Artikel 27.
Werkwijze
Naast de moderamenleden worden jaarlijks voor de tijd van een
jaar nog vijftien andere leden van de generale synode gekozen die
met het moderamen het breed moderamen, de kleine synode genaamd,
vormen.
De kleine synode wordt zo samengesteld dat ten minste vier
predikanten, vier ouderlingen die niet tevens kerkrentmeester
zijn, vier ouderlingen-kerkrentmeester en vier diakenen van de
kleine synode deel uitmaken.
In de kleine synode heeft ten minste één evangelisch-luthers lid
van de generale synode zitting. De kleine synode voegt daar
indien nodig een of twee leden van de evangelisch-lutherse synode
als adviserend lid aan toe, met dien verstande dat de kleine
synode altijd tenminste drie leden van de evangelisch-lutherse
synode als lid dan wel adviserend lid telt.
Ten behoeve van de vergaderingen van de kleine synode wordt voor
elk lid daarvan uit de generale synode een secundus gekozen die
aan dezelfde vereisten voldoet als de primus en die bij
verhindering of ontstentenis van deze als primus
fungeert.1
1 Wijziging kerkorde, ordinantie 4-27-4, besluit generale synode d.d. 23 september 2011, ingegaan 1 januari 2013.