Wanneer een ambtsdrager een onschriftuurlijke leer brengt of een openbare ernstige zonde bedrijft, wordt hij door de kerkenraad in de uitoefening van zijn ambt geschorst of uit zijn ambt gezet.
De kerkenraad gaat slechts tot schorsing over nadat:
a. het voorgenomen besluit tot schorsing door of namens de
kerkenraad is besproken met de betrokken ambtsdrager;
b. goedkeuring is verkregen van de naastgelegen naburige
kerk.
De kerkenraad stelt de betrokken ambtsdrager zo spoedig mogelijk,
schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn beslissing en
vermeldt daarbij de door de naburige kerk gegeven
goedkeuring.
Van de schorsing wordt mededeling gedaan aan de gemeente met het
oog op haar instemming.
Van de schorsing van een predikant wordt tevens mededeling gedaan
aan de zusterkerken.
De kerkenraad gaat slechts tot afzetting over nadat:
a. het voorgenomen besluit tot afzetting door of namens de
kerkenraad is besproken met de betrokken ambtsdrager;
b. goedkeurig is verkregen van de regiovergadering.
De goedkeuring van de regiovergadering wordt verkregen in een
besloten vergadering, waarin de betrokken ambtsdrager en
kerkenraad gelegenheid krijgen in elkaars aanwezigheid te worden
gehoord.
De kerkenraad, ambtsdrager en de overige afgevaardigden die bij
de tuchtoefening betrokken zijn geweest of belang hebben, nemen
niet deel aan de beraadslagingen.
De goedkeuring behoeft de medewerking van een naburige regio,
waaruit tenminste een tweetal afgevaardigden de vergadering
bijwoont.
De kerkenraad stelt de betrokken ambtsdrager zo spoedig mogelijk,
schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn beslissing en
vermeldt daarbij de door de regiovergadering gegeven
goedkeuring.
Van de afzetting wordt mededeling gedaan aan de gemeente met het
oog op haar instemming.
Van de afzetting van een predikant wordt tevens mededeling gedaan
aan de zusterkerken.