Hoofdstuk 2
Richtlijnen voor de verhouding van de kerkeraad voor algemene zaken en de wijkkerkeraden.
1.a. Het zal niet geoorloofd zijn aan niet-ambtsdragers zitting
te geven in de kerkeraad voor algemene zaken noch om deze samen
te stellen door afvaardiging door en uit de wijkkerkeraden; de
leden van beide college zullen hun opdracht ontvangen
rechtstreeks door verkiezing en benoeming.
b. Candidering, verkiezing en benoeming van ambtsdragers, die
uitsluitend zitting zullen hebben in één van de wijkkerkeraden,
zal binnen de wijken geschieden.
c. De leden van de kerkeraad voor algemene zaken zullen worden
gecandideerd door deze kerkeraad zelf na overleg met de
wijkkerkeraden, waarin zij tevens zitting (zullen) hebben; zij
zullen worden verkozen door de gemeente en benoemd door de
kerkeraad voor algemene zaken. Van de regel dat zij verkozen
zullen worden door de gehele gemeente mag alleen worden
afgeweken, indien deze wijze van verkiezing naar het oordeel van
de kerkeraad voor algemene zaken — na gunstig advies van de
meerderheid van de wijkkerkeraden — niet op verantwoorde wijze
kan plaats vinden. Zij zullen dan worden verkozen binnen de
wijken, met dien verstande, dat toch de gehele gemeente de
gelegenheid behoudt haar goedkeuring te hechten aan de
bevestiging van de aldus verkozen ambtsdragers naar artikel 4,
lid 5 der kerkorde.
2.a. De kerkeraad voor algemene zaken en de wijkkerkeraden zullen
ieder voor zich zelfstandige bevoegdheid en een eigen
verantwoordelijkheid hebben in de zaken, die aan hen zijn
toevertrouwd.
b. Behoudens dat reeds in de namen „kerkeraad voor algemene
zaken” en „wijkkerkeraad” een zekere algemene richtlijn is
gelegen voor de verdeling van de werkzaamheden over deze beide,
zullen de kerken zelf deze werkzaamheden kunnen verdelen naar
plaatselijke behoefte, met dien verstande, dat de werkzaamheden
van elk van beide in een plaatselijke regeling zo nauwkeurig
mogelijk zullen worden omgeschreven en vastgesteld, waarbij niet
mag ontbreken een bepaling, hoe te handelen in alles, waarin niet
is voorzien.
c. In belangrijke zaken, anders dan die genoemd worden in artikel
43, lid 2 K.O., zal de kerkeraad voor algemene zaken geen besluit
kunnen nemen dan met gunstig advies van de meerderheid van de
wijkkerkeraden; de plaatselijke regeling zal een omschrijving
bevatten van wat tot deze belangrijke zaken gerekend wordt.
d. Beroeping van predikanten zal plaats vinden door de kerkeraad
voor algemene zaken in overleg met de betrokken
wijkkerkeraad.
e. De diakenen van de respectieve wijkkerkeraden kunnen voor het
behandelen van zaken van algemene aard, voorzover deze niet
behoren tot de bevoegdheid van de kerkeraad voor algemene zaken,
een algemene diaconale vergadering vormen, welker bevoegdheid in
de plaatselijke regeling omschreven zal worden.
3.a. In alle zaken van opzicht en tucht binnen de wijken, met
inbegrip van de tucht over ambtsdragers, die alleen in de
wijkkerkeraad zitting hebben, zullen de wijkkerkeraden bevoegd
zijn; wat betreft de tucht over ambtsdragers evenwel niet dan na
overleg met de kerkeraad voor algemene zaken.
b. De tucht over ouderlingen en diakenen, die zitting hebben in
de kerkeraad voor algemene zaken, zal worden geoefend door deze
kerkeraad in overleg met de wijkkerkeraad, waarin zij
tevens zitting hebben; de tucht over predikanten door de
kerkeraad voor algemene zaken eveneens in overleg met hun
wijkkerkeraden en bovendien na overleg met de andere
wijkkerkeraden.
4.a. De afvaardiging naar de classis zal geschieden door en uit
de kerkeraad voor algemene zaken; deze afgevaardigden zullen naar
behoefte kunnen worden bijgestaan door adviseurs uit de
wijkkerkeraden die dan in de classicale vergadering voor de hen
regarderende zaken een adviserende stem zullen hebben.
b. Zaken, die vallen binnen het raam van hun bevoegdheden, zullen
de kerkeraad voor algemene zaken en de wijkkerkeraden zelfstandig
aan de orde kunnen stellen op de meerdere vergadering en een
eventueel beroep tegen door hen genomen besluiten zal niet bij
één van de andere colleges van dezelfde kerk kunnen worden
ingesteld, maar rechtstreeks bij de classis.
Utrecht 1959, art. 452;
Apeldoorn 1961, art. 92;
Groningen 1963, art. 167;
Middelburg 1965, art. 441