4 M/V in de GKv praktijk

 

4.1 Introductie 

Dit hoofdstuk bevat de inzichten die we hebben opgedaan op basis van de onderzoeken die het deputaatschap M/V in de kerk en het Praktijkcentrum hebben verricht naar de taken die door mannen en vrouwen worden vervuld in de praktijk van de gemeenten. De directe aanleiding voor de praktijkverkenning van de inzet van vrouwen in de kerk wordt in de taakopvatting benoemd als “het verdisconteren van de wijze waarop op dit moment vrouwen fungeren in kerkelijke taken en bedieningen in de GKv”.51 Daarbij hebben we in onze taakopvatting aangegeven zo open mogelijk te willen communiceren met deputaten M/V in de kerk. Dit deputaatschap, evenals M/V en ambt ingesteld door de GS Ede, kreeg als taak om “te werken aan de integratie van het Bijbels onderwijs, de confessionele normen en de praktijk in de Gereformeerde Kerken met betrekking tot de rollen en functies van vrouwen en mannen in hun onderlinge samenhang”. In de uitwerking van deze taak gaat het erom dat deputaten M/V in de kerk beschrijven hoe en op grond waarvan mannen en vrouwen hun gaven inzetten in de gemeente, daarbij ontwikkelingen en aandachtspunten signaleren, het gesprek over de waarnemingen te faciliteren, voeden en ondersteunen met 


51 Zie de taakopvatting in Bijlage 2. 

|42|

aandacht voor (het lezen van) de bijbel, de maatschappij en de verschillen tussen man en vrouw en met bijzondere ruimte voor de ervaringen en overtuigingen van vrouwen.52

Om nu in kaart te krijgen op welke wijze vrouwen op dit moment fungeren in kerkelijke taken en bedieningen heeft M/V in de kerk drie onderzoeken uitgevoerd in samenwerking met het Praktijkcentrum. Deze onderzoeken dienden, in lijn met de opdracht, een tweeledig doel: het verzamelen van feitelijke informatie maar ook het stimuleren van het gesprek over de roeping en inzet van vrouwen in de kerken en daarbij het signaleren van sterke punten en knelpunten en het inventariseren van meningen en argumenten. Deputaten M/V in de kerk hebben hun taak dan ook onder de noemer actieonderzoek uitgevoerd. De inhoud van de onderzoeken is met ons afgestemd. Dit hoofdstuk vat uit deze onderzoeken de informatie samen die nodig is voor de werkopdracht van M/V en ambt. De focus daarbij is gericht op welke taken mannen en vrouwen in de praktijk uitvoeren en hoe zich dat verhoudt tot de taken die tot het ambt behoren. Dit hoofdstuk gaat eerst in op de aanpak van de onderzoeken en somt vervolgens inzichten op uit het kwantitatieve onderzoek, het kwalitatieve onderzoek en de kerkelijke praktijk. Ten slotte worden de resultaten geduid met het oog op de werkopdracht van M/V en ambt. 

4.2 Aanpak en verantwoording 

Er is in twee ronden onderzoek gedaan. Allereerst een kwalitatief vooronderzoek, waarin met 13 gemeenten een gesprek is gevoerd over de taken die vrouwen vervullen in de gemeenten en de opvattingen en afwegingen daarbij. Bij de selectie van gemeenten is gezocht naar spreiding op ligging en signatuur. Per gemeente is (zo mogelijk) gesproken met een vertegenwoordiging van de kerkenraad en enkele gemeenteleden, bij voorkeur vrouwen. In de interviews is getracht zowel het officiële standpunt en de besluitvorming/argumentatie te achterhalen als de persoonlijke opvattingen en ervaringen. Voor het onderzoek zijn de taken die in de gemeenten worden verricht ingedeeld in 4 taakgroepen:
-  Vieren: muziek, liturgie, bijbellezing, kindermoment;
-  Leren: catechisatie, kinderwerk, toerusting;
-  Zorgen: bezoekwerk, diaconale taken, pastorale taken;
-  Bouwen: functies in kringen, bezoekwerk, CvB, bestuurstaken, coördinatietaken.
Na analyse van de gegevens over de praktijk van het functioneren van mannen en vrouwen worden verschillende typen gemeenten onderscheiden. Ook voor de indeling op opvattingen wordt een typologie gemaakt, zodat uitspraken gedaan kunnen worden over wat de praktijk van functioneren is en hoe dat wordt beoordeeld door de respondenten.

Vervolgens is een kwantitatief onderzoek uitgezet onder alle scribae van de Gereformeerde Kerken, om een breder beeld te krijgen van de inzet van mannen en vrouwen over de breedte van de GKv. Er is gevraagd naar de participatie van mannen en vrouwen voor een groot aantal taken binnen de gemeente.53 In de vragenlijst is gekozen voor een indeling in dezelfde vier clusters als bij het kwalitatieve onderzoek:
-  Vieren: taken in en/of rondom de kerkdienst;
-  Bouwen: taken die te maken hebben met beleid, visievorming en beheer;
-  Zorgen: taken die te maken hebben met pastoraat en diaconaat;
-  Leren: taken die te maken hebben met onderwijzen.54
Binnen die taakverdeling is het voor M/V en ambt relevant om te weten welke taken dicht aanliggen tegen taken die binnen het ambt worden uitgevoerd. Daarbij gaat het met name om taken binnen de clusters bouwen en zorgen. Binnen die clusters is daarom een nader onderscheid


52 Acta GS Ede 2014, artikel 17 en 18.
53 Met een respons van 76% (202 unieke gemeenten) is het onderzoek representatief te noemen. De deelnemende kerken zijn representatief voor het kerkverband. Ze vertegenwoordigen zowel door de spreiding (elke provincie wordt naar verhouding goed vertegenwoordigd), als de grootte (van minder dan 150 leden tot meer dan 750), als wel door de ligging (van plattelandsgemeente tot stadsgemeente) de breedte van het kerkverband. Bron: Jaarrapportage MV in de kerk 2015.
54 Bron: Rapportage kwantitatief onderzoek p.4

|43|

gemaakt. Bij zorgen is gevarieerd naar zwaarte en reikwijdte van de zorgtaak en bij bouwen is onderscheiden in de activiteiten voorbereiden, beslissen en uitvoeren, voor zowel het inhoudelijk beleid/de koers van de gemeente als het beheer en de organisatie in de kerk. 

De hoofdlijnen van het resultaat van beide onderzoeken zijn verwerkt in een brochure voor de kerken en gedurende een dertigtal gemeenteavonden is gebruik gemaakt van een stellingenspel om de argumentatie die in de gemeenten leeft in beeld te brengen.55 Dit heeft geresulteerd in een rapportage over de meningen en argumenten die leven onder de leden van plaatselijke GKv’s.56

4.3 Inzichten vanuit het kwalitatief onderzoek 

Het kwalitatief vooronderzoek is gehouden onder dertien gemeenten van allerlei ligging. Daarmee is geprobeerd de breedte van de GKv te representeren.57 Het doel van de groepsinterviews was inzicht te krijgen in de diversiteit in invulling van en de onderliggende overtuigingen bij de rollen en taken die vrouwen en mannen vervullen in de GKv. 

Er zijn vier clusters van taken onderzocht: vieren, leren, zorgen en bouwen. Hierbinnen zijn zowel mannen als vrouwen actief. In de viering hebben mannen nog steeds een sterke rol, te verklaren vanuit de invulling van taken die van oudsher voorbehouden waren aan ambtsdragers (preken, collecteren). Wel worden vrouwen toenemend actief, denk hierbij aan taken als bijbellezen, gastvrouw, muzikale inzet en het kindmoment. Binnen het gebied leren wordt de opkomst van vrouwen nog sterker gesignaleerd, als het gaat om catechese, toerustende activiteiten aan de gemeente en kerkenraad. De cluster zorgen toont ook groei van de inzet van vrouwen, grotendeels te danken aan de inzet van pastoraal en diaconaal werkers als bijstand of vervanging voor ambtelijk bezoekwerk. Gaat het om bouwen, dan blijkt dat mannen veelal actief zijn in het leidinggeven (inhoudelijk en coördinerend). Ook hier neemt de participatie van vrouwen toe, denk bijvoorbeeld aan het leiden van een kring, zitting in het moderamen en ook de kerkenraad.58

Op basis van de gesprekken is de volgende typologie gemaakt:
-  Type 1 gemeenten: vrouwen verrichten in deze gemeenten traditionele en niet-ambtelijke taken.
-  Type 2 gemeenten: vrouwen verrichten in deze gemeenten allerlei taken, waaronder taken die vanouds onder de ambtelijke taken vielen.
-  Type 3 gemeenten: vrouwen verrichten in deze gemeenten allerlei taken, ook ambtelijke taken.59
Vervolgens is onderzocht wat volgens de geïnterviewde gemeenten de roeping en het recht van vrouwen is om hun gaven in te zetten. Ook hier volgt weer een typologie, bestaande uit de typen behoudend, middenpositie en vooruitstrevend.60
-  Behoudende gemeenten kenmerken zich door een traditionele opvatting over de rol van de vrouw. De scheppingsorde geeft een verschil in positie tussen man en vrouw dat zich doorvertaalt in de invulling van kerkelijke taken en de ambten.
-  Gemeenten met een middenpositie kenmerken zich door diversiteit in opvattingen over de rol van de vrouw in de gemeente. Naast behoudende en vooruitstrevende overtuigingen, die beide aanwezig zijn, is het grote aandeel gemeenteleden opvallend dat worstelt met de betekenis van de zwijgteksten en de invloed van de cultuur. Er is twijfel over de rol van de vrouw, maar men heeft geen alternatieve opvatting. Het gevolg lijkt te zijn dat men het principiële bijbelse spreken mijdt, en overgaat tot spreken in termen van geschiktheid,


55 Bron: Jaarrapportage MV in de kerk 2015. Brochure te verkrijgen via http://mv.gkv.nl/download/82/
56 Bron: Rapportage-opiniepeiling-Gemeenteavonden-april-juni-2016.
57 Bron: Rapportage kwalitatief onderzoek p.4
58 Bron: Rapportage kwalitatief onderzoek p.5-7
59 Bron: Rapportage kwalitatief onderzoek p.6
60 Bron: Rapportage kwalitatief onderzoek p.7 en 8. De typologieën uit dit rapport zijn hier ingekort.

|44|

competenties en gaven. Concluderend kan gesteld worden dat in deze opvatting onduidelijk is hoe gedacht moet worden over de roeping en het recht van vrouwen.
- In vooruitstrevende gemeenten staat het gros van de gemeenteleden vóór openstelling van alle ambten. Men gaat uit van alternatieve exegeses van de zwijgteksten en redeneert vanuit de herstelde gelijkheid van man en vrouw. Dat aan vrouwen talenten worden geschonken vormt de basis van het honoreren van de roeping van vrouwen en hun ‘recht’ op het vervullen van alle ambten. 

Een aantal opvallende zaken uit de interviews geven we hier door:
-  Een eerste punt is dat vrouwen zowel ambtelijk, pastorale en diaconale taken krijgen toebedeeld ter ontlasting van de ambtsdragers, zoals het participeren in het leidinggevend kader van de gemeenten. Het ambtelijk takenpakket wordt, vergeleken met de vroegere praktijk in de kerken, verkleind ten gunste van de inzet van vrouwen en men vraagt zich af wat nu het ‘geestelijk leidinggeven’ is dat het ambt zou kwalificeren.
-  Een tweede opvallend punt is dat het terugtrekken van mannen uit ambten en andere functies in de praktijk van de kerken merkbaar is, ook in gemeenten waar vrouwen geen ambtsdrager zijn. Het rapport noemt als mogelijke redenen de groeiende inzet van vrouwen in allerlei kerkelijke functies, de nadruk op competenties en gaven waardoor mannen minder snel geschikt worden bevonden voor een ambt of taak en de vaak parttime arbeidsinzet van vrouwen (meer tijd voor de kerk), waardoor taken in het gezin anders verdeeld worden.
-  Uit de interviews blijkt verder dat men weliswaar de traditionele exegese van de zwijgteksten bekritiseert maar niet licht een nieuwe breed geaccepteerde exegese weet te hanteren. Tegelijkertijd krijgen vrouwen in de kerkelijke praktijk een groeiende ruimte (type 2 gemeenten).
-  Bij de respondenten blijkt dit dan ook te leiden tot een gevoel van onbehagen: waar is het beleid dat het handelen ondersteunt? De type 3-kerken die wel formeel vrouwen (willen) toelaten tot de ambten op basis van gearticuleerd beleid verkeren op dit moment in een lastige positie ten opzichte van het kerkverband, waar alle ambten gesloten zijn voor vrouwen.
Over het algemeen zijn de gemeenten blij met de inzet van vrouwen en heerst rond het onderwerp vooral een afwachtende houding. Een klein deel van de geïnterviewden is boos of gefrustreerd ten opzichte van het proces of de plek van vrouwen in de kerken. Als knelpunten wordt onder andere genoemd: “hypocrisie’ vanwege het toelaten van vrouwen in allerlei functies met verhullende namen (bv. huisbezoek is ‘onderlinge zorg’). De geloofwaardigheid van de kerkelijke gemeente komt daarmee in het geding.”61 Daarnaast is er angst voor bezwaren of scheuring wanneer de praktijk blijvend verandert en heeft men moeite met de huidige ambtscultuur. Er zijn vragen rond de cultuurgebondenheid van zwijgteksten en de ruimte voor de plaatselijke gemeenten.

Samenvattend: we kunnen zeggen dat het vooronderzoek blijk geeft van een blijvende verlegenheid waarbij de waardering voor de praktijk van de inzet van vrouwen in de kerk in spanningsvolle verhouding staat tot de wens om schriftgetrouw kerk te zijn, ook in de uitleg van de zgn. zwijgteksten en de scheppingsorde. Leer en leven lopen op dit punt, ruw gezegd, uiteen. Er is sprake van een groeiend besef van urgentie, ook als dit zoals een enkeling in de interviewserie aangaf, met het oog op het koninkrijk niet het belangrijkste onderwerp is.61


61 Kwalitatieve rapportage p.12 

|45|

4.4 Inzichten vanuit het kwantitatief onderzoek 

Bij het kwantitatief onderzoek is onderscheid gemaakt tussen verschillende taakgebieden.62 Het ging om taken in en/of rondom de kerkdienst; taken die te maken hebben met beleid, visievorming en beheer; taken die te maken hebben met pastoraat en diaconaat en taken die te maken hebben met onderwijzen.
-  Als het gaat om taken in en/of rondom de kerkdienst, blijkt dat in de meeste gemeenten zowel mannen als vrouwen bijdragen aan de dienst. Taken als preken (lezen), voorgaan in gebed, collecteren en de dienst leiden lijken (grotendeels) voorbehouden aan mannen. Een evt. kinderprogramma parallel aan de dienst wordt grotendeels door vrouwen gedaan.
-  Bij de taken die te maken hebben met beleid, visievorming en beheer, hebben in de meeste gemeenten zowel mannen als vrouwen voorbereidende en uitvoerende taken. Het nemen van besluiten aangaande beleid, visie en beheer gebeurt vooral door mannen.
-  Kijkend naar de pastorale en diaconale taken zien we dat het ‘officiële’ huisbezoek, uitvoering van tuchtmaatregelen en het voeren van diaconale gesprekken (grotendeels) door mannen wordt gedaan en de zusterhulp (grotendeels) door vrouwen. Pastorale gespreksvoering, onderlinge hulp, kinder- en jeugdpastoraat en het leiden van kringen zijn taken voor zowel mannen als vrouwen.
-  Onderwijzende taken worden in de regel door zowel mannen als vrouwen uitgevoerd. Dit zijn taken als (mentor)catecheet, leiden van de jeugdvereniging, de Alpha- of Emmaüscursus en het onderwijs aan doelgroepen. De belijdeniscatechese wordt door voornamelijk mannen gegeven.
Een opvallend punt uit het rapport is dat vrouwen slechts in enkele gevallen worden bevestigd voor een taak. Ook blijkt dat de taakverdeling tussen mannen en vrouwen slechts in 15% van de gemeenten voortkomt uit beleidsbeslissingen; in verreweg de meeste gemeenten is sprake van een praktijk die van onderaf is gegroeid.

Wanneer we dit nu vergelijken met wat in het vorige hoofdstuk is beschreven over de werkzaamheden in de bijzondere ambten, dan wordt zichtbaar dat als het gaat om onderwijs aan doelgroepen, ook in de erediensten, dit vrij door vrouwen wordt gedaan. Daarnaast denken vrouwen vanuit hun gaven en roeping mee over de besluiten die de koers van de kerk aangaan. Dat zij uiteindelijk niet meestemmen over het formeel nemen van besluiten, doet niet af aan de inhoudelijke verantwoordelijkheid die zij op dat gebied wel dragen, zoals ook duidelijk werd uit het kwalitatief onderzoek. Verder nemen vrouwen pastorale verantwoordelijkheid op zich in het leiden van kleinere kringen binnen de gemeente, hoewel taak en inhoud van deze rol per gemeente zal verschillen. In de praktijk lijken vrouwen daarmee alle ruimte te krijgen om in de bijzondere dienst te participeren, alleen worden zij daarvoor zelden verkozen en bevestigd.

Samenvattend: vrouwen draaien op allerlei gebied en in allerlei taken volop mee in de kerken. Er zijn veel taken waarin mannen en vrouwen naast elkaar werken (vieren, leren) en vrouwen werken vrijwel nooit alleen. Vrouwen participeren als het gaat om het zorgen zowel in pastorale als diaconale bezoeken en met name de onderlinge zorg en toerusting ligt bij vrouwen. Ook in het besturen van de kerk worden de gaven van vrouwen ingezet. We zien dat mannen en vrouwen beslissingen voorbereiden en uitvoeren, maar dat het nemen van het daadwerkelijke besluit (voornamelijk rond visie en beleid) een taak van mannen is. Juist in het voorbereiden gaat veel van het denkwerk rond de koers van de gemeente zitten, een taak die door mannen en vrouwen samen wordt gedaan. Daarbij zijn de belijdeniscatechese (leren), de prediking (vieren), de tucht (zorgen) en de beleidsbeslissing (bouwen) nog vrijwel exclusief voorbehouden aan mannen, want aan ambtsdragers. Vrouwen participeren steeds meer in taken die voorheen onder het ambt vielen, zonder dat zij daarvoor gekozen of bevestigd worden


62 Bron: rapportage kwantitatief onderzoek en brochure deputaten M/V in de Kerk

|46|

4.5 De kerkelijke praktijk 

Een aantal signalen uit de praktijk van de gereformeerde kerken vrijgemaakt willen we in dit hoofdstuk niet ongenoemd laten. Dit vooral om te illustreren hoezeer de praktijk al dan niet gearticuleerd aandringt op een richtinggevend besluit over de roeping en het recht van vrouwen in de kerken.
-  Op 25-30 gemeentevergaderingen dat onder leiding deputaten M/V in de kerk is gehouden, is gebruik gemaakt van een stellingenspel om de meningen en argumenten van de aanwezigen te peilen, als het gaat om de taakinvulling van mannen en vrouwen in de kerken.63 Deputaten M/V in de kerk spreken over een positieve sfeer op de gemeenteavonden. In veel gevallen wordt tijdens deze avonden blijk gegeven van grote verlegenheid en grote diversiteit rond de vragen en stellingen die deputaten voorleggen.64 Kijkend naar de mening van de aanwezigen, blijkt dat het gelijktrekken van mannen en vrouwen in kerkgerelateerde taken bij drie van de vijf stellingen de overheersende mening is. Opvallend is dat bij de meeste stellingen de voor- en tegenstanders uit dezelfde argumentencategorie putten. Het gaat dan om het belang van (de uitleg van) de schrift als basis voor het gedeeld geloof.
-  Gaande de rapportageperiode werd ons duidelijk dat verschillende gemeenten het gesprek ter synode niet langer willen of kunnen afwachten. In ieder geval vier gemeenten hebben besloten dat het diakenambt (principieel) wordt opengesteld voor vrouwen. In één gemeente wordt ook het ouderlingenambt opengesteld.65 De argumenten om het diakenambt open te stellen zijn niet nieuw en mee ingegeven door de nieuwe kerkorde, waarbij het ambt van diaken werd losgemaakt van de kerkenraad. Deze praktijk geeft blijk van de gegroeide verlegenheid en de urgentie die in deze gemeenten gevoeld wordt om een besluit te nemen rond de invulling van het ambtswerk.
-  Daarnaast, en minder zichtbaar voor de meeste gemeenteleden, fungeren vrouwelijke theologen als geestelijk verzorger in diverse instellingen of als docent aan de theologische universiteit. Daarnaast zijn vrouwen actief in deputaatschappen en in de verschillende kerkrechtelijke commissies. Ook hier bewegen vrouwen zich op de gebieden van leren, vieren, zorgen en bouwen, zonder dat gesproken wordt van een ambtelijke roeping en/of bevestiging. Beroepshalve of dienstverlenend doen zij aan grondige exegese en onderwijzen zij de schriften, maar in de eigen gemeente hebben zij een andere rol. Hier dient zich spanning aan, voor zowel de vrouwen in kwestie als degene die zich met deze praktijk geconfronteerd ziet.
-  In de lokale samenwerking en samenspreking tussen kerken dient zich steeds opnieuw de vraag naar de vrouw in het ambt aan. Enerzijds omdat de Nederlands Gereformeerde kerken en Protestantse kerken hiervoor wél, anderzijds de Christelijke Gereformeerde kerken hiervoor geen ruimte zien. De soms moeizame zoektocht naar eenheid tussen kerken om daarmee recht te doen aan het gezamenlijk belijden van Christus’ naam wordt verder vertraagd door het uitblijven van duidelijkheid. Hoewel tussen genoemde kerken nu al soms grote diversiteit aan te wijzen is in opvattingen en kerkelijke praktijken, mag het gesprek hierop niet stokken maar moet het blijvend gaan over de Bijbel als grond en Jezus Christus


63 Bron: Bron: Rapportage-opiniepeiling-Gemeenteavonden-april-juni-2016.
64 De stellingen die zijn voorgelegd luidden:
1. Om het evangelie dicht bij de mensen buiten de kerk te brengen is het gewenst dat ook binnen de kerk vrouwen een leidinggevende positie mogen bekleden.
2. Onderwijs door vrouwen binnen de kerk is niet te combineren met wat de bijbel ons voorhoudt in 1 Tim. 2: 8-15.
3. De pastorale en diaconale taken van het ambt passen beter bij het zorgende karakter van de vrouw.
4. De organisatievorm waarbij zowel mannen als vrouwen een rol hebben in het bestuur, pastoraat, onderwijs en diaconaat valt bijbels niet te onderbouwen.
5. Op basis van Gal. 3: 25-28 mogen we stellen dat alle taken in de kerk verdeeld mogen worden tussen mannen en vrouwen.

65 Zie o.a. Nederlands Dagblad 15 september 2016 p.7: ‘Eerste Gereformeerde kerken vrijgemaakt laten vrouwelijke diaken toe’

|47|

als kern van ons geloof. Lokale vormen van samenwerking zullen, rekening houdend met de kaders die de kerken hiervoor doen gelden, concreet vorm willen geven aan het gedeeld verlangen naar eenheid. Verwarring over de kaders komt dat gesprek niet ten goede.

Samenvattend: er heerst verlegenheid in de gemeenten rond dit onderwerp, maar er is een gedeelde basis in het samen willen zoeken naar Gods wil zoals die in de Bijbel is geopenbaard. De urgentie om te komen tot een besluit wordt steeds meer gevoeld en in een aantal gemeenten is al een besluit genomen. De noodzaak voor een besluit wordt zichtbaar in situaties waarin samenwerking of samenspreking is met NGK en PKN gemeenten. Ook rond de inzet van vrouwelijke geestelijk verzorgers en docenten wordt de noodzaak om tot een koers te komen zichtbaar.

4.6 Verschil tussen mannen en vrouwen volgens de wetenschap 

Kijkend naar voorgaande paragrafen zien we dat de gaven en talenten van vrouwen op alle terreinen van gemeentezijn met meer of minder ruimte worden ingezet. Dat roept de vraag op of mannen en vrouwen met gelijke gaven en talenten aan het werk kunnen op deze terreinen. In het gesprek over M/V worden argumenten gebruikt die ingaan op de geschiktheid van mannen of vrouwen naar hun aard voor bepaalde taken in de gemeente. Zijn de fysieke en mentale verschillen tussen man en vrouw niet ook bepalend in de uitvoering van taken? Omdat de vraag in de praktijk wordt gesteld of op basis daarvan aannames worden gedaan, willen we hieraan wel aandacht besteden, maar vinden dit geen kernvraag. We achten ons bovendien geen experts op dit gebied en bieden hier dus slechts een korte verkenning.66

Zijn er sekseverschillen die versterkend of belemmerend werken in de uitoefening van een ambt? In de lijn van de traditionele rolverdeling zoals we die in samenleving en kerk erop nahielden, ligt het voor de hand om te denken van wel. De man als leider en bestuurder, de vrouw zorgend en volgend. Hoewel de Bijbel man en vrouw als door God verschillend geschapen toont, worden deze verschillen nergens als zodanig benoemd. De invulling van de verschillen is daarmee allereerst een invulling van de geschapenen zelf: de mens of de gemeenschap van mensen (samenleving) die uit mannen en vrouwen bestaat. Zoals we in hoofdstuk 2 hebben gezien, was er een duidelijk culturele opvatting over hoe mannen en vrouwen zich tot elkaar dienden te verhouden en wat hun rol was in de samenleving. 

Vanuit de wetenschap is onderzoek naar sekseverschillen nog volop in ontwikkeling. Tot nog toe wordt vooral duidelijk dat de verschillen die er zijn tussen mannen en vrouwen vooral door hun omgeving worden veroorzaakt. Een kwestie van opvoeding, opleiding en groepsgedrag dus, waarbij onuitgesproken opvattingen over waar de talenten van mannen en vrouwen liggen, sturend zijn hun de (gewenste) ontwikkeling.67 De emancipatie die de samenleving heeft doorgemaakt op het gebied van rollen en taken van mannen en vrouwen toont aan dat deze opvattingen, wanneer ze verschuiven, een ander patroon van onderlinge verhoudingen kunnen gaan vertonen.68 Er zijn verschillen tussen mannen en vrouwen, maar deze verschillen hangen sterk samen met de culturele opvattingen. 

Er is veel onderzoek gedaan naar verschillen in eigenschappen tussen mannen en vrouwen. Maar uit het wetenschappelijk onderzoek naar deze verschillen moet vaak geconcludeerd worden dat de verschillen niet hard gemaakt kunnen worden en bovendien maar zelden te koppelen zijn aan concrete taken en rollen voor bepaalde functies. Natuurlijk zijn mannen en vrouwen verschillend, maar de verschillen in eigenschappen binnen de groep vrouwen en binnen de groep mannen zijn


66 O.a. Maarten en Nienke Verkerk in Onderweg, jrg 2 nr 17, Handreiking M/V 2011 hf. 3 en 5.
67 A. Kleinherenbrink, Mapping plasticity: sex/gender and the changing brain Tijdschrift voor Genderstudies, 2014, vol 14, no4 305-326.
68 Alice Eagly, Wendy Wood, the nature-nurture debates, 25 years of challenges in understanding the psychology of gender, Perspectives on Psychological Science May 2013 vol. 8 no. 3 340-35. 

|48|

meestal groter dan de verschillen tussen mannen en vrouwen.69 Daarbij moet ook bedacht worden dat als de wetenschap uitspraken doen, dit iets zegt over gemiddelden, niet over individuen.70 Laten we daarbij bedenken dat een verwijzing naar ‘de’ man en ‘de’ vrouw in vrijwel geen enkel geval recht zal doen aan het concrete, unieke schepsel van Gods hand, waarover zijn gaven zijn uitgestort. Zoeken naar mogelijke verschillen tussen mannen en vrouwen voegt daarom naar ons inzicht weinig toe aan de vragen die spelen rond vrouw en ambt. Het is veel belangrijker om te zien welke gaven en talenten ieder individu gekregen heeft om te kunnen inzetten in dienst van de gemeente.

Samenvattend: in het zoeken naar roeping en gaven om te dienen in een ambt, zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen niet zo relevant als de vraag of iemand de gaven en talenten en roeping heeft.

4.7 Conclusie 

De onderzoeken die zijn gedaan en de gesprekken die zijn gevoerd hebben rijke informatie opgeleverd. Een eerste inzicht dat daaruit kan worden afgeleid is dat de gaven en talenten van mannen en vrouwen in de gemeenten in ruime mate worden ingezet. Duidelijk wordt dat in de gemiddelde gemeente vrouwen allerlei taken verrichten, waaronder taken die vanouds onder de ambtelijke taken vielen. Hierin zien we wel enige mate van terughoudendheid en lijkt er geen sprake te zijn van formeel beleid. Zo kan het gebeuren dat het lerend en leidend voorgaan aan de gehele gemeente is voorbehouden aan mannen (wellicht vanwege hun ambtsdrager-zijn) en het lerend en leidend voorgaan aan de kring of catechesegroep door zowel mannen als vrouwen wordt gedaan. Deze praktijk van kerkinrichting roept spanning op, niet het minst voor de vrouwen die zelf hun gaven inzetten. Overigens wordt ook duidelijk dat men de situatie zoals die nu is gegroeid, eerder accepteert dan dat men de discussie erover wil aangaan.

Daarmee is de conclusie gerechtvaardigd dat er handelingsverlegenheid is ontstaan in de gemeenten. Leer en leven lijken niet altijd meer met elkaar in overeenstemming te zijn. Doordat de grenzen van het ambt in de praktijk niet meer zo duidelijk zijn afgebakend, functioneren vrouwen soms in taken die traditioneel onder het ambt vielen: het voeren van pastorale gesprekken, het verrichten van onderdelen van de liturgie, het meedenken over de koers van gemeenten en het geven van onderwijs aan delen van de gemeente. Het leren en regeren dat in de praktijk aan mannen is voorbehouden lijkt te zijn versmald tot preken, tucht en de formele beslisstructuur. Tekent zich daar in de praktijk de grens van het geestelijk leidinggeven af? Het willen afbakenen van dit begrip in concrete taken lijkt ons geen vruchtbare route. 

In ons bouwwerk van ambten is de leiding van de gemeente voorbehouden aan de ambtsdragers. In de praktijk functioneert dat zichtbaar anders: taken die voorheen door ambtsdragers werden vervuld, worden nu door niet-ambtelijke mannen en vrouwen gedaan. Dat roept de vraag op waar we het specifieke werkveld van de ambtsdrager zien. Is dat het in dienst zijn van de gemeente als geheel – en dus zichtbaar en actief op momenten die voor de gemeente als geheel relevant zijn (viering, bestuur)? Maakt de opkomst van nieuwe vormen in de gemeente (kringen en onderling pastoraat) ruimte voor de herwaardering van taakinvulling door gemeenteleden? Vraagt verandering in gemeentezijn om een herdefiniëring van de ambten? Als vrouwen taken overnemen van mannelijke ambtsdragers, speelt er dan voor hen een bijzondere geestelijke roeping? Hoe gaan we om met de roeping, verkiezing en bevestiging van gemeenteleden voor hun taak? Hoe gaan we ook om met verantwoording over de leidinggevende inzet van vrouwen? De conclusies zoals hier geformuleerd roepen vragen op rond het ambt, vragen die ook zonder een beslissing M/V besproken dienen te worden. In ons voorgaande hoofdstuk hebben we geconcludeerd dat de ambten aan de gemeenten zijn gegeven en dat in deze bijzondere dienst de externe bevestiging niet


69 E.E. Maccoby and C.N. Jacklin, The Psychology of Sex Differences Stanford University Press/Oxford University Press: London. 1975. Females of the Species (Semonides on Women).
70 Lise Eliot, Pink Brain, Blue Brain, 2010. 

|49|

mag ontbreken (volmacht van Christus). De praktijk zoals die hier beschreven is, maakt duidelijk dat dat veelvuldig wel het geval is. Hieronder vatten we de inzichten kort samen. 

Afwegingen uit de praktijk:
-  We constateren met blijdschap dat de gaven en talenten van vrouwen veelvuldig worden ingezet in vrijwel alle taakgebieden in de gemeente.
-  Maar we constateren ook dat er handelingsverlegenheid is, waarvoor oplossingen worden gezocht door vrouwen in het ambt toe te staan, de ambten anders in te richten of te leven met de verlegenheid die er is.
-  We constateren dat er ambtelijke taken door vrouwen worden uitgevoerd, zonder dat de door hen gevoelde roeping wordt getoetst en zonder dat er externe en geestelijke bevestiging van deze roeping is.
-  Daarmee moeten we ook constateren dat het steeds urgenter wordt dat er een koers komt voor M/V en ambt, maar ook voor het ambt in zichzelf.