Dit hoofdstuk bevat de inzichten die we hebben opgedaan op basis van de onderzoeken die het deputaatschap M/V in de kerk en het Praktijkcentrum hebben verricht naar de taken die door mannen en vrouwen worden vervuld in de praktijk van de gemeenten. De directe aanleiding voor de praktijkverkenning van de inzet van vrouwen in de kerk wordt in de taakopvatting benoemd als “het verdisconteren van de wijze waarop op dit moment vrouwen fungeren in kerkelijke taken en bedieningen in de GKv”.51 Daarbij hebben we in onze taakopvatting aangegeven zo open mogelijk te willen communiceren met deputaten M/V in de kerk. Dit deputaatschap, evenals M/V en ambt ingesteld door de GS Ede, kreeg als taak om “te werken aan de integratie van het Bijbels onderwijs, de confessionele normen en de praktijk in de Gereformeerde Kerken met betrekking tot de rollen en functies van vrouwen en mannen in hun onderlinge samenhang”. In de uitwerking van deze taak gaat het erom dat deputaten M/V in de kerk beschrijven hoe en op grond waarvan mannen en vrouwen hun gaven inzetten in de gemeente, daarbij ontwikkelingen en aandachtspunten signaleren, het gesprek over de waarnemingen te faciliteren, voeden en ondersteunen met
51 Zie de taakopvatting in Bijlage 2.
|42|
aandacht voor (het lezen van) de bijbel, de maatschappij en de verschillen tussen man en vrouw en met bijzondere ruimte voor de ervaringen en overtuigingen van vrouwen.52
Om nu in kaart te krijgen op welke wijze vrouwen op dit moment fungeren in kerkelijke taken en bedieningen heeft M/V in de kerk drie onderzoeken uitgevoerd in samenwerking met het Praktijkcentrum. Deze onderzoeken dienden, in lijn met de opdracht, een tweeledig doel: het verzamelen van feitelijke informatie maar ook het stimuleren van het gesprek over de roeping en inzet van vrouwen in de kerken en daarbij het signaleren van sterke punten en knelpunten en het inventariseren van meningen en argumenten. Deputaten M/V in de kerk hebben hun taak dan ook onder de noemer actieonderzoek uitgevoerd. De inhoud van de onderzoeken is met ons afgestemd. Dit hoofdstuk vat uit deze onderzoeken de informatie samen die nodig is voor de werkopdracht van M/V en ambt. De focus daarbij is gericht op welke taken mannen en vrouwen in de praktijk uitvoeren en hoe zich dat verhoudt tot de taken die tot het ambt behoren. Dit hoofdstuk gaat eerst in op de aanpak van de onderzoeken en somt vervolgens inzichten op uit het kwantitatieve onderzoek, het kwalitatieve onderzoek en de kerkelijke praktijk. Ten slotte worden de resultaten geduid met het oog op de werkopdracht van M/V en ambt.
Er is in twee ronden onderzoek gedaan. Allereerst een kwalitatief
vooronderzoek, waarin met 13 gemeenten een gesprek is gevoerd
over de taken die vrouwen vervullen in de gemeenten en de
opvattingen en afwegingen daarbij. Bij de selectie van gemeenten
is gezocht naar spreiding op ligging en signatuur. Per gemeente
is (zo mogelijk) gesproken met een vertegenwoordiging van de
kerkenraad en enkele gemeenteleden, bij voorkeur vrouwen. In de
interviews is getracht zowel het officiële standpunt en de
besluitvorming/argumentatie te achterhalen als de persoonlijke
opvattingen en ervaringen. Voor het onderzoek zijn de taken die
in de gemeenten worden verricht ingedeeld in 4 taakgroepen:
- Vieren: muziek, liturgie, bijbellezing, kindermoment;
- Leren: catechisatie, kinderwerk, toerusting;
- Zorgen: bezoekwerk, diaconale taken, pastorale taken;
- Bouwen: functies in kringen, bezoekwerk, CvB,
bestuurstaken, coördinatietaken.
Na analyse van de gegevens over de praktijk van het functioneren
van mannen en vrouwen worden verschillende typen gemeenten
onderscheiden. Ook voor de indeling op opvattingen wordt een
typologie gemaakt, zodat uitspraken gedaan kunnen worden over wat
de praktijk van functioneren is en hoe dat wordt beoordeeld door
de respondenten.
Vervolgens is een kwantitatief onderzoek uitgezet onder alle
scribae van de Gereformeerde Kerken, om een breder beeld te
krijgen van de inzet van mannen en vrouwen over de breedte van de
GKv. Er is gevraagd naar de participatie van mannen en vrouwen
voor een groot aantal taken binnen de gemeente.53 In
de vragenlijst is gekozen voor een indeling in dezelfde vier
clusters als bij het kwalitatieve onderzoek:
- Vieren: taken in en/of rondom de kerkdienst;
- Bouwen: taken die te maken hebben met beleid,
visievorming en beheer;
- Zorgen: taken die te maken hebben met pastoraat en
diaconaat;
- Leren: taken die te maken hebben met
onderwijzen.54
Binnen die taakverdeling is het voor M/V en ambt relevant om te
weten welke taken dicht aanliggen tegen taken die binnen het ambt
worden uitgevoerd. Daarbij gaat het met name om taken binnen de
clusters bouwen en zorgen. Binnen die clusters is daarom een
nader onderscheid
52 Acta GS Ede 2014, artikel 17 en 18.
53 Met een respons van 76% (202 unieke gemeenten) is
het onderzoek representatief te noemen. De deelnemende kerken
zijn representatief voor het kerkverband. Ze vertegenwoordigen
zowel door de spreiding (elke provincie wordt naar verhouding
goed vertegenwoordigd), als de grootte (van minder dan 150 leden
tot meer dan 750), als wel door de ligging (van
plattelandsgemeente tot stadsgemeente) de breedte van het
kerkverband. Bron: Jaarrapportage MV in de kerk 2015.
54 Bron: Rapportage kwantitatief onderzoek p.4
|43|
gemaakt. Bij zorgen is gevarieerd naar zwaarte en reikwijdte van de zorgtaak en bij bouwen is onderscheiden in de activiteiten voorbereiden, beslissen en uitvoeren, voor zowel het inhoudelijk beleid/de koers van de gemeente als het beheer en de organisatie in de kerk.
De hoofdlijnen van het resultaat van beide onderzoeken zijn verwerkt in een brochure voor de kerken en gedurende een dertigtal gemeenteavonden is gebruik gemaakt van een stellingenspel om de argumentatie die in de gemeenten leeft in beeld te brengen.55 Dit heeft geresulteerd in een rapportage over de meningen en argumenten die leven onder de leden van plaatselijke GKv’s.56
Het kwalitatief vooronderzoek is gehouden onder dertien gemeenten van allerlei ligging. Daarmee is geprobeerd de breedte van de GKv te representeren.57 Het doel van de groepsinterviews was inzicht te krijgen in de diversiteit in invulling van en de onderliggende overtuigingen bij de rollen en taken die vrouwen en mannen vervullen in de GKv.
Er zijn vier clusters van taken onderzocht: vieren, leren, zorgen en bouwen. Hierbinnen zijn zowel mannen als vrouwen actief. In de viering hebben mannen nog steeds een sterke rol, te verklaren vanuit de invulling van taken die van oudsher voorbehouden waren aan ambtsdragers (preken, collecteren). Wel worden vrouwen toenemend actief, denk hierbij aan taken als bijbellezen, gastvrouw, muzikale inzet en het kindmoment. Binnen het gebied leren wordt de opkomst van vrouwen nog sterker gesignaleerd, als het gaat om catechese, toerustende activiteiten aan de gemeente en kerkenraad. De cluster zorgen toont ook groei van de inzet van vrouwen, grotendeels te danken aan de inzet van pastoraal en diaconaal werkers als bijstand of vervanging voor ambtelijk bezoekwerk. Gaat het om bouwen, dan blijkt dat mannen veelal actief zijn in het leidinggeven (inhoudelijk en coördinerend). Ook hier neemt de participatie van vrouwen toe, denk bijvoorbeeld aan het leiden van een kring, zitting in het moderamen en ook de kerkenraad.58
Op basis van de gesprekken is de volgende typologie gemaakt:
- Type 1 gemeenten: vrouwen verrichten in deze gemeenten
traditionele en niet-ambtelijke taken.
- Type 2 gemeenten: vrouwen verrichten in deze gemeenten
allerlei taken, waaronder taken die vanouds onder de ambtelijke
taken vielen.
- Type 3 gemeenten: vrouwen verrichten in deze gemeenten
allerlei taken, ook ambtelijke taken.59
Vervolgens is onderzocht wat volgens de geïnterviewde gemeenten
de roeping en het recht van vrouwen is om hun gaven in te zetten.
Ook hier volgt weer een typologie, bestaande uit de typen
behoudend, middenpositie en vooruitstrevend.60
- Behoudende gemeenten kenmerken zich door een traditionele
opvatting over de rol van de vrouw. De scheppingsorde geeft een
verschil in positie tussen man en vrouw dat zich doorvertaalt in
de invulling van kerkelijke taken en de ambten.
- Gemeenten met een middenpositie kenmerken zich door
diversiteit in opvattingen over de rol van de vrouw in de
gemeente. Naast behoudende en vooruitstrevende overtuigingen, die
beide aanwezig zijn, is het grote aandeel gemeenteleden opvallend
dat worstelt met de betekenis van de zwijgteksten en de invloed
van de cultuur. Er is twijfel over de rol van de vrouw, maar men
heeft geen alternatieve opvatting. Het gevolg lijkt te zijn dat
men het principiële bijbelse spreken mijdt, en overgaat tot
spreken in termen van geschiktheid,
55 Bron: Jaarrapportage MV in de kerk 2015.
Brochure te verkrijgen via http://mv.gkv.nl/download/82/
56 Bron:
Rapportage-opiniepeiling-Gemeenteavonden-april-juni-2016.
57 Bron: Rapportage kwalitatief onderzoek p.4
58 Bron: Rapportage kwalitatief onderzoek p.5-7
59 Bron: Rapportage kwalitatief onderzoek p.6
60 Bron: Rapportage kwalitatief onderzoek p.7 en 8. De
typologieën uit dit rapport zijn hier ingekort.
|44|
competenties en gaven. Concluderend kan gesteld worden dat in
deze opvatting onduidelijk is hoe gedacht moet worden over de
roeping en het recht van vrouwen.
- In vooruitstrevende gemeenten staat het gros van de
gemeenteleden vóór openstelling van alle ambten. Men gaat uit van
alternatieve exegeses van de zwijgteksten en redeneert vanuit de
herstelde gelijkheid van man en vrouw. Dat aan vrouwen talenten
worden geschonken vormt de basis van het honoreren van de roeping
van vrouwen en hun ‘recht’ op het vervullen van alle
ambten.
Een aantal opvallende zaken uit de interviews geven we hier
door:
- Een eerste punt is dat vrouwen zowel ambtelijk, pastorale
en diaconale taken krijgen toebedeeld ter ontlasting van de
ambtsdragers, zoals het participeren in het leidinggevend kader
van de gemeenten. Het ambtelijk takenpakket wordt, vergeleken met
de vroegere praktijk in de kerken, verkleind ten gunste van de
inzet van vrouwen en men vraagt zich af wat nu het ‘geestelijk
leidinggeven’ is dat het ambt zou kwalificeren.
- Een tweede opvallend punt is dat het terugtrekken van
mannen uit ambten en andere functies in de praktijk van de kerken
merkbaar is, ook in gemeenten waar vrouwen geen ambtsdrager zijn.
Het rapport noemt als mogelijke redenen de groeiende inzet van
vrouwen in allerlei kerkelijke functies, de nadruk op
competenties en gaven waardoor mannen minder snel geschikt worden
bevonden voor een ambt of taak en de vaak parttime arbeidsinzet
van vrouwen (meer tijd voor de kerk), waardoor taken in het gezin
anders verdeeld worden.
- Uit de interviews blijkt verder dat men weliswaar de
traditionele exegese van de zwijgteksten bekritiseert maar niet
licht een nieuwe breed geaccepteerde exegese weet te hanteren.
Tegelijkertijd krijgen vrouwen in de kerkelijke praktijk een
groeiende ruimte (type 2 gemeenten).
- Bij de respondenten blijkt dit dan ook te leiden tot een
gevoel van onbehagen: waar is het beleid dat het handelen
ondersteunt? De type 3-kerken die wel formeel vrouwen (willen)
toelaten tot de ambten op basis van gearticuleerd beleid verkeren
op dit moment in een lastige positie ten opzichte van het
kerkverband, waar alle ambten gesloten zijn voor vrouwen.
Over het algemeen zijn de gemeenten blij met de inzet van vrouwen
en heerst rond het onderwerp vooral een afwachtende houding. Een
klein deel van de geïnterviewden is boos of gefrustreerd ten
opzichte van het proces of de plek van vrouwen in de kerken. Als
knelpunten wordt onder andere genoemd: “hypocrisie’ vanwege het
toelaten van vrouwen in allerlei functies met verhullende namen
(bv. huisbezoek is ‘onderlinge zorg’). De geloofwaardigheid van
de kerkelijke gemeente komt daarmee in het geding.”61 Daarnaast
is er angst voor bezwaren of scheuring wanneer de praktijk
blijvend verandert en heeft men moeite met de huidige
ambtscultuur. Er zijn vragen rond de cultuurgebondenheid van
zwijgteksten en de ruimte voor de plaatselijke gemeenten.
Samenvattend: we kunnen zeggen dat het vooronderzoek blijk geeft van een blijvende verlegenheid waarbij de waardering voor de praktijk van de inzet van vrouwen in de kerk in spanningsvolle verhouding staat tot de wens om schriftgetrouw kerk te zijn, ook in de uitleg van de zgn. zwijgteksten en de scheppingsorde. Leer en leven lopen op dit punt, ruw gezegd, uiteen. Er is sprake van een groeiend besef van urgentie, ook als dit zoals een enkeling in de interviewserie aangaf, met het oog op het koninkrijk niet het belangrijkste onderwerp is.61
61 Kwalitatieve rapportage p.12
|45|
Bij het kwantitatief onderzoek is onderscheid gemaakt tussen
verschillende taakgebieden.62 Het ging om taken in
en/of rondom de kerkdienst; taken die te maken hebben met beleid,
visievorming en beheer; taken die te maken hebben met pastoraat
en diaconaat en taken die te maken hebben met onderwijzen.
- Als het gaat om taken in en/of rondom de
kerkdienst, blijkt dat in de meeste gemeenten zowel mannen
als vrouwen bijdragen aan de dienst. Taken als preken (lezen),
voorgaan in gebed, collecteren en de dienst leiden lijken
(grotendeels) voorbehouden aan mannen. Een evt. kinderprogramma
parallel aan de dienst wordt grotendeels door vrouwen gedaan.
- Bij de taken die te maken hebben met beleid,
visievorming en beheer, hebben in de meeste gemeenten zowel
mannen als vrouwen voorbereidende en uitvoerende taken. Het nemen
van besluiten aangaande beleid, visie en beheer gebeurt vooral
door mannen.
- Kijkend naar de pastorale en diaconale taken
zien we dat het ‘officiële’ huisbezoek, uitvoering van
tuchtmaatregelen en het voeren van diaconale gesprekken
(grotendeels) door mannen wordt gedaan en de zusterhulp
(grotendeels) door vrouwen. Pastorale gespreksvoering, onderlinge
hulp, kinder- en jeugdpastoraat en het leiden van kringen zijn
taken voor zowel mannen als vrouwen.
- Onderwijzende taken worden in de regel door
zowel mannen als vrouwen uitgevoerd. Dit zijn taken als
(mentor)catecheet, leiden van de jeugdvereniging, de Alpha- of
Emmaüscursus en het onderwijs aan doelgroepen. De
belijdeniscatechese wordt door voornamelijk mannen gegeven.
Een opvallend punt uit het rapport is dat vrouwen slechts in
enkele gevallen worden bevestigd voor een taak. Ook blijkt dat de
taakverdeling tussen mannen en vrouwen slechts in 15% van de
gemeenten voortkomt uit beleidsbeslissingen; in verreweg de
meeste gemeenten is sprake van een praktijk die van onderaf is
gegroeid.
Wanneer we dit nu vergelijken met wat in het vorige hoofdstuk is beschreven over de werkzaamheden in de bijzondere ambten, dan wordt zichtbaar dat als het gaat om onderwijs aan doelgroepen, ook in de erediensten, dit vrij door vrouwen wordt gedaan. Daarnaast denken vrouwen vanuit hun gaven en roeping mee over de besluiten die de koers van de kerk aangaan. Dat zij uiteindelijk niet meestemmen over het formeel nemen van besluiten, doet niet af aan de inhoudelijke verantwoordelijkheid die zij op dat gebied wel dragen, zoals ook duidelijk werd uit het kwalitatief onderzoek. Verder nemen vrouwen pastorale verantwoordelijkheid op zich in het leiden van kleinere kringen binnen de gemeente, hoewel taak en inhoud van deze rol per gemeente zal verschillen. In de praktijk lijken vrouwen daarmee alle ruimte te krijgen om in de bijzondere dienst te participeren, alleen worden zij daarvoor zelden verkozen en bevestigd.
Samenvattend: vrouwen draaien op allerlei gebied en in allerlei taken volop mee in de kerken. Er zijn veel taken waarin mannen en vrouwen naast elkaar werken (vieren, leren) en vrouwen werken vrijwel nooit alleen. Vrouwen participeren als het gaat om het zorgen zowel in pastorale als diaconale bezoeken en met name de onderlinge zorg en toerusting ligt bij vrouwen. Ook in het besturen van de kerk worden de gaven van vrouwen ingezet. We zien dat mannen en vrouwen beslissingen voorbereiden en uitvoeren, maar dat het nemen van het daadwerkelijke besluit (voornamelijk rond visie en beleid) een taak van mannen is. Juist in het voorbereiden gaat veel van het denkwerk rond de koers van de gemeente zitten, een taak die door mannen en vrouwen samen wordt gedaan. Daarbij zijn de belijdeniscatechese (leren), de prediking (vieren), de tucht (zorgen) en de beleidsbeslissing (bouwen) nog vrijwel exclusief voorbehouden aan mannen, want aan ambtsdragers. Vrouwen participeren steeds meer in taken die voorheen onder het ambt vielen, zonder dat zij daarvoor gekozen of bevestigd worden.
62 Bron: rapportage kwantitatief onderzoek en brochure deputaten M/V in de Kerk
|46|
Een aantal signalen uit de praktijk van de gereformeerde kerken
vrijgemaakt willen we in dit hoofdstuk niet ongenoemd laten. Dit
vooral om te illustreren hoezeer de praktijk al dan niet
gearticuleerd aandringt op een richtinggevend besluit over de
roeping en het recht van vrouwen in de kerken.
- Op 25-30 gemeentevergaderingen dat onder leiding
deputaten M/V in de kerk is gehouden, is gebruik gemaakt van een
stellingenspel om de meningen en argumenten van de aanwezigen te
peilen, als het gaat om de taakinvulling van mannen en vrouwen in
de kerken.63 Deputaten M/V in de kerk spreken over een
positieve sfeer op de gemeenteavonden. In veel gevallen wordt
tijdens deze avonden blijk gegeven van grote verlegenheid en
grote diversiteit rond de vragen en stellingen die deputaten
voorleggen.64 Kijkend naar de mening van de
aanwezigen, blijkt dat het gelijktrekken van mannen en vrouwen in
kerkgerelateerde taken bij drie van de vijf stellingen de
overheersende mening is. Opvallend is dat bij de meeste
stellingen de voor- en tegenstanders uit dezelfde
argumentencategorie putten. Het gaat dan om het belang van (de
uitleg van) de schrift als basis voor het gedeeld geloof.
- Gaande de rapportageperiode werd ons duidelijk dat
verschillende gemeenten het gesprek ter synode niet langer willen
of kunnen afwachten. In ieder geval vier gemeenten hebben
besloten dat het diakenambt (principieel) wordt opengesteld voor
vrouwen. In één gemeente wordt ook het ouderlingenambt
opengesteld.65 De argumenten om het diakenambt open te
stellen zijn niet nieuw en mee ingegeven door de nieuwe kerkorde,
waarbij het ambt van diaken werd losgemaakt van de kerkenraad.
Deze praktijk geeft blijk van de gegroeide verlegenheid en de
urgentie die in deze gemeenten gevoeld wordt om een besluit te
nemen rond de invulling van het ambtswerk.
- Daarnaast, en minder zichtbaar voor de meeste
gemeenteleden, fungeren vrouwelijke theologen als geestelijk
verzorger in diverse instellingen of als docent aan de
theologische universiteit. Daarnaast zijn vrouwen actief in
deputaatschappen en in de verschillende kerkrechtelijke
commissies. Ook hier bewegen vrouwen zich op de gebieden van
leren, vieren, zorgen en bouwen, zonder dat gesproken wordt van
een ambtelijke roeping en/of bevestiging. Beroepshalve of
dienstverlenend doen zij aan grondige exegese en onderwijzen zij
de schriften, maar in de eigen gemeente hebben zij een andere
rol. Hier dient zich spanning aan, voor zowel de vrouwen in
kwestie als degene die zich met deze praktijk geconfronteerd
ziet.
- In de lokale samenwerking en samenspreking tussen kerken
dient zich steeds opnieuw de vraag naar de vrouw in het ambt aan.
Enerzijds omdat de Nederlands Gereformeerde kerken en
Protestantse kerken hiervoor wél, anderzijds de Christelijke
Gereformeerde kerken hiervoor geen ruimte zien. De soms moeizame
zoektocht naar eenheid tussen kerken om daarmee recht te doen aan
het gezamenlijk belijden van Christus’ naam wordt verder
vertraagd door het uitblijven van duidelijkheid. Hoewel tussen
genoemde kerken nu al soms grote diversiteit aan te wijzen is in
opvattingen en kerkelijke praktijken, mag het gesprek hierop niet
stokken maar moet het blijvend gaan over de Bijbel als grond en
Jezus Christus
63 Bron: Bron:
Rapportage-opiniepeiling-Gemeenteavonden-april-juni-2016.
64 De stellingen die zijn voorgelegd luidden:
1. Om het evangelie dicht bij de mensen buiten de kerk te
brengen is het gewenst dat ook binnen de kerk vrouwen een
leidinggevende positie mogen bekleden.
2. Onderwijs door vrouwen binnen de kerk is niet te combineren
met wat de bijbel ons voorhoudt in 1 Tim. 2: 8-15.
3. De pastorale en diaconale taken van het ambt passen beter bij
het zorgende karakter van de vrouw.
4. De organisatievorm waarbij zowel mannen als vrouwen een rol
hebben in het bestuur, pastoraat, onderwijs en diaconaat valt
bijbels niet te onderbouwen.
5. Op basis van Gal. 3: 25-28 mogen we stellen dat alle taken in
de kerk verdeeld mogen worden tussen mannen en vrouwen.
65 Zie o.a. Nederlands Dagblad 15 september 2016 p.7:
‘Eerste Gereformeerde kerken vrijgemaakt laten vrouwelijke diaken
toe’
|47|
als kern van ons geloof. Lokale vormen van samenwerking zullen, rekening houdend met de kaders die de kerken hiervoor doen gelden, concreet vorm willen geven aan het gedeeld verlangen naar eenheid. Verwarring over de kaders komt dat gesprek niet ten goede.
Samenvattend: er heerst verlegenheid in de gemeenten rond dit onderwerp, maar er is een gedeelde basis in het samen willen zoeken naar Gods wil zoals die in de Bijbel is geopenbaard. De urgentie om te komen tot een besluit wordt steeds meer gevoeld en in een aantal gemeenten is al een besluit genomen. De noodzaak voor een besluit wordt zichtbaar in situaties waarin samenwerking of samenspreking is met NGK en PKN gemeenten. Ook rond de inzet van vrouwelijke geestelijk verzorgers en docenten wordt de noodzaak om tot een koers te komen zichtbaar.
Kijkend naar voorgaande paragrafen zien we dat de gaven en talenten van vrouwen op alle terreinen van gemeentezijn met meer of minder ruimte worden ingezet. Dat roept de vraag op of mannen en vrouwen met gelijke gaven en talenten aan het werk kunnen op deze terreinen. In het gesprek over M/V worden argumenten gebruikt die ingaan op de geschiktheid van mannen of vrouwen naar hun aard voor bepaalde taken in de gemeente. Zijn de fysieke en mentale verschillen tussen man en vrouw niet ook bepalend in de uitvoering van taken? Omdat de vraag in de praktijk wordt gesteld of op basis daarvan aannames worden gedaan, willen we hieraan wel aandacht besteden, maar vinden dit geen kernvraag. We achten ons bovendien geen experts op dit gebied en bieden hier dus slechts een korte verkenning.66
Zijn er sekseverschillen die versterkend of belemmerend werken in de uitoefening van een ambt? In de lijn van de traditionele rolverdeling zoals we die in samenleving en kerk erop nahielden, ligt het voor de hand om te denken van wel. De man als leider en bestuurder, de vrouw zorgend en volgend. Hoewel de Bijbel man en vrouw als door God verschillend geschapen toont, worden deze verschillen nergens als zodanig benoemd. De invulling van de verschillen is daarmee allereerst een invulling van de geschapenen zelf: de mens of de gemeenschap van mensen (samenleving) die uit mannen en vrouwen bestaat. Zoals we in hoofdstuk 2 hebben gezien, was er een duidelijk culturele opvatting over hoe mannen en vrouwen zich tot elkaar dienden te verhouden en wat hun rol was in de samenleving.
Vanuit de wetenschap is onderzoek naar sekseverschillen nog volop in ontwikkeling. Tot nog toe wordt vooral duidelijk dat de verschillen die er zijn tussen mannen en vrouwen vooral door hun omgeving worden veroorzaakt. Een kwestie van opvoeding, opleiding en groepsgedrag dus, waarbij onuitgesproken opvattingen over waar de talenten van mannen en vrouwen liggen, sturend zijn hun de (gewenste) ontwikkeling.67 De emancipatie die de samenleving heeft doorgemaakt op het gebied van rollen en taken van mannen en vrouwen toont aan dat deze opvattingen, wanneer ze verschuiven, een ander patroon van onderlinge verhoudingen kunnen gaan vertonen.68 Er zijn verschillen tussen mannen en vrouwen, maar deze verschillen hangen sterk samen met de culturele opvattingen.
Er is veel onderzoek gedaan naar verschillen in eigenschappen tussen mannen en vrouwen. Maar uit het wetenschappelijk onderzoek naar deze verschillen moet vaak geconcludeerd worden dat de verschillen niet hard gemaakt kunnen worden en bovendien maar zelden te koppelen zijn aan concrete taken en rollen voor bepaalde functies. Natuurlijk zijn mannen en vrouwen verschillend, maar de verschillen in eigenschappen binnen de groep vrouwen en binnen de groep mannen zijn
66 O.a. Maarten en Nienke Verkerk in
Onderweg, jrg 2 nr 17, Handreiking M/V 2011 hf. 3 en
5.
67 A. Kleinherenbrink, Mapping plasticity:
sex/gender and the changing brain Tijdschrift voor
Genderstudies, 2014, vol 14, no4 305-326.
68 Alice Eagly, Wendy Wood, the nature-nurture
debates, 25 years of challenges in understanding the psychology
of gender, Perspectives on Psychological Science May 2013 vol. 8
no. 3 340-35.
|48|
meestal groter dan de verschillen tussen mannen en vrouwen.69 Daarbij moet ook bedacht worden dat als de wetenschap uitspraken doen, dit iets zegt over gemiddelden, niet over individuen.70 Laten we daarbij bedenken dat een verwijzing naar ‘de’ man en ‘de’ vrouw in vrijwel geen enkel geval recht zal doen aan het concrete, unieke schepsel van Gods hand, waarover zijn gaven zijn uitgestort. Zoeken naar mogelijke verschillen tussen mannen en vrouwen voegt daarom naar ons inzicht weinig toe aan de vragen die spelen rond vrouw en ambt. Het is veel belangrijker om te zien welke gaven en talenten ieder individu gekregen heeft om te kunnen inzetten in dienst van de gemeente.
Samenvattend: in het zoeken naar roeping en gaven om te dienen in een ambt, zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen niet zo relevant als de vraag of iemand de gaven en talenten en roeping heeft.
De onderzoeken die zijn gedaan en de gesprekken die zijn gevoerd hebben rijke informatie opgeleverd. Een eerste inzicht dat daaruit kan worden afgeleid is dat de gaven en talenten van mannen en vrouwen in de gemeenten in ruime mate worden ingezet. Duidelijk wordt dat in de gemiddelde gemeente vrouwen allerlei taken verrichten, waaronder taken die vanouds onder de ambtelijke taken vielen. Hierin zien we wel enige mate van terughoudendheid en lijkt er geen sprake te zijn van formeel beleid. Zo kan het gebeuren dat het lerend en leidend voorgaan aan de gehele gemeente is voorbehouden aan mannen (wellicht vanwege hun ambtsdrager-zijn) en het lerend en leidend voorgaan aan de kring of catechesegroep door zowel mannen als vrouwen wordt gedaan. Deze praktijk van kerkinrichting roept spanning op, niet het minst voor de vrouwen die zelf hun gaven inzetten. Overigens wordt ook duidelijk dat men de situatie zoals die nu is gegroeid, eerder accepteert dan dat men de discussie erover wil aangaan.
Daarmee is de conclusie gerechtvaardigd dat er handelingsverlegenheid is ontstaan in de gemeenten. Leer en leven lijken niet altijd meer met elkaar in overeenstemming te zijn. Doordat de grenzen van het ambt in de praktijk niet meer zo duidelijk zijn afgebakend, functioneren vrouwen soms in taken die traditioneel onder het ambt vielen: het voeren van pastorale gesprekken, het verrichten van onderdelen van de liturgie, het meedenken over de koers van gemeenten en het geven van onderwijs aan delen van de gemeente. Het leren en regeren dat in de praktijk aan mannen is voorbehouden lijkt te zijn versmald tot preken, tucht en de formele beslisstructuur. Tekent zich daar in de praktijk de grens van het geestelijk leidinggeven af? Het willen afbakenen van dit begrip in concrete taken lijkt ons geen vruchtbare route.
In ons bouwwerk van ambten is de leiding van de gemeente voorbehouden aan de ambtsdragers. In de praktijk functioneert dat zichtbaar anders: taken die voorheen door ambtsdragers werden vervuld, worden nu door niet-ambtelijke mannen en vrouwen gedaan. Dat roept de vraag op waar we het specifieke werkveld van de ambtsdrager zien. Is dat het in dienst zijn van de gemeente als geheel – en dus zichtbaar en actief op momenten die voor de gemeente als geheel relevant zijn (viering, bestuur)? Maakt de opkomst van nieuwe vormen in de gemeente (kringen en onderling pastoraat) ruimte voor de herwaardering van taakinvulling door gemeenteleden? Vraagt verandering in gemeentezijn om een herdefiniëring van de ambten? Als vrouwen taken overnemen van mannelijke ambtsdragers, speelt er dan voor hen een bijzondere geestelijke roeping? Hoe gaan we om met de roeping, verkiezing en bevestiging van gemeenteleden voor hun taak? Hoe gaan we ook om met verantwoording over de leidinggevende inzet van vrouwen? De conclusies zoals hier geformuleerd roepen vragen op rond het ambt, vragen die ook zonder een beslissing M/V besproken dienen te worden. In ons voorgaande hoofdstuk hebben we geconcludeerd dat de ambten aan de gemeenten zijn gegeven en dat in deze bijzondere dienst de externe bevestiging niet
69 E.E. Maccoby and C.N. Jacklin, The
Psychology of Sex Differences Stanford University Press/Oxford
University Press: London. 1975. Females of the Species (Semonides
on Women).
70 Lise Eliot, Pink Brain, Blue Brain,
2010.
|49|
mag ontbreken (volmacht van Christus). De praktijk zoals die hier beschreven is, maakt duidelijk dat dat veelvuldig wel het geval is. Hieronder vatten we de inzichten kort samen.
Afwegingen uit de praktijk:
- We constateren met blijdschap dat de gaven en talenten
van vrouwen veelvuldig worden ingezet in vrijwel alle
taakgebieden in de gemeente.
- Maar we constateren ook dat er handelingsverlegenheid is,
waarvoor oplossingen worden gezocht door vrouwen in het ambt toe
te staan, de ambten anders in te richten of te leven met de
verlegenheid die er is.
- We constateren dat er ambtelijke taken door vrouwen
worden uitgevoerd, zonder dat de door hen gevoelde roeping wordt
getoetst en zonder dat er externe en geestelijke bevestiging van
deze roeping is.
- Daarmee moeten we ook constateren dat het steeds urgenter
wordt dat er een koers komt voor M/V en ambt, maar ook voor het
ambt in zichzelf.