Hoofdstuk III
1. De kerkeraad zal in de regel tenminste éénmaal per maand
samenkomen.
2. Hij zal tenminste eens in de drie maanden in een samenkomst,
voorafgaande aan het heilig avondmaal, en met het oog op de
viering daarvan, aan zijn leden de gelegenheid geven elkander
onderling te vermanen in het bijzonder in verband met de
vervulling van hun ambt.
3. Hij bepaalt in zijn regeling van werkzaamheden de wijze van
samenroeping van een buitengewone bijeenkomst.