Heeft iemand een zonde bedreven die geen openbaar karakter
draagt, dan wordt hij hierover vermaand (naar de regel van Matt.
18: 15, 16 en Galaten 6: 1).
Indien de zondaar geen berouw toont, wordt de kerkenraad hierin
gekend (Matt. 18: 17).
Heeft iemand een openbare zonde bedreven, dan wordt dit ter
kennis van de kerkenraad gebracht.