12.2.2 Kerkenraad en colleges

De zorg voor zowel de diaconale als de niet-diaconale vermogensrechtelijke aangelegenheden van de gemeente berust bij de kerkenraad (art. XIII-1, ord. 11-1-1). De kerkenraad is de leidinggevende ambtelijke vergadering in de gemeente en daarom ook voor de vermogensrechtelijke aangelegenheden verantwoordelijk. De kerkenraad bepaalt het algemene beleid in de gemeente zowel op geestelijk als op financieel terrein ook met betrekking tot de zaken die onder de diaconie vallen. In dat kader stelt de kerkenraad de begroting vast. De begroting hangt immers nauw samen met het beleid. In de begroting wordt vastgelegd welke financiële middelen beschikbaar worden gesteld voor welke activiteiten.

De uitvoering van het beleid (‘de verzorging van de vermogensrechtelijke aangelegenheden’, zie § 12.1.2) wordt vervolgens door de kerkorde toevertrouwd aan twee colleges: het college van kerkrentmeesters en het college van diakenen (art. XIII-1, ord. 11-1-2).

Om de zorg en de verzorging dicht bij elkaar te houden, bestaan de colleges (in meerderheid) uit ambtsdragers. Dat de diakenen, die samen het college van diakenen vormen, ambtsdrager en daarmee lid van de kerkenraad zijn, is binnen de lutherse en gereformeerde traditie allang aanvaard. Dat degenen die nu als kerk-rentmeester worden aangeduid ambtsdrager zijn, was binnen de gereformeerde traditie minder vanzelfsprekend. De kerkorde geeft daarom de mogelijkheid dat ook kerkrentmeesters worden benoemd die geen ambtsdrager zijn. Maar in ieder geval de meerderheid van de kerkrentmeesters is wel ambtsdrager (zie verder § 12.3.1) om ervoor te zorgen dat de kerkenraad en het college van kerkrentmeesters in hun taakuitoefening voortdurend op elkaar betrokken zijn. De kerkenraad heeft steeds de stem van de beheerders in zijn midden, zodat de kerkenraad de financiële kant van zijn beleid niet uit het oog verliest, en de collegeleden weten zich als (in meerderheid) kerkenraadsleden medeverantwoordelijk voor het gehele beleid van de kerkenraad, zodat bij het beheren het kerkenraadsbeleid niet uit het oog wordt verloren.