Hoofdstuk 1
1. De roeping tot het vervullen van een ambt wordt uitgebracht
door de kerkeraad.
2. De kerkeraad brengt deze roeping uit in de regel op grond van
een onder zijn leiding gehouden verkiezing door de gemeente. Deze
verkiezing geschiedt uit een aantal door de kerkeraad
voorgestelde candidaten, dat in de regel het dubbele is van het
aantal te vervullen plaatsen. De kerkeraad kan echter ook in een
vacature slechts één candidaat voorstellen; hij zal dan
mededeling aan de gemeente doen van de redenen, die hem daartoe
genoopt hebben.
3. De kerkeraad kan de leden der gemeente tevoren in de
gelegenheid stellen de aandacht te vestigen op voor het ambt
geschike personen.
4. De verkiezing geschiedt, na gebed, door de stemgerechtigde
leden der gemeente overeenkomstig de door de kerkeraad
vastgestelde regeling.
5. De kerkeraad zal de namen van de beroepen ambtsdragers op twee
achtereenvolgende zondagen aan de gemeente voordragen om haar
goedkeuring te verkrijgen met het oog op hun bevestiging. Indien
geen bezwaren zijn ingekomen, of de kerkeraad de ingebrachte
bezwaren niet genoegzaam gegrond acht, zal de bevestiging in een
kerkdienst plaats hebben, met gebruikmaking van de daarvoor
vastgestelde formulieren.