Herziening van de kerkorde. Besluit over art. 93-103

Art. 357. De synode besluit de artikelen 93-103 (met uitzondering van artikel 94) van de herziene kerkorde als volgt vast te stellen:

 

IV. Evangelisatie en zending

Artikel 93

1. De kerken richten zich tot degenen, die vervreemd zijn van het evangelie, door middel van de arbeid der evangelisatie om hen zo mogelijk te brengen tot de gemeenschap met Christus en zijn kerk.
2. Deze arbeid geschiedt onder leiding van de kerkeraad, die de leden der gemeente ook zal opwekken Jezus Christus in het midden der wereld met woord en daad te belijden.

Artikel 95

Voor bepaalde takken van het werk der evangelisatie kan de generale synode deputaten benoemen ten dienste van de kerken, die daarvoor in aanmerking komen en zo nodig de kerken opwekken dit werk naar vermogen te steunen.

Artikel 96

Samenwerking in het werk van de evangelisatie met andere dan gereformeerde kerken en personen zal uitsluitend plaats vinden overeenkomstig de door de generale synode vastgestelde richtlijnen.

Artikel 97

1. De kerken zullen zich richten tot de Joden in en zo mogelijk ook buiten Nederland om hun uit de Heilige Schrift te betuigen, dat Jezus de Christus is.
2. Dit werk zal ter hand genomen worden door de daarvoor in aanmerking komende kerken, die het, met steun van de overige kerken, verrichten in overleg met daartoe door de generale synode benoemde deputaten en overeenkomstig de door haar vastgestelde bepalingen.

Artikel 98

1. De kerken zullen zich richten tot de niet-gekerstende volken in het bijzonder in Indonesië, om hun in gehoorzaamheid aan het bevel van Christus, het evangelie te verkondigen en om degenen, die tot het geloof gekomen zijn en de heilige doop ontvangen hebben, bijeen te brengen in zelfstandige gemeenten onder de bediening des Woords en der sacramenten.
2. Zolang dit nodig blijkt, zullen de kerken naar vermogen aan deze zelfstandige gemeenten hulp bewijzen bij het inrichten en opbouwen van een eigen kerkelijk leven.

Artikel 99

1. De kerken zullen, om de zendingsopdracht van Christus uit te voeren, zoveel mogelijk daartoe met elkaar samenwerken met inachtneming van de door de generale synode vastgestelde bepalingen, op een door die kerken vast te stellen wijze. Deze wijze van samenwerking behoeft de goedkeuring van de generale synode.
2. De toewijzing van de verschillende zendingsterreinen geschiedt door de generale synode, zoveel mogelijk in overeenstemming met de daartoe door de kerken kenbaar gemaakte wensen.
3. De beroeping van een missionaire dienaar des Woords zal geschieden door de kerk, die daartoe door de voor een bepaald zendingsterrein samenwerkende kerken is aangewezen, niet zonder overleg met de andere samenwerkende kerken.

Artikel 100

Wanneer zich op een zendingsterrein zelfstandige kerken gevormd hebben, zal de arbeid, indien deze kerken dat wensen, in nauwe samenwerking met haar worden voortgezet. De samenwerkende kerken zullen daarna, naar een in overleg tot stand gebrachte overeenkomst, welke de goedkeuring van de generale synode behoeft, voor de verkondiging van het evangelie op dat terrein gezamenlijk de verantwoordelijkheid dragen.

Artikel 101

1. De kerken, aan welke de verschillende zendingsterreinen zijn toevertrouwd, kunnen ter bespreking en afdoening van zaken, waarbij zij gezamenlijk betrokken zijn, een raad van samenwerking instellen overeenkomstig een door haar op te stellen accoord, welk accoord de goedkeuring van de generale synode behoeft.
2. In deze raad zullen tenminste twee van de deputaten der generale synode voor de zending met adviserende stem zitting hebben.

Artikel 102

1. Voor de behandeling van de algemene zaken van de zending zal de generale synode een aantal deputaten benoemen, namelijk één uit elk van de in haar bijeenkomende particuliere synoden in Nederland, en wel op voordracht van deze synoden.
2. De taak van deze deputaten omvat naast de behandeling van andere zaken van algemene aard, die door de generale synode in de desbetreffende bepalingen zijn vastgesteld, het instandhouden en leiden van een zendingscentrum met een daaraan verbonden seminarie, aan welk seminarie de aanstaande missionaire dienaren des Woords in de regel de in artikel 13 bedoelde opleiding ontvangen.
3. Ten behoeve van de arbeid aan dit zendingscentrum en seminarie kunnen door de generale synode een of meer dienaren des Woords worden benoemd, die dan geacht zullen worden in dienst te staan van de gezamenlijke kerken.