|25|

Begeren en heersen

 

Wanneer we er van uitgaan dat Paulus de oorspronkelijke huwelijksrelatie in Christus weer hersteld wil zien in de gemeente, moeten we ook weten welke dingen die eenheid bedreigen. Daarom gaan we weer terug naar Genesis.

De zondeval maakte scheiding tussen alles wat bij elkaar hoorde. Er kwam scheiding, afstand, wantrouwen tussen de mens en God, tussen man en vrouw en tussen mens en dier. De eenheid, de harmonie was voorgoed verbroken.

Eeuwenlang heeft men wat God tegen de vrouw zei: ‘Naar uw man zal uw verlangen uitgaan en hij zal over u heersen’ opgevat als een soort gebod of ordening van God. Dat heeft veel scheiding gemaakt waar eenheid behoorde te zijn; dat heeft mannen en vrouwen uit elkaar gedreven — ook al leefden ze in een huwelijksrelatie. Gelukkig wordt deze opvatting nu niet vaak meer naar voren gebracht.

Maar daarom blijven er nog wel moeilijkheden. Want wat wordt bedoeld met

|26|

‘begeerte’ en met ‘heersen’? Welke man heerst vandaag nog als een vorst over zijn vrouw? Betekent dat dat de straf vandaag is opgeheven? Wat kunnen we daar vandaag mee — en wat heeft het met ‘hoofd-zijn’ te maken? En wat betekent ‘begeren’? De macht willen hebben, willen heersen over — waarop de man op zijn beurt dan weer de absolute macht moet grijpen om niet onder de voet gelopen te worden.

Alle mogelijke vergissingen hebben in de geschiedenis hun sporen getrokken. De vrouw als verleidster is wel het bekendste voorbeeld van het beeld dat men zich van de vrouw vormde. Wat zegt dat ‘begeren’ nu over de vrouw? Dit woord heeft mij steeds de meeste hoofdbrekens gekost. Het heeft jaren geduurd voor ik er zicht op kreeg.

Dit woord begeerte komt op twee andere plaatsen in de Bijbel voor: bij de zonde van Kaïn en in het Hooglied. In het Hooglied zingt het meisje van de jongen: ‘Van mijn geliefde ben ik, en naar mij gaat zijn begeerte uit.’ Blijkbaar kan het dus zowel op de man als op de vrouw slaan. Het woord komt uit een stam die betekent: eng-zijn (vergelijk onze uitdrukking: in de engte). De vertaling is dan: drang of gedrongen zijn.

|27|

Als we de situatie van vlak na de zondeval op ons laten inwerken, zien we twee diep teleurgestelde mensen. Eva is in zichzelf teleurgesteld: ze heeft gegeten én haar man doen eten. Ze heeft dus ook hém teleurgesteld. Adam is, blijkens zijn woorden, vooral in zijn vrouw teleurgesteld. Hij slaat direct een afstandelijke toon aan: de vrouw die Gij mij gegeven hebt. Geen woord over de vrouw naar wie hij zelf verlangd had en met wie hij zo gelukkig was. Eva zal dit zeker haarscherp aangevoeld hebben: hij moet mij niet meer. Ik ben niet meer het antwoord op zijn vraag, ik ben een lastpost voor hem geworden, een blok aan zijn been. Als hij nog alleen was geweest — dan was het misschien nooit zo ver gekomen. Maar ik, wat moet ik alleen? Als hij me echt in de steek laat, wat moet ik dan? Ik ben nog nooit alleen geweest. Hij wel, hij redt zich wel. Maar ik? Ik moet voor alles zien te voorkomen dat hij me in de steek laat.

Die situatie wordt mijns inziens verwoord in wat God tot Eva zegt: ‘Je zult naar je man toe worden gedrongen, je zult hem aan je willen binden, je zult bang zijn dat hij wegloopt en je alleen laat. Je zult je gedrongen voelen zekerheid bij hem te

|28|

zoeken — ten koste van heel veel. Je zult je zelfvertrouwen weer terug willen hebben dat je had toen hij je nodig had en je liefhad. Je zult verwachten dat hij je dat weer teruggeeft door te laten merken dat hij je weer nodig heeft. Je zult verlossing van je schuldgevoel bij hem zoeken, doordat hij je laat merken dat hij je weer accepteert.’

En dan Adam. Hoe zal hij op het beroep dat op hem gedaan wordt reageren? Zal hij zijn vrouw begrijpen, haar schuld en angst om verlaten te worden wegnemen? ‘Hij zal over je heersen,’ zegt God. Dat wil zeggen: hij zal misbruik maken van je angst en verlangen naar zekerheid en binding. Hij zal dat afwijzen. Hij zal hulp en liefde afwijzen als dat teveel van hemzelf gaat kosten. Hij zal afstand scheppen waar jij eenheid wilt. Hij zal je dienst en hulp wantrouwen, hij zal je klein houden: dat kun jij toch niet, dat is niets voor een vrouw, dat begrijp jij toch niet. Hij zal zelfs meer vrouwen nemen en je daarmee kwetsen en beledigen — alsof je een stuk uit een verzameling bent.

En merkwaardig genoeg vinden we in het Hooglied, het lied van de liefde, op twee plaatsen de angst van de vrouw om verlaten te worden terug (Hooglied 3: 1-4 en 5: 6-8). De jongen is verdwenen, het

|29|

meisje zoekt naar hem. De eerste keer vindt ze hem, de tweede keer niet. En dan vinden haar de wachters, ’s nachts op zoek naar haar geliefde. Ze slaan haar, verwonden haar en rukken haar de kleren van het lijf. Die twee woorden, begeerte en heersen, trekken hun sporen door heel de geschiedenis. Eeuwenlang kon een ongehuwde vrouw niet alleen bestaan in de maatschappij, ze had geen toekomst zonder huwelijk. Ze had de man nodig voor sociale zekerheid en acceptatie en de man buitte die positie uit. En nu? Hoe vaak klagen ongehuwde vrouwen er niet over lastig gevallen te worden op hun werk, vroeger en nu — hoe worden gescheiden vrouwen vandaag en ongehuwde moeders vroeger, ook in de kerk, behandeld? Hebben de wachters van die muren de vrouw zonder man beter behandeld dan de wachters uit het Hooglied?

Toch liet God Eva en Adam niet alleen met die constatering gaan. Hij beloofde ook eenheid. Op twee manieren. Allereerst door de belofte van kinderen, kinderen van hen samen. Dat zou tóch doorgaan. En bovendien: Eén van die kinderen zou hun Verlosser zijn. De man zou dus de vrouw toch weer nodig hebben — als hulp voor het

|30|

ter wereld brengen van de Verlosser. Dat heeft mannen en vrouwen ook samengebonden in het Oude Testament. Die belofte bracht eenheid.

Desondanks was de situatie voor de vrouw in het huwelijk tijdens Christus’ leven bedroevend. Als moeder noodzakelijk, als vrouw kleingehouden en als men genegeerd. Van eenheid was niet veel meer over.

Maar Christus honoreert tijdens zijn leven op aarde volledig de aard van de vrouw. Hij wantrouwt haar hulp en dienst niet, Hij schept geen afstand, Hij houdt haar niet klein. Hij begrijpt en doorziet haar. Zijn omgang met vrouwen was in die tijd revolutionair. Waarom deed Hij zo?

We komen nu bij de uitdrukking ‘man, hoofd van de vrouw’.