies geven om tot een koers te komen. De basis voor het advies ligt in de Bijbel, die duidelijk maakt dat God mannen en vrouwen samen wil inzetten in dienst van het evangelie, dat Hij hen gezamenlijk verantwoordelijk maakt, een verantwoordelijkheid waarin de man dienend voorop dient te gaan. Tegelijk vraagt God een gemeente die geleid wordt door hen die daartoe geroepen zijn en de gaven en talenten daarvoor ontvangen hebben. Hoe daaraan vervolgens vorm wordt gegeven, is een keuze die in alle voorgaande eeuwen steeds door mensen is gemaakt, maar niet rechtstreeks uit de Bijbel is af te leiden. De keuzes die daarin zijn gemaakt, zijn steeds cultuurvolgend geweest. Dit geeft de
|62|
synode ruimte om zelf een afweging te maken over wat een wijze koers is voor de toekomst en zich daarbij ook te confronteren aan de keuzes die in het verleden zijn gemaakt. Uit het voorgaande wordt ook duidelijk dat de ambtsstructuur zoals we die nu kennen, niet meer aansluit bij de inzet van gaven en talenten zoals die zich in de praktijk voordoet. Deputaten adviseren de synode dan ook om meer ruimte te maken voor de inzet van gaven en talenten van vrouwen als zij geroepen worden tot bijzondere ambtstaken en daarbij de bestaande ambtsstructuur niet als in beton gegoten te zien.
Deputaten wegen daarbij de ondersteunende argumenten als volgt mee. Het is belangrijk een wereldwijde kerk te zijn, eenheid laat immers aan de wereld zien wie Christus is. Eenheid vinden we op basis van de Bijbel en het geloof in Christus als redder, niet in liturgische voorschriften en een praktische inrichting van de kerkelijke organisatie. Bovendien is van belang hoe Gods gemeente in haar eigen tijd en plaats vorm geeft aan haar kerk-zijn en de gaven inzet die God geeft voor haar roeping. We wijzen dan ook met kracht af dat er meer ruimte zou moeten komen omdat de cultuur dat vereist, maar zetten voorop dat gaven en roeping een plek dienen te krijgen omdat God ze gegeven heeft en omdat het de plicht is van iedere gemeente om alle gaven en talenten in te zetten voor de dienst aan het koninkrijk van God.
Door meer ruimte te geven aan de inzet van vrouwen in ambtelijke taken realiseren we ons dat we daarmee een omstreden koers adviseren. Hoe deze keuze vorm moet krijgen staat nog niet vast. Het is ons advies om iedere gemeente de ruimte te geven om zelf te bekijken in welk tempo en langs welke route zij ruimte geeft aan alle in de gemeente aanwezige gaven en talenten. Het is ook aan de gemeente om te toetsen of de roeping van mannen en vrouwen ook een geestelijke roeping is. De wijze waarop dat wordt getoetst hangt samen met de wijze waarop de ambten zijn ingericht en de roeping en toelating tot het ambt beschreven is. In een volgende paragraaf willen we dan ook een aantal alternatieven voor het vormgeven van de inzet van gaven en talenten van vrouwen in de gemeente op een rij zetten om ons advies meer concreet maken.
De koers die we hiermee adviseren betekent een breuk met het verleden. Dat kan in zichzelf al pijnlijk zijn voor meelevende kerkleden. Uit wat we weten over hoe gemeenteleden tegen de inzet van vrouwen aankijken, weten we ook dat voor een deel van de gemeenteleden de pijn nog dieper kan zitten, omdat het indruist tegen hoe zij de Bijbel hebben gelezen en hebben uitgelegd. Daarmee raakt het aan het hart van het christenzijn. We hopen door onze wijze van beschrijven en bespreken van bijbelteksten duidelijk gemaakt te hebben dat wij op zoek zijn geweest naar wat Gods wil is voor zijn gemeente en zijn gemeenteleden. De bestudering van de bekende en minder bekende teksten over mannen en vrouwen, over gezag en dienen, over spreken en zwijgen, over leiden en leren heeft ons de vrijmoedigheid gegeven om vrede te hebben met deze breuk met het verleden. Het is aan de gemeenteleden om elkaar te zoeken in Christus, elkaar te willen verstaan en elkaar te dragen op weg naar de voltooiing van Gods plan voor deze wereld.
De opdracht van de synode was om ook te bekijken wat de impact van een mogelijk advies zou zijn op de kerkorde en de formulieren. Zoals hiervoor is aangegeven, is ons advies om meer ruimte te geven aan de inzet van gaven en talenten van vrouwen die geroepen zijn tot de bijzondere ambten. Maar daarmee is nog weinig structuur geboden aan de kerken voor het verder invullen van deze ruimte. In deze paragraaf gaan we daarom in op een aantal alternatieven voor de inzet van de gaven van vrouwen, die de synode kan kiezen als uitkomst van de gezamenlijke bezinning. Hieronder bieden we daarvan een opsomming en een korte bespreking van ieder alternatief, waarbij wordt aangegeven welke impact dat zou hebben op de kerkorde en de bevestigingsformulieren. Overigens is de impact op de belijdenisgeschriften zeer beperkt, omdat daarin geen verwijzingen staan naar het geslacht van de ambtsdragers. Van ieder van de opties geven we als deputaten een waardering, vanuit de opdracht van de synode en de overtuigingen die we als deputaten hebben. Daarbij letten we op een aantal aspecten: welke ruimte de optie biedt aan de inzet van gaven en talenten van
|63|
vrouwen, de koppeling tussen roeping tot bijzondere diensten en de bevestiging van deze roeping door verkiezing, de aansluiting tussen leer en leven, de positie van de ambtsdragers in het geheel van de leiding van de gemeente, de verhouding met zusterkerken.
a. Geen wijziging, geen openstelling van de ambten voor
vrouwen
Dit is de meest behoudende optie die denkbaar is en zou geen
verandering zijn van de huidige situatie op papier. Kerkorde en
formulieren blijven bij deze optie onveranderd.
Als deputaatschap waarderen we deze optie niet positief. Deze
keuze gaat voorbij aan de huidige praktijk die laat zien dat
vrouwen al op velerlei wijzen participeren in taken rond leren en
bouwen, zonder daarvoor echter bevestigd te worden. Deze keuze
zou ook niet zonder effect kunnen blijven. Deze keuze zou ons
verplichten om de praktijk aan te passen aan de leer, waarmee de
gaven en talenten van vrouwen die nu ruim worden ingezet, geweerd
worden uit allerlei functies.
Een alternatief is om de oplossing dan niet te zoeken in het
aanpassen van de praktijk, maar het herzien van de ambtsleer en
ambtsuitoefening, om leer en leven in overeenstemming met elkaar
te brengen. Het belangrijkste argument om deze optie niet na te
streven is echter dat met een dergelijke keus de ruimte die de
Bijbel biedt om de gaven van vrouwen in te zetten niet optimaal
benut wordt en daarmee door de Geest geschonken gaven niet erkend
zouden worden.
b. Ambten gelijk laten, diakenambt open voor
vrouwen
Deze optie zou een beperkte verandering zijn van de huidige
situatie, naast mannen zouden nu ook vrouwen kunnen dienen als
diaken. Dit zou ruimte geven aan vrouwen om een ambt te kunnen
vervullen, zonder dat zij deel uitmaken van de kerkenraad.
Bijkomend voordeel is dat deze optie nauwelijks impact heeft op
de Kerkorde of de formulieren. Artikel 6.5 uit de kerkorde laat
al ruimte voor een extra artikel rond M/V en ambt en in de taal
van de artikelen en formulieren zou gelet kunnen worden op het
gebruik van sekseneutrale taal.
Deputaten menen dat deze stap in ieder geval gezet zou moeten worden. Er zijn geen Bijbelse bezwaren tegen de openstelling van het diakenambt zoals ook al bij de vorige synode werd bepleit door het Generaal Diaconaal Deputaatschap74. De pleidooien voor deze optie (Calvijn) zijn al eeuwen lang gevoerd en boven de verdenking van Schriftkritiek verheven. In het verleden is deze optie regelmatig afgewezen omdat het een hellend vlak zou veroorzaken en uiteindelijk tot openstelling van het ouderlingenambt zou leiden. Dat argument, als het al valide was, is bij de huidige inzet van vrouwen in de kerk niet meer aan de orde. Op deze wijze worden de gaven van vrouwen voor een deel ingezet; de gaven van vrouwen in het leren en bouwen worden daarmee niet ingezet, waarmee een herbezinning op de huidige praktijk noodzakelijk blijft. Het is ook geen antwoord op de vragen uit de praktijk en de ervaren en actief uitgevoerde roeping van vrouwen in de kerken.
c. Ambten gelijk laten, predikambt
openstellen
Deze optie combineert de ruimte die de Bijbel biedt voor het
functioneren van vrouwen in de prediking (‘profetie’) met de
honorering van de historisch gegroeide gestalte van het
opzieners- en diakenambt. Voorwaarde is wel dat de
predikant-voorganger dan niet tegelijkertijd opziener is die een
plaats binnen de kerkenraad heeft. Dat zou afwijking van het
collegiaal karakter van de ambten betekenen, wat een herbezinning
op de ambten zou vergen.
Een meer beperkte variant zou zijn, dat vrouwelijke predikers alleen door het verkrijgen van preekbevoegdheid de ruimte krijgen om voor te gaan en niet in een gemeente dienen, maar
74 Zie ook de GS Ommen 1993 art. 24 besluit 3 grond 3f.
|64|
als predikant met een bijzondere opdracht. Op die manier wordt de eigen aard van deze optie (‘ambten gelijk laten’) duidelijker. Bij beide varianten is essentiële bijstelling van artikel 10 van de Kerkorde nodig en moet een nieuw formulier ontworpen worden.75
Als deputaten vinden we dit een verantwoorde optie, die de weg van de Geest tot nu toe respecteert en tegelijkertijd ruimte biedt om de werking van de Geest over een breder spectrum te willen ontvangen. Er wordt recht gedaan aan die vrouwen die de gave van het preken hebben ontvangen. Het laat daarnaast de ambtelijke structuur in tact. Het heeft als nadeel dat een dergelijke predikant niet als deskundige deel zou uitmaken van de kerkenraad, waarmee de competentie van de kerkenraad navenant afneemt. Een tweede nadeel van deze optie is dat de gegroeide praktijk waarin vrouwen voor een deel taken vervullen die onder het ambt vallen, nog steeds blijft bestaan, zodat of een herbezinning op de ambten, of een aanpassing van de gegroeide praktijk noodzakelijk blijft.
d. Ambten gelijk laten, maar ruimte geven voor echtparen
om samen ambtsdrager te worden
Deze optie honoreert aan de ene kant de historisch gegroeide
situatie en komt daarmee tegemoet aan mogelijke bezwaren tegen
openstelling van de ambten. Tegelijkertijd biedt ze veel ruimte
voor de inzet van gaven van vrouwen, waarbij aansluiting gezocht
wordt aan de in de Bijbel vaak benadrukte complementariteit van
man en vrouw in het huwelijk. Deze optie vraagt een aanpassing
van de Kerkorde artikel 6 en daarmee ook van de bijbehorende
formulieren (vooral in taal).
Hoewel deputaten deze optie sympathiek vinden, voorzien we in de praktijk grote verwarring. ‘Samen in het ambt’ zal in de praktijk heel vaak neerkomen op gezamenlijke verantwoordelijkheid, waarbij echter regelmatig ook slechts één van beiden als vertegenwoordiger optreedt. Op het moment dat dat de vrouw zal zijn, wordt de indruk gewekt en zal het zeker de beleving van velen zijn, dat de vrouw het ambt bekleedt. Dat te ontkennen zal nauwelijks geloofwaardig zijn. In de praktijk zal deze optie dan ook vrijwel niet te onderscheiden zijn van de openstelling van de ambten voor vrouwen. Daarnaast brengt het daarmee onderscheid tussen de gehuwden en niet-gehuwden in de gemeente en worden vrouwen tekort gedaan die zelf wel gaven voor het ambt hebben ontvangen, maar hun echtgenoot niet. De vraag is of dat onderscheid gerechtvaardigd is.
e. Ambten gelijk laten, maar ambten met een bijzondere
opdracht openstellen voor vrouwen
Ook voor deze optie geldt dat ze sympathiek is in het honoreren
van de historisch gegroeide situatie en daarmee verregaand
tegemoet komt aan mogelijke bezwaren tegen openstelling van de
ambten. De erkenning van de gaven van vrouwen krijgt hier de
gestalte van bijzondere opdrachten. Waarschijnlijk is het daarom
verstandiger te spreken van functies in plaats van ambten. Anders
is niet duidelijk te maken wat het eigene van zo’n bijzonder ambt
is. Deze optie vraagt een nieuw artikel in de kerkorde, lijkend
op artikel 10 voor predikanten en vergt het ontwerpen van een
nieuw formulier.
Overigens denken deputaten dat juist in dat eigene ook wel een groot probleem ligt bij deze optie. Immers de structuur waarlangs God in de gemeente werkt verloopt al sinds Pinksteren langs de weg van verkondiging, pastoraat of onderwijs (eventueel is diaconaat hier nog apart te noemen). Maar daarvoor zijn de bestaande ambten al ingericht. ‘Bijzondere opdrachten’
75 Een aanpassing kan zijn: in artikel 3 van de generale regeling voor het verlenen van preekconsent, zoals vastgesteld door de generale synode van Zwolle 2008, Acta artikel 16 besluit 5, het woord ‘broeders’ vervangen door ‘leden van de gemeente’ en de overige artikelen dienovereenkomstig aan te passen; en in de tekst van de kerkorde uit te spreken dat ook zusters der gemeente, die aan de vereisten voldoen, kunnen worden geroepen tot het ambt van predikant met een bijzondere taak conform artikel 10 van de kerkorde.
|65|
voor vrouwen zullen altijd binnen één van deze kanalen te situeren zijn. Dus óf het zal gaan om ad hoc opdrachten óf het onderscheid met het bestaande ambt zal nauwelijks helder zal zijn. In beide gevallen is er weinig reden om ambten met een bijzondere opdracht voor vrouwen te creëren. Wel zou een optie als deze wellicht een goede tussenstap zijn in de periode dat gemeenten wennen aan de ruimte die er voor vrouwen met gaven en een roeping is. Ook wordt daarmee tegemoet gekomen aan de externe bevestiging van de innerlijke roeping. Daarentegen verliezen we op deze manier weer de verbinding met de zusterkerken die een dergelijk ambt niet kennen, ook niet als zij wel vrouwen toelaten in de ambten.
f. Ambten gelijk laten, tegelijkertijd openstellen voor
vrouwen, maar nadruk op een kleine kernkerkenraad voor het
geestelijk leidinggeven
Deze optie biedt de mogelijkheid om tegelijkertijd de inzet van
gaven van vrouwen in de gemeente te optimaliseren en anderzijds
een beslissend verschil in verantwoordelijkheid tussen mannen en
vrouwen te markeren. Daarom lijkt dit een geschikte optie om in
de huidige situatie een uitweg te vinden, die de verschillende
standpunten niet verder van elkaar vervreemdt maar juist een
doelgerichte consensus laat bereiken en ervaren. Deze optie
vraagt enige herziening van de kerkorde (artikel 6), waarbij
overigens de kernverantwoordelijkheden van de kerkenraad
onveranderd blijven.
Toch is het de vraag of daarmee een werkbare ambtelijke structuur wordt geschapen. De kwetsbaarheid lijkt ons te zitten in de taakstelling van het geestelijk leidinggeven. Het is naar ons oordeel niet goed mogelijk op Bijbelse gronden die typering exclusief te reserveren voor mannen. Onderwijs en prediking zijn essentiële onderdelen van het geven van leiding aan de gemeente. Die taken worden voor een groot deel door daartoe begaafde vrouwen uitgevoerd. Door die taken blijkbaar niet langer te definiëren als leiding in de gemeente, miskennen we de afhankelijkheid van de leiding van de Heilige Geest die Hij geeft door de prediking en het onderwijs. Daarmee zou in de kerkelijke praktijk een onderscheid moeten gaan fungeren dat alleen op papier bestaat, maar dat in het concrete gemeenteleven op zeer korte termijn onhoudbaar zal blijken. Daarmee lijkt deze optie voor deputaten een wellicht aantrekkelijke, maar waarschijnlijk zeer tijdelijke optie.
g. Ambtenstructuur herzien en vrouwen een eigen ambt
geven
Ingrijpend is bij deze optie dat de structuur van de ambten
herzien wordt. Daarmee zou een wissel genomen worden die op dit
punt afstand creëert tot de ambtelijke structuur van andere
protestantse kerken. Daar staat tegenover dat deze optie naar
onze overtuiging zeer ver gaat in het honoreren van de gaven van
vrouwen in de gemeente. Zo ver namelijk dat er een eigen ambt
voor vrouwen gecreëerd wordt. Het eigene van dat ambt ligt dan
dus niet zo zeer in een typerend takenveld als wel in het eigene
van het vrouwelijke zelf. De gelijkwaardigheid tussen man en
vrouw wordt dan uitgedrukt in het naast elkaar stellen van een
mannelijk en vrouwelijk ambt. Het verschil wordt uitgedrukt in de
gender-eigenheid van de onderscheiden ambten. Daarmee wordt het
dubbelspoor dat in de Bijbel herkenbaar is op een creatieve
manier geconcretiseerd.76 De optie vraagt om een
uitbreiding van de Kerkorde, waarbij een eigen ambt met
bijbehorende roeping/verkiezing en de daarbij behorende
formulieren ingevoegd zou moeten worden.
Hoewel het deputaatschap sympathiek staat ten opzichte van deze optie, zien we bij deze optie soortgelijke bezwaren opdoemen als bij optie e. Immers, ook hier geldt dat de structuur van Gods werk verloopt langs de weg van verkondiging, pastoraat of onderwijs (eventueel diaconaat). Welke invulling een eigen ambt voor vrouwen ook zal krijgen, het zal altijd binnen
76 Het is bijvoorbeeld denkbaar om ambten te formuleren als evangeliste, wijze vrouw en diacones als evenknie van predikant, ouderling en diaken. De vrouwelijke ambten zouden gelijk zijn aan de mannelijke, maar bieden een omgeving om aan het vrouw-eigene vorm te geven. De ambten zijn daarmee een uitdrukking van het volwaardig samen dienen in Gods Koninkrijk en het volwaardig man en volwaardig vrouw zijn.
|66|
één van deze kanalen gestalte krijgen. Inhoudelijk verschil
met de bestaande mannelijke ambten is dan in de kerkelijke
praktijk niet hard te maken. Het biedt een thuishaven voor het
vrouw-eigene waarmee vrouwen invulling zouden geven aan hun
roeping. We kunnen ons echter geen heldere voorstelling maken van
het vrouw-eigene en verwachten dat dat onderscheid ook in het
praktisch functioneren niet zichtbaar zal zijn omdat dat niet
past bij de informele cultuur die we kennen in ons land.
Bovendien zou dat eigen ambt ons als kerkverband weer
onderscheiden van kerken die een dergelijk ambt niet kennen.
Wel zou een optie als deze wellicht een goede tussenstap zijn in
de periode dat gemeenten wennen aan de ruimte die er voor vrouwen
met gaven en een roeping is. Het zou daarmee een tijdelijke
oplossing zijn. Met deze oplossing wordt daarmee tegemoet gekomen
aan de externe bevestiging van de innerlijke roeping. Daarentegen
verliezen we op deze manier weer de verbinding met de
zusterkerken die een dergelijk ambt niet kennen, ook niet als zij
wel vrouwen toelaten in de ambten.
h. Alle ambten openstellen voor vrouwen (wordt in de
vrijheid van de plaatselijke kerken gelaten)
In de huidige situatie is dit een ingrijpende optie, gelet op de
bezwaren die in het verleden ingebracht zijn. Het doorbreken van
die formele stand van zaken betekent een belangrijke verandering
ten opzichte van de koers die de kerk tot nu toe gekozen heeft.
De impact van deze optie op de Kerkorde is beperkt, aan artikel 6
zou een zin toegevoegd kunnen worden die de openstelling
expliciteert. In de formulieren zou de tekst aangepast kunnen
worden zodat het sekseneutraal is.
Deputaten kunnen zich voorstellen dat dit idee wordt ervaren als een te grote stap. Aan de ene kant is er al wel een sterke participatie van vrouwen in het kerkelijk leven, die ook al behoorlijk verweven is in de ambtelijke structuren, maar aan de andere kant is formeel nog geen enkel ambt voor vrouwen opengesteld. Tegelijkertijd is dit wel de optie die het meest recht doet aan de Bijbels onderbouwde argumenten voor de inzet van gaven die de Geest aan vrouwen heeft gegeven in de gemeente en aan de gezamenlijke opdracht en verantwoordelijkheid die mannen en vrouwen al bij de schepping hebben gekregen. Overigens gebiedt de wijsheid die voor kerkelijk beleid gevraagd wordt zo veel mogelijk rekening te houden met de gevoeligheden die binnen de plaatselijke gemeenten en bij binnen- en buitenlandse zusterkerken aanwezig zijn. Honoreren van het Schriftgezag is een belangrijk pijnpunt bij degenen die bezwaar hebben tegen openstelling. Wanneer deze optie gekozen wordt zal aan de plaatselijke gemeenten alle ruimte gelaten moeten worden om te beslissen of, wanneer en in welk tempo deze optie gerealiseerd wordt.
In deze paragraaf hebben we de synode een aantal opties willen schetsen die de synode zou kunnen kiezen. Omwille van de vrede in de kerken zal de synode naar onze overtuiging nu toch echt een beslissing moeten nemen. In het gesprek op de synode zal de uitwisseling van argumenten steeds centraal moeten staan om elkaar te zoeken en te vinden in consensus. In dit rapport hebben we als deputaten een weging gemaakt en op basis van onze afwegingen is een concept besluittekst geformuleerd, te vinden in de volgende paragraaf. De voorgestelde besluiten zijn per activiteit geformuleerd, waarbij per besluit de bijbehorende gronden zijn opgenomen. Vanuit de opdracht die deputaten hebben meegekregen van de synode, vinden we die optie aanbevelenswaardig, die het ambt voor vrouwen openstelt, zowel het diaken-, ouderlingen- als predikantenambt. Dit omdat deze optie recht doet aan de ruimte die de Bijbel geeft voor de inzet van gaven en talenten van vrouwen met een roeping en tegelijk ook de waarborg biedt dat naast de interne roeping ook de externe bevestiging plaatsvindt. Daarmee is de leiding van de gemeente vormgegeven volgens de richtlijnen die de Bijbel daarvoor biedt. Deze optie hebben we dan ook in de voorgestelde besluiten verwerkt.
|67|
Dit betekent een breuk met het verleden en een breuk met de traditionele manier van uitleggen van de zwijgteksten. God geeft mannen en vrouwen een gezamenlijke verantwoordelijkheid, maar daarmee zijn ze niet gelijk, maar aanvullend aan elkaar in wederzijdse dienstbaarheid. In het verleden is er steeds voor gekozen om deze eigenheid handen en voeten te geven door het zichtbaar te maken in de uitsluiting van vrouwen uit het ambt, op basis van de zwijgteksten. De strekking van de zwijgteksten is echter een andere, en bovendien gaan we daarmee voorbij aan de vrijmoedigheid waarmee de Bijbel vrouwen het woord geeft. Daarnaast worden door deze uitleg historische keuzes rond inrichting van ambten onterecht toegeschreven aan een directe opdracht uit de Bijbel. Een dergelijke breuk met het verleden kan ook voor onze zusterkerkrelaties en in de gemeenten pijn veroorzaken en tot een breuk leiden. Dat is echter niet wat we beogen, we beogen de opbouw van de gemeenten en het samen zoeken naar Gods wil. Daarom willen we het in de vrijheid van de kerken laten om al lezend, biddend en bezinnend te komen tot keuzes in de invoering van deze optie, onder begeleiding van het deputaatschap M/V in de kerk. Daarbij willen we de synode meegeven dat de opties die een bijzonder of eigen ambt voor vrouwen omvatten ook het overwegen waard zijn, al denken wij dat deze vorm slechts tijdelijk zal zijn. Het maakt voor gemeenten de eigenheid van man en vrouw zichtbaar en kan daarmee als overgangsoptie dienen.
Materiaal:
1. de rapporten van deputaten M/V en ambt, d.d. 8 juli 2016 en 1
november 2016;
2. het rapport van deputaten M/V in de kerk, d.d. 14 oktober
2016.
Besluit 1:
aan deputaten M/V en ambt decharge te verlenen.
Grond:
Deputaten M/V en ambt hebben de hun door de Generale Synode van
Ede verstrekte opdracht naar behoren uitgevoerd.
Besluit 2:
de kerken ertoe op te wekken:
a. in de praktijk van het leven van de gemeente een open oog te
hebben door de gaven die de Heer in gelovige en begaafde vrouwen
geeft, om hen deze gaven te laten inzetten in diensten als
verkondiging, onderwijs, opzicht, pastoraat en diaconaat;
b. de door vrouwen ervaren roeping tot bijzondere inzet in dienst
van de Heer ernstig te nemen, hen de ruimte te geven om die te
uiten en met hen te zoeken naar de wijze waarop aan deze roeping
gestalte kan worden gegeven;
c. te erkennen dat de concrete gemeente de roeping heeft te
onderzoeken, welke taken vragen om bijzondere toewijding van met
gaven beklede vrouwen en om machtiging namens de gemeente in de
vorm van bevestiging;
d. ruimte te scheppen om de gaven van belijdende vrouwen in
geprofileerde en leidinggevende dienst in onderscheiden
taakvelden (verkondiging en onderwijs, pastoraat en diaconaat) in
te zetten.
Gronden:
1. De Gereformeerde Kerken in Nederland worstelen al vele jaren
met de vragen van de ambten en de seksen. Daarin zijn we samen
een weg van bezinning gegaan. We weten ons geroepen ook samen
voor Gods aangezicht tot een concrete afronding te komen.
2. De patriarchale cultuur van de wereld van Oude en Nieuwe
Testament zien we in de heilsgeschiedenis doorbroken doordat de
HEER in zijn wet vrouwen in bescherming neemt en doordat Jezus
Christus vrouwen in zijn gevolg opneemt.
3. Twee brieven van Paulus, één aan Korinthe en één aan Timoteüs
in Efeze, bevatten opdrachten aan vrouwen om in de samenkomsten
te zwijgen (1 Kor 14: 34), een
|68|
ondergeschikte positie in te nemen (1 Kor 14: 34; 1 Tim 2: 11) en
geen onderwijs te geven (1 Tim 2: 12). Het beroep op de wet (1
Kor 14: 34), op schepping en zondeval (1 Tim 2: 13-14) geven
daaraan groot gewicht. Het lijkt alsof deze passages de enige
verhindering vormen om vrouwen toe te laten tot de ambten,
terwijl de teksten niet hebben beoogd dat te zeggen. Wel bepalen
deze teksten ons erbij dat wie onderricht geeft, dat behoort te
doen op basis van inzicht, gaven en roeping en een manier die
past bij het elkaar wederzijds dienen. Enkel deze teksten kunnen
dan ook geen basis vormen voor het gesloten houden van de ambten
voor vrouwen.
4. Op deze wijze is het onderwijs van Paulus voor ons een
aansporing om de zgn. zwijgteksten niet te verdonkeremanen, maar
in onze tijd te verstaan hoe we het andere geslacht niet
overheersen en onszelf tegenover de Heer verantwoorden.
5. We delen in de maatschappelijke ontwikkeling waarin mannen en
vrouwen gelijkelijk zijn opgeleid en gelijkelijk toegang hebben
tot functies in de maatschappij. De begrippen hoofd en gezag
worden daardoor anders beleefd, zoals ook al in de opeenvolgende
versies van het huwelijksformulier blijkt. Daarin staat steeds
meer de eenheid en gelijkwaardigheid in wederzijdse
dienstbaarheid voorop.
6. Vrouwen zijn op allerlei vlak actief in de gemeente en
participeren op gelijke voet met broeders (niet-ambtsdragers) in
de liturgie. Zij geven catechisatie en participeren in (soms)
leidinggevende commissies of posities in het kerkenraadswerk en
vervullen daarmee taken waar voorheen de ambtelijke bevestiging
voor werd gevraagd.
7. De bijzondere ambten zoals die in de GKv zijn ingesteld, zijn
een gave van God aan de gemeente. Wie in een bijzonder ambt de
brede verantwoordelijkheid voor de gemeente draagt, dient
daarvoor roeping te voelen, de gaven te bezitten en door
verkiezing en bevestiging de volmacht van Christus Jezus bij de
toewijding aan die taak te ontvangen.
8. De dienst van het Woord, en daaraan gekoppeld de bevoegdheid
tot bediening van de sacramenten, is in de geschiedenis steeds
toevertrouwd aan één ambtsdrager in het bijzonder van wie de
gaven, opleiding en toewijding door de gemeente erkend zijn. Door
roeping en bevestiging vertegenwoordigen deze ambtsdragers de
constante dienst van Woord en sacramenten door de tijd en in de
wereld.
Besluit 3:
daartoe een keuze te maken uit de opties die in het rapport van
deputaten M/V en ambt geschetst zijn en daarvoor een eigen weging
van argumenten aan te geven.
Grond:
Het rapport benoemt de opties die in de kerken met beroep op de
heilige Schrift worden bepleit in volle bandbreedte. Deputaten
geven concreet advies, maar het is aan de generale synode namens
de kerken een keuze te maken.
Besluit 4:
uit te spreken dat er Schriftuurlijke gronden zijn om vrouwen van
de gemeente te roepen tot de dienst der barmhartigheid en
daardoor tot het ambt van diaken.
Gronden:
1 Deputaten M/V en ambt hebben genoegzaam aannemelijk gemaakt,
dat naar het getuigenis van het Nieuwe Testament ook in de
apostolische tijd vrouwen in de dienst van de diakenen deelden en
zo genoemd worden (Rom. 16: 1-2; 1 Tim. 3 en 5).
2 Ook de vroegchristelijke kerken kenden het ambt van diacones.
De functie komt nog altijd in enkele gereformeerde kerken voor.
Besluit 5:
uit te spreken dat er Schriftuurlijke gronden zijn om vrouwen van
de gemeente te roepen tot de dienst in het opzicht, het pastoraat
en het onderwijs en daardoor tot het ambt van ouderling.
|69|
Gronden:
1. De figuren van Mirjam (Micha 6: 4) en Debora (Recht. 4-5)
laten vrouwen in het oude verbond zien die in samenwerking met
mannen optreden in bestuur en rechtspraak.
2. Terwijl het Nieuwe Testament mannen als ouderen-oudsten noemt
worden ook oudere- oudste vrouwen opgeroepen tot voorbeeld en
zielszorg (Tit. 2).
3. Deputaten M/V en ambt hebben genoegzaam aannemelijk gemaakt
dat het apostolisch voorschrift inzake zwijgen, resp. niet leren
of gezag oefenen door vrouwen, niet direct kan worden gezien als
grond voor het sluiten van het ambt van ouderling voor vrouwen.
Besluit 6:
uit te spreken dat ook aan vrouwen van de gemeente die daarvoor
de gaven hebben ontvangen, preekconsent kan worden verleend en
daartoe in artikel 3 van de generale regeling voor het verlenen
van preekconsent, zoals vastgesteld door de generale synode van
Harderwijk 2011-2012, Acta Bijlage 3.1, het woord ‘broeders’ te
vervangen door ‘leden van de gemeente’ en de overige artikelen
dienovereenkomstig aan te passen.
Gronden:
1. De vervulling van de Pinksterbelofte (Joël 3: 1-2; Hand. 2:
17-18) is dat zonen en dochters, ouderen en jongeren in de gave
van de profetie delen. Het Nieuwe Testament tekent die
werkelijkheid (Hand. 21: 8; 1 Kor. 11: 4-5).
2. De schriftuurlijke duiding is dat ‘iemand die profeteert
spreekt tot mensen, en wat hij zegt is opbouwend, troostend en
bemoedigend’ (1 Kor. 14: 3). Deze wijze waarop geprofeteerd wordt
kan voor mannen en voor vrouwen gelden. De specifieke
zwijgopdracht (14: 34) geldt niet met terugwerkende kracht voor
al Paulus’ aanwijzingen.
3. Het nieuwtestamentische profeteren is wat de inhoud betreft in
de gereformeerde traditie opgevat als uitleg van de heilige
Schrift en door de Geest geleid toepassen op het heden, en wel in
de prediking. Het gezag van de prediking is zozeer gelijk aan het
gezag van het verkondigde Woord dat het in de Westerse cultuur
niet aan het geslacht van de prediker gebonden is.
Besluit 7:
uit te spreken dat ook vrouwen der gemeente, die aan de vereisten
voldoen, kunnen worden geroepen tot het ambt van predikant met
een bijzondere taak conform artikel 10 van de kerkorde.
Grond:
De kerkelijke praktijk is al, dat vrouwen in onze kerken
beroepshalve deelnemen aan het geven van theologisch onderwijs en
aan de geestelijke verzorging. Dat zijn ambtelijke werkzaamheden,
waarvoor een machtiging namens de gemeente door middel van een
openlijke bevestiging en een gebed om hulp en zegen van God
wenselijk is.
Besluit 8:
uit te spreken dat er Schriftuurlijke gronden zijn om vrouwen van
de gemeente te roepen tot de dienst van verkondiging en onderwijs
en daarmee tot het ambt van predikant in een gemeente.
Gronden:
1. De vervulling van de Pinksterbelofte (Joël 3: 1-2; Hand. 2:
17-18) is dat zonen en dochters, ouderen en jongeren in de gave
van de profetie delen. Het Nieuwe Testament tekent die
werkelijkheid (Hand. 21: 8; 1 Kor. 11: 4-5).
2. De schriftuurlijke duiding is dat ‘iemand die profeteert
spreekt tot mensen, en wat hij zegt is opbouwend, troostend en
bemoedigend’ (1 Kor. 14: 3). Deze wijze waarop geprofeteerd wordt
kan voor mannen en voor vrouwen gelden. De specifieke
zwijgopdracht (14: 34) geldt niet met terugwerkende kracht voor
al Paulus’ aanwijzingen.
|70|
3. Het nieuwtestamentische profeteren is wat de inhoud betreft in
de gereformeerde traditie opgevat als uitleg van de heilige
Schrift en door de Geest geleid toepassen op het heden, en wel in
de prediking. Het gezag van de prediking is zozeer gelijk aan het
gezag van het verkondigde Woord dat het in de Westerse cultuur
niet aan het geslacht van de prediker gebonden is.
4. Deputaten M/V en ambt hebben genoegzaam aannemelijk gemaakt
dat het apostolisch voorschrift inzake zwijgen, resp. niet leren
of gezag oefenen door vrouwen, niet direct kan worden gezien als
grond voor het sluiten van het ambt van predikant voor vrouwen.
Besluit 9:
ruimte te geven aan gemeenten om zelf te kunnen afspreken op
welke wijze en wanneer ze aan deze besluiten vorm willen geven.
Gronden:
1. Het is aan iedere gemeente om te bezien hoe de gaven en
talenten die aan haar gemeenteleden zijn gegeven kunnen worden
ingezet om de gemeente verder te brengen op weg naar Gods
koninkrijk.
2. Iedere gemeente dient hierin dus een eigen bezinningsproces te
doorlopen en zelf uitvoering te geven aan de besluiten.
Besluit 10:
de kerken op te roepen zich nader te bezinnen op de vraag hoe
recht kan worden gedaan aan de verschillen tussen man en vrouw in
de vervulling van taken en ambten in de gemeente en daardoor
recht te doen aan de apostolische waarschuwingen tegen
overheersing (1 Pet. 3: 7; 1 Tim. 2: 8-15; 1 Kor. 14: 34-35).
Grond:
De Bijbel spreekt zowel over de gelijkwaardigheid van man en
vrouw, als over de eigen plaats die beiden hebben tegenover God.
In onze sterk op gelijkheid gerichte cultuur verdient dit aspect
speciale aandacht.
Besluit 11:
het rapport van deputaten M/V en ambt toe te zenden aan de
binnen- en buitenlandse zusterkerken.
Gronden:
1. Overeenkomstig de regels voor de zusterkerkrelaties (GS Ommen
1993) behoren de zusterkerken op de hoogte te worden gesteld in
geval van wijzigingen van of aanvullingen op de belijdenis,
kerkorde of liturgische formulieren die inhoudelijk van
confessionele aard zijn
2. Kennisneming van dit rapport kan het begrip voor de besluiten
1 t/m 7 bevorderen.
Besluit 12:
geen nieuwe deputaten M/V en ambt te benoemen.
Grond:
De begeleiding van de uitwerking van de genomen besluiten kan
gedaan worden door het deputaatschap dat deputaten M/V en kerk in
hun rapport voorstellen.
De Generale Synode van Ede 2014–2015 droeg ons ook op in kaart te brengen, wat de consequenties zijn van een ambtelijke structuur waarbinnen vrouwen zich kunnen inzetten voor Gods koninkrijk, met betrekking tot de in gebruik zijnde formulieren en de kerkorde (Besluit 3a 2).
|71|
Wij zijn graag beschikbaar om na de besluitvorming door de generale synode en zo mogelijk voor haar sluiting, op dit punt eventueel noodzakelijke voorstellen voor te bereiden.
mr. dr. A. Haan-Kamminga
dr. J.P. de Vries
prof. dr. E.A. de Boer
E.J. de Jong-Wilts MA
H.S. Nederveen-Van Veelen BTh
prof. dr. C.J. de Ruijter
dr. W.F. Wisselink