|344|

 

 

De Heilige Doop.

Tijd.

De Heilige Doop vindt bij ieder gelovige slechts eenmaal plaats. Maar die plaats is even goed in den hoofddienst als die van het Avondmaal. De oude christenen doopten slechts eenmaal per jaar, en wel in den Paasnacht, den nacht, waarin het nieuwe licht verscheen1. Maar dat betrof den volwassenen doop, niet dien van de kinderen der gemeente. Die moet plaats hebben in de samenkomst dier gemeente, wanneer allen bijeen zijn. Zo zag het ook Calvijn2, zo Pollanus3. De Doop is een handeling van de kerk, hij behoort dus te geschieden op het tijdstip, waarop de kerk bijeen is, ten overstaan en met ambtelijke medewerking (die in het Credo uitdrukking vindt) van de gemeente.

Van de Bevestiging geldt hetzelfde, daar zij het complement van den Doop is.

Plaats.

In overeenstemming hiermede moet de plaats van den Doop niet zijn in een afzonderlijk baptisterium of in een doopkapel bij den ingang der kerk. De oudchristelijke doopplaats voorzag alweer, evenals de dooptijd, in den volwassenendoop, den Doop dus van hen, die toetraden tot de kerk en aan den ingang dier kerk werden ontvangen. De kinderen echter behoren tot de kerk. Daarom worden zij gedoopt op het „koor”, in de onmiddellijke nabijheid van de Tafel, zodat de ganse gemeente


1 Dekker, Tertullianus 173 v.
2 Opera VI, 184 v., X, 1, 1871.
3 Liturgia sacra, Liturgia Baptismi.

|345|

getuige is. — Men dope uit een doopvont, daarmede de oeroude symboliek, die de wedergeboorte bedoelt, handhavend.

Van de Confirmatie geldt weer hetzelfde, mutatis mutandis.

Wijze.

De Doop is, wanneer hij bediend wordt, een onderdeel van den hoofddienst op den Zondagmorgen. De vraag of hij moet geschieden door onderdompeling of door besprenkeling, is niet wezenlijk, daar het immers niet gaat om een afwassing in den letterlijken zin, maar om een symbolische handeling; men kan even goed gaan twisten over de grootte van de porties brood en wijn bij het Avondmaal.

De strikt noodzakelijke elementen van den Doop zijn:
de aanwezigheid van doopgetuigen, c.q. de ouders;
het stellen van de doopvraag of -vragen, met in antwoord de belijdenis des geloofs;
de doopformule, zonder bijvoegselen, ook zonder Amen;
de Schriftlezing (het Evangelium infantium) met uitlegging.

In bizondere gevallen is Doop in de huisgemeente geoorloofd; evenzo de z.g. nooddoop.

Den leeftijd voor de Bevestiging neme men vooral niet te hoog. Het gaat daarbij niet om een levenskeuze, doch om een simpele bevestiging door den dopeling, die nu tot bewustzijn gekomen is van de indertijd voor hem afgelegde doopgelofte.