Hoofdstuk III
1. Het praesidum van de kerkeraad berust bij de dienaar des
Woords of indien er in een kerk meer dienaren zijn, in de regel
beurtelings bij ieder van hen.
2. In geval een kerk geen dienaar des Woords heeft, berust het
praesidium bij een van de ouderlingen, daartoe door de kerkeraad
aangewezen.