|4|
Het deputaatschap M/V en ambt heeft als opdracht meegekregen te onderzoeken hoe de ambtelijke structuur zo kan worden ingericht dat vrouwen hun gaven kunnen inzetten voor Gods Koninkrijk, in het licht van het totale onderwijs van de Bijbel, en daarbij zowel de praktijk, de mening van zusterkerken als de kerkordelijke consequenties in beeld te brengen. Het is onze missie om op basis van wat de Bijbel ons leert over vrouwen en ambten te komen tot een antwoord op de vraag of het gerechtvaardigd is dat vrouwen in de kerk (en in het ambt) een andere positie hebben dan in de maatschappij. Op basis van het antwoord op die vraag en nader onderzoek naar de ontwikkeling van ambten, de praktijk van het dienen van mannen en vrouwen in de kerken en informatie uit de binnenlandse en buitenlandse zusterkerken willen we de synode van advies dienen om te komen tot een koers die de kerken dient.
De opdracht die het deputaatschap heeft meegekregen (zie bijlage 1) richt zich vooral op het onderzoeken van en bezinnen op de ambtelijke structuur. Met alleen een onderzoek naar de ambtelijke structuur, zonder een verdere afweging, zijn naar ons inzicht de kerken niet voldoende gediend. Wij hebben dan ook in overleg met het moderamen en na voorlegging aan de synode, een eigen taakopvatting geformuleerd (zie bijlage 2). Uit de toelichting van het moderamen bleek ons dat de synode als kern van de opdracht optimalisering van de rol van de vrouw in de kerk beoogt. We hebben onze taak daarom opgevat als een doordenking van de ambtsleer met het oog op de rol van de vrouw in de kerk in onze tijd en cultuur. Wij zien onze opdracht dan ook breder dan alleen het doen van onderzoek naar de ambtsleer, het gaat ook om visievorming. Daarom hebben we steeds een open proces nagestreefd, waarin we op verschillende manieren met verschillende doelgroepen onze inzichten hebben gedeeld.
We hebben in de periode januari 2015 tot oktober 2016 gewerkt aan onze opdracht, waarbij samengewerkt is met het deputaatschap M/V in de kerk. In juli 2016 is een eerste rapport gepubliceerd waarin de pijnpunten rond vrouw en ambt zijn beschreven en waarin nadrukkelijk is ingegaan op de beide lijnen die in de Bijbel zichtbaar zijn (de lijn die laat zien dat vrouwen wordt gevraagd te zwijgen en de lijn die ruimte biedt aan profeteren en leren door vrouwen). Met dit rapport hebben we de kerken willen oproepen om een geestelijk proces te starten naar het zoeken van een gezamenlijke koers voor dit vraagstuk.
In november 2016 publiceren we ons adviesrapport, het rapport dat voor u ligt, waarin een aantal stappen naar een gezamenlijke koers zijn opgenomen. Met ons advies hebben we voldaan aan de opdracht die de synode heeft geformuleerd. Het rapport bevat informatie, afwegingen, een advies en de bijbehorende uitwerking. Het is nu aan de synode om het proces van bezinning en besluitvorming verder af te ronden en met het deputaatschap M/V in de kerk verder te werken aan de uitvoering van de besluitvorming in de kerken.
In deze paragraaf willen wij ons verantwoorden over de werkwijze
die we hebben gehanteerd om te komen tot dit advies. Onze
werkwijze kan worden omschreven als een geestelijk proces en een
inhoudelijke zoektocht.
- Allereerst moesten deputaten door bijbelstudie, onderling
gesprek en reflectie een persoonlijke mening vormen, waarbij ze
hun eigen opvattingen en vooronderstellingen ter discussie
stelden. Werken aan een dergelijke opdracht vergt een geestelijk
proces, daar is in de bijeenkomsten voluit ruimte voor gemaakt.
Met blijdschap hebben we steeds de goede
|5|
harmonie binnen onze bijeenkomsten ervaren en onze Heer Jezus
Christus gedankt voor de leiding door zijn Heilige Geest.
- Ten tweede hebben deputaten de opdracht uitgevoerd door
nadere studie te verrichten naar diverse bouwstenen, die het
proces van bezinning hebben gediend en uiteindelijk
hebben geleid tot het rapport.
- Ten derde hebben deputaten zich voorgenomen om zoveel
mogelijk met alle betrokkenen in gesprek te blijven door het
delen van informatie, het organiseren van regioavonden en het
ontwikkelen van een PEP cursus (Permanente Educatie Predikanten).
Door een tekort aan deelnemers, wellicht als gevolg van de timing
van de cursus, heeft de cursus nog niet plaatsgevonden (zie ook
1.3.4 voor de gesprekspartners van de deputaten).
Op basis van de taakopvatting hebben we onze inhoudelijke studie
opgedeeld in stappen die toewerken naar het advies. Deze stappen
zijn studies naar: de Bijbel over vrouwen, de Bijbel over ambten,
de ontwikkeling van het ambt, de praktijk in onze kerken en de
inzichten uit binnenlandse en buitenlandse zusterkerken.
De eerste en belangrijkste stap is de studie van wat de Bijbel zegt over vrouwen. Op grond van het rijke materiaal dat hier al over is verschenen, hebben deputaten gekozen voor twee sporen: een breder perspectief door de Bijbel heen en een gerichte exegese van een aantal belangrijke teksten (over spreken en zwijgen en over de verhouding tussen man en vrouw).
Een tweede stap omvat de inzichten uit de Bijbel over de ambten. Ook hier is een combinatie toegepast van het bredere perspectief op wat de Bijbel zegt over leiding in de gemeente en de exegese van een aantal kernteksten. Het onderzoek naar de bijbelgegevens vindt u in hoofdstuk 2 en 3.
Een derde stap is het bestuderen van de ontwikkeling van de ambten door de kerkgeschiedenis heen. Op basis van literatuurstudie en historisch onderzoek is geschetst op welke wijze de ambtsleer zich heeft ontwikkeld en wat daarin de kernafwegingen zijn geweest. De resultaten daarvan vindt u in hoofdstuk 3.
Een vierde stap naar het advies is het bestuderen van de praktijk van het dienen van mannen en vrouwen in de GKv. Hiervoor is samen met het deputaatschap M/V in de kerk een vragenlijst opgesteld die is verspreid onder de scriba’s. Daarnaast hebben we gebruik kunnen maken van de gegevens van het kwalitatieve onderzoek van M/V in de kerk. De resultaten van deze studie vindt u terug in hoofdstuk 4.
Ten slotte is er voor de laatste stap onderzoek gedaan naar de huidige praktijk van de inzet van vrouwen in de binnenlandse en buitenlandse zusterkerken. Daarvoor is de vragenlijst voor het kwalitatieve onderzoek van M/V in de kerk gebruikt, aangepast en verstuurd aan de binnenlandse en buitenlandse zusterkerken. De resultaten daarvan vindt u in hoofdstuk 5.
We hebben getracht om naast het proces van bezinning, ook voortdurend in gesprek te blijven met kerken en andere gesprekspartners. Een achttal individuele gemeenteleden heeft zijn/haar eigen visies en vragen aan ons gestuurd. Deze informatie hebben we steeds doorgelezen en in voorkomende gevallen hebben we vragen beantwoord. We hebben het zeer gewaardeerd dat gemeenteleden betrokken zijn bij ons werk. Opmerkelijk was dat uit het hele spectrum aan standpunten en meningen ons vragen en adviezen zijn toegezonden.
De deputaten hebben op persoonlijke titel en als deputaatschap deskundigen en gemeenteleden gevraagd om met hen van gedachten te wisselen. Dit alles heeft tot doel gehad om onszelf te scherpen; we verwijzen dan ook niet naar deze gesprekken/brieven en nemen de volle eigen verantwoordelijkheid voor de tekst in dit rapport. Een aantal gesprekspartners willen we
|6|
benoemen omdat met hen overleg is geweest of advies is gevraagd: de Theologische Universiteit Kampen, de werkgroep Man Vrouw Kerk, het generaal diaconaal deputaatschap (GDD) en het deputaatschap betrekkingen buitenlands kerken (BBK).
Tenslotte heeft een aantal kerkenraden een revisieverzoek ingediend op het ons betreffende besluit van de generale synode van Ede. We hebben deze kerkenraden geantwoord dat het onze voorkeur heeft dat zij een zienswijze op het rapport indienen, omdat de meest genoemde bezwaren tegen het synodebesluit al in dit rapport aan de orde komen en de synode gediend is bij een inhoudelijke bespreking en niet bij een procesmatig gesprek.
We zijn met de nodige schroom gestart met onze opdracht. Al 12 jaar is er gesproken over dit onderwerp,1 er zijn in verschillende kerkgenootschappen gedegen studies verricht, wat kunnen wij daaraan nog toevoegen? Tegelijk merken we dat er in de gemeenten behoefte is aan een duidelijke richting voor dit vraagstuk waarover de meningen zover uiteenlopen.
Het gesprek over M/V in de kerk startte met de opdracht van de synode in 2005 om te komen tot een nadere beschouwing over dit onderwerp. In 2008 verscheen een eerste rapport, dat veel basisinformatie bevatte. Op basis van literatuurstudie en empirisch onderzoek constateerden deputaten dat er meerdere argumentatielijnen rond dit thema spelen en dat de opvattingen hierover binnen de kerken verschillen. Het toenmalige deputaatschap stelde voor om zowel via fundamenteel onderzoek als door in gesprek te blijven in de kerken dit thema blijvend te agenderen. Het volgende deputaatschap (2011) publiceerde een handreiking en rapporteerde over het gebruik hiervan in de gemeenten; als theoretische studie verscheen het boek Als vrouwen het woord doen van Myriam Klinker-de Klerck, 2011. Een nieuw deputaatschap werd benoemd dat een traject richting besluitvorming zou voorbereiden. In 2014 concludeerde de meerderheid van deze deputaten dat de visie dat naast mannen ook vrouwen in de kerkelijke ambten mogen dienen, past binnen de bandbreedte van wat als schriftuurlijk en gereformeerd kan worden bestempeld. De discussie op de synode leidde niet tot een beslissing, maar richtte zich met name op cultuur, hermeneutiek en ambt. De synode stelde twee nieuwe deputaatschappen in, één voor het gesprek in de kerken en een studiedeputaatschap. Daar waar verschillen in uitleg en praktijk zijn gesignaleerd, een bezinning op gang is gekomen en al eenmaal is getracht tot een koers te komen, lijken de scheidslijnen in het gemeenteleven alleen maar groter te zijn geworden. In ons eerste rapport verwijzen we dan ook naar het beeld van een loopgravenoorlog waarin we lijken te zijn beland.
Als Gereformeerde Kerken vrijgemaakt bevinden we ons nu in een situatie waarin we in de praktijk signaleren dat vrouwen op vele lagen in de kerkelijke organisatie hun gaven en talenten inzetten en de scheidslijnen tussen hun werk en het ambt steeds minder duidelijk lijken. In een aantal gemeenten wordt expliciet ruimte genomen om vrouwen in de ambtelijke dienst in te zetten of de ambten anders te definiëren om daarvoor ruimte te maken. Tegelijk zien we in een aantal andere gemeenten grote zorgen hierom, zorgen die ook door een aantal buitenlandse zusterkerken zijn uitgedrukt in brieven waarin de gemeenten worden opgeroepen om af te zien van verdere besluitvorming op dit thema. Tenslotte zien we dat in onze gemeenten de bereidheid om dit thema te bespreken en de bereidheid om zonder oordeel naar elkaars standpunten te luisteren en elkaars pijn echt te voelen, maar beperkt aanwezig is. We lijken in een situatie te zijn beland waarin de wal het schip zal keren: de praktijk maakt keuzes, zonder dat daar altijd een Bijbelse bezinning of beleidsbeslissing aan ten grondslag ligt. Dat vinden we een zeer onwenselijke situatie. Dit is dan ook de reden dat deze synode zou moeten streven naar een koers voor de toekomst, en een
1 Acta GS Zwolle-Zuid 2008, artikel 44, Acta GS Harderwijk 2011-2012, artikel 29, Acta GS Ede 2014, artikel 17 en 18.
|7|
afgewogen besluit zou moeten nemen over de inzet van de gaven van mannen en vrouwen in onze kerken, strevend naar maximale consensus. Naar ons inzicht moet die koers gericht zijn op het samen dienen van mannen en vrouwen.
Een dergelijk besluit kan alleen genomen worden als men bereid is naar elkaar te luisteren en elkaars argumenten te horen vanuit de aansporing uit 1 Kor. 14: “Jaag de liefde na en streef naar de gaven van de Geest”. Mede daarom hebben we in een eerste rapport opgeroepen de tijd te nemen elkaar te zoeken op dit punt. Ook deputaten hebben op die manier elkaar gezocht en willen zich daarom verantwoorden over de afwegingen en argumenten die in de totstandkoming van het advies leidend zijn geweest.
Bij het zoeken naar antwoorden op de kernvraag hebben we de Bijbel centraal gesteld. Wat wil God ons in zijn woord leren over de verhoudingen tussen mannen en vrouwen, over de gaven en talenten die de gemeenten zijn gegeven? Met welk doel heeft hij ons aan elkaar gegeven? Wat leert God ons over het functioneren van zijn gemeenten op weg naar het koninkrijk? De Bijbel biedt daarmee het fundament voor de afwegingen en het advies.
Daarnaast hebben de Gereformeerde kerken een eeuwenlange ontwikkeling doorgemaakt waarin allerlei keuzes zijn gemaakt rond de inrichting van ambten en de inzet van gaven en talenten. We hebben gezocht naar de grond voor deze keuzes; ligt die in de aanwijzingen uit de Bijbel of zijn ze gemaakt op basis van wat in die tijd gebruikelijk was? Wat is het eigene van het ambt? Of zijn keuzes ingegeven door functionaliteit? En wat is dan wenselijk?
Op basis van deze belangrijke bouwstenen menen we aan te kunnen geven welke kaders de Bijbel biedt voor het denken over de inzet van gaven en talenten van mannen en vrouwen in de gemeente van Christus en welke kaders de gemeenten in de loop van de tijd daaraan zelf hebben toegevoegd. Deze kaders zijn vervolgens gelegd naast het advies van de zusterkerken en de praktijk van het dienen van mannen en vrouwen in de gemeenten. De vraag die we ons daarbij hebben gesteld, is of deze praktijk in lijn is met wat de Bijbel van ons vraagt. Daar waar dat niet het geval is, hebben deputaten aanbevelingen geformuleerd om de inzet van gaven en talenten van mannen en vrouwen in de gemeente te optimaliseren. Daarvoor zijn verschillende mogelijkheden en van ieder van deze mogelijkheden hebben we in beeld gebracht welke kerkrechtelijke consequenties er kunnen zijn bij het implementeren van de gekozen koers.
Omwille van de vrede in de kerken zal de synode naar onze overtuiging nu een besluit M/V moeten nemen. Met het oog daarop bieden deputaten hierbij de bouwstenen voor een koers, waarbij de argumenten en de weging daarvan inzichtelijk gemaakt worden. Het is aan de synode om biddend en luisterend elkaar te zoeken in de argumenten en de weging van argumenten en onder leiding van de Heer Jezus Christus en met de wijsheid van zijn Heilige Geest te komen tot een koers die de vrede in de kerken dient.