[F5 kerkelijke rechtspraak
F5.1  De kerkelijke rechtspraak is een bijzondere taak van de meerdere kerkelijke vergaderingen in onderscheiding van hun reguliere besluitvorming.
F5.2  In een kerkelijk geschil dient de kerkelijke rechtsgang te worden gevolgd zoals in de volgende artikelen omschreven.]

F5 kerkelijke rechtspraak
F5.1  De kerkelijke rechtspraak is een bijzondere taak van de meerdere kerkelijke vergaderingen in onderscheiding van hun reguliere besluitvorming.
F5.2  In een kerkelijk geschil dient de kerkelijke rechtsgang te worden gevolgd zoals in de volgende artikelen omschreven.

|141|

Toelichting F5

1. De ‘reguliere’ besluitvorming van de kerkelijke vergaderingen is de ‘bestuurlijke’ besluitvorming. Wij stellen voor de termen in F5.1 niet te verwisselen, omdat regulier hier staat tegenover bijzonder. Bovendien is het kerkelijk besturen, de kerkregering, toch de hoofdtaak van de meerdere vergaderingen in kwantitatieve zin. Dat mag wel tot uitdrukking komen in het ‘regulier’.

2. Wij hebben in MvT1 aangegeven dat wij voor de kerkelijke rechtspraak niet kiezen voor een aparte rechtsprekende ‘macht’ naast de kerkelijke vergaderingen. Hier ligt een welbewuste principiële keuze aan ten grondslag: wij menen dat de uiteindelijke beslissingsbevoegdheid in de kerken niet via de kerkelijke rechtspraak moet komen te liggen in de handen van enkele ‘kerkelijke rechters’, maar bij de meerdere kerkelijke vergaderingen zelf moet blijven. In dit opzicht blijven wij een voluit DKO-kerk.

3. Uiteraard dient de kerkelijke rechtspraak wel te voldoen aan kwalitatieve eisen en kan hierover in de praktijk wel eens zorg bestaan. Dit brengt ons er echter niet toe om daarmee dan maar het rechtspraaksysteem via de meerdere vergaderingen te verlaten. Ook moeten er geen concessies worden gedaan aan de kwaliteit. Uitvoeringsperikelen moeten door scholing en training worden aangepakt. Daar moet meer op ingezet worden.
Voor de kwaliteit van de kerkelijke rechtspraak zijn kerkordelijk van belang:
a. de hierna in F6.2 geformuleerde eisen voor eerlijke rechtspraak;
b. het reeds ingevoerde model van classicale en generale ‘deputaten appelzaken’ die de rechtspraak voor de kerkelijke vergaderingen voorbereiden;
c. de nog uit te werken generale regeling voor de kerkelijke rechtspraak op basis van F6.3.

4. F5.2 gaat uit van een ‘kerkelijk geschil’ als basis voor de toepassing van de kerkelijke rechtsgang. ‘Kerkelijk geschil’ wordt in de tekst niet nader gedefinieerd. In de systematiek van de kerkorde gaat het hier echter telkens om een geschil over een besluit (soms een handeling) van een kerkenraad volgens F4.1. Incidenteel gaat het om een besluit in eerste aanleg van een classis volgens F4.6. Wij kennen in de kerken dus een ‘besluitenrechtspraak’. Voorwerp van het kerkelijk geschil en daarmee van de kerkelijke rechtspraak is doorgaans een besluit van een kerkenraad.

5. Wij realiseren ons dat zich helaas ook andersoortige conflicten in de kerk of in de context van de kerk voordoen. Tot nu toe vinden die geen regeling in de kerkorde. Terecht wordt hier aandacht voor gevraagd. Tegelijk is het niet zomaar mogelijk om voor ‘conflicten in de gemeente’ een geschillenregeling te creëren. Dit is een vraagstuk dat nadere doordenking en bespreking verdient. Wij signaleren diverse vraagpunten die daarbij opduiken en antwoord behoeven, zoals:

(i) m.b.t. de inhoud:
Het begrip ‘conflicten in de gemeente’ is niet voldoende gedefinieerd en/of begrensd:
a. conflicten tussen kerkenraad en gemeenteleden vallen hier ook onder. Dat zijn bij uitstek conflicten “in de gemeente”. Dit levert echter afstemmingsproblemen op t.o.v. de kerkelijke rechtspraak (hoofdstuk F) en ook de kerkelijke tucht (hoofdstuk D).
b. “in de gemeente” is ook verder niet duidelijk: moet dat een conflict over een gemeente-aspect zijn? Is een zakelijk conflict tussen twee broeders in de gemeente een conflict in de gemeente? Is een burenrechtelijk geschil over de overhangende coniferen van de buurman, die tegelijk ook broeder is, een conflict in de gemeente?
c. en wat te doen bij een familieconflict waarvan de familieleden in twee buurgemeenten wonen? Is dat opeens niet “in de gemeente”?
d. wanneer is er eigenlijk sprake van een “conflict”? Wie maakt dat uit?
e. wat is de rechtsbevoegdheid van de gemeente(?) of de kerkenraad (?) om zich te bemoeien met een conflict wat op zich van niet-kerkelijke-aard is?

|142|

(ii) m.b.t. de manier van geschiloplossing:
Er zijn theoretisch meerdere vormen van conflictbehandeling denkbaar:
a. arbitrage;
b. mediation;
c. bindend advies.
Elke vorm heeft zijn voordelen en nadelen. Dergelijke alternatieve vormen van rechtspraak kennen bovendien ook weer hun eigen rechtsregels en procesregels.

(iii) m.b.t. de plaats in de kerkorde:
a. hoort dit in hoofdstuk C over de gemeente?
b. sluit dit aan bij hoofdstuk F over de rechtspraak?
c. hoe verhoudt dit zich tot hoofdstuk D over de kerkelijke tucht?

Kortom: voldoende stof tot nadenken en tot verdere bezinning, maar nog niet rijp voor opname in de Werkorde.


Rapport dHKO (2011)


RAPPORT BIJ
Kerkorde GKv (2014) F74