In het geval dat er meer vermogensrechtelijke aangelegenheden zijn, stelt de classicale vergadering een financiële commissie van ten minste drie leden (voorzitter, secretaris en penningmeester) in. De leden worden voor vier jaar benoemd en kunnen eenmaal worden herbenoemd (ord. 11-12-1 en 2).
Aan de financiële commissie is het beheer van de haar toevertrouwde vermogensrechtelijke aangelegenheden opgedragen. Zij is dus bevoegd over koop, verkoop en dergelijke te beslissen. Ze is daarbij wel gebonden aan de door de classicale vergadering vastgestelde begroting. De financiële commissie heeft overigens
|278|
niet dezelfde positie als het college van kerkrentmeesters. De classicale vergadering kan besluiten nemen met financiële gevolgen waarin de begroting niet voorziet. Zij dient daarover wel vooraf te overleggen met de financiële commissie, maar instemming van de commissie is niet vereist (ord. 11-12-4).
Algemeen geldt, zowel voor de financiële commissie als voor de classicale vergadering, dat de classis alleen verplichtingen kan aangaan indien zij blijkens een verklaring van het regionale college voor de behandeling van beheerszaken in staat is aan haar verplichtingen te voldoen (ord. 11-12-4). Het is dus niet voldoende dat de classicale vergadering zelf van oordeel is dat ze aan haar verplichtingen kan voldoen; er is een verklaring van het regionale college vereist, alvorens de classicale vergadering bevoegd is de verplichting op zich te nemen.
De classis kan andere verplichtingen dan de vergader- en administratiekosten niet verhalen op de gemeenten die tot de classis behoren.
Wanneer bijvoorbeeld de classis een evangelisatiepredikant wil beroepen, kan dat alleen indien zij daarvoor de fondsen heeft, of indien (alle of een deel van) de gemeenten vrijwillig zich verplichten deze lasten te dragen.