Algemene overgangsbepalingen

 

De commissies van bijzondere zorg

a. Indien de in overgangsbepaling 32 bedoelde ambtsdragers en/of gemeenteleden overgaan tot de vorming van een nieuwe kerkgemeenschap die krachtens het bepaalde in art. 2:2 BW rechtspersoonlijkheid bezit, treft de commissie — met inachtneming van de omstandigheden ter plaatse en onverminderd het in overgangsbepaling 32 bepaalde — een voorziening met het oog op het komen tot een nieuw kerkelijk leven van betrokkenen.
Wanneer het in deze overgangsbepaling gestelde de leden en/of ambtsdragers van een wijkgemeente betreft, is deze bepaling van overeenkomstige toepassing.

b. Een voorziening als bedoeld in deze bepaling wordt getroffen
- na overleg met de kerkenraad, met het college van kerkvoogden resp. het college van kerkrentmeesters en met het college van diakenen van de hervormde resp. de evangelisch-lutherse gemeente,
- gehoord degenen die zich (willen) losmaken van de NHK resp. de ELK dan wel van de Protestantse Kerk in Nederland,
- gehoord het breed moderamen van de classicale vergadering en het college van visitatoren-provinciaal resp. het regionale college voor de visitatie,
- wanneer het een hervormde gemeente betreft gehoord tevens de provinciale kerkvoogdij-commissie en de provinciale diaconale commissie resp. het regionale college voor de behandeling van beheerszaken,
- wanneer het een evangelisch-lutherse gemeente betreft in overleg met de synodale commissie en gehoord het regionale college voor de behandeling van beheerszaken.

c. In deze voorziening wordt in ieder geval bepaald dat op verzoek van betrokkenen een afschrift wordt verstrekt uit de registers van de gemeente van de gegevens van degenen die deel (gaan) uitmaken van de nieuwe kerkgemeenschap,
waarbij overigens de registers, het doop-, lidmaten- en trouwboek, de notulenboeken, de financiële administratie en de andere bescheiden — onder welke benaming ook — alsmede de naam en het archief van de hervormde resp. evangelisch-lutherse gemeente in ieder geval blijven toebehoren aan de hervormde resp. evangelisch-lutherse gemeente dan wel de protestantse gemeente waarin zij verenigd is, die deel blijft uitmaken van de Protestantse Kerk in Nederland.
Bij het treffen van de voorziening worden ook vermogensrechtelijke aspecten in aanmerking genomen.

d. De voorziening wordt ter beoordeling voorgelegd aan de kleine synode die bevoegd is de voorziening binnen 30 dagen af te wijzen en is, indien de kleine synode geen gebruik maakt van deze bevoegdheid, bindend voor de betrokken organen van de kerk.
Tegen het besluit waarin de voorziening is vervat, kan bezwaar worden ingediend naar het bepaalde in ord. 19 HKO en ordening K LKO dan wel, met ingang van 1 mei 2004, naar het bepaalde in ord. 12 PKO.
In afwijking van het in ord. 19 HKO en ordening K LKO resp. het in ord. 12 PKO bepaalde kunnen bezwaren tegen het besluit waarin de voorziening is vervat ook worden ingediend door leden en organen van de nieuwe kerkgemeenschap.