|212|

8.7 De viering van het avondmaal

Ord. 7-3-1 benadrukt de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de drie ambten rond de Tafel van de Heer. Een predikant bedient, maar diakenen dienen aan de Tafel van de Heer en ouderlingen dragen medeverantwoordelijkheid. De kerkenraad als geheel bepaalt ook het beleid inzake de wijze van vieren: zittende rond de tafel of in de banken, dan wel staande in een kring, lopend of misschien wel knielende voor in de kerk. Dat geldt ook voor de frequentie, al bepaalt ord. 7-3-2 wel een minimum: het avondmaal wordt in elke gemeente ten minste vier maal per jaar gevierd.

 

In art. IX-1 en opnieuw in ord. 7-3-1 wordt gesteld dat de bediening plaatsvindt ‘met gebruikmaking van een van de orden uit het dienstboek van de kerk’. Zie hiervoor § 7.9.

In de regel vindt de viering plaats in een kerkdienst, maar viering in bijvoorbeeld de huiselijke kring met wie aan huis gebonden is, is mogelijk. De gedachte daarachter is dat zo’n viering zeer wel kan zijn ‘verbonden met de viering in de kerkdienst’ (ord. 7-3-3). Men kan zich daarbij de vorm voorstellen, waarin een vertegenwoordiger van de kerkenraad tijdens de dienst bij iemand thuis is, terwijl de dienst via de kerktelefoon wordt meebeleefd. Ook kan men denken aan de mogelijkheid om onmiddellijk na de dienst de viering bij iemand thuis voort te zetten. Hier is wel enige ruimte voor eigen vormgeving, maar de relatie met de viering in de kerkdienst blijft van belang, juist omdat in het avondmaal de onderlinge gemeenschap van de gemeente in de Heer mag worden vormgegeven en beleefd.

Vieringen in instellingen worden apart genoemd (ord. 7-3-4): hier gaat het in de regel wel om gewone kerkdiensten, die alleen niet in het kerkgebouw van de gemeente worden belegd.