III. Op welke wijze en in welk kader kunnen beide tradities in één Ontwerp Kerkorde worden opgevangen?

Kerkvereniging in de steigers

Op 25 oktober 1990 besloot de ‘trio-synode’ een werkgroep in te stellen, om

|13|

een kerkorde te ontwerpen voor de te verenigen kerk. Het moest een ecclesiologisch en structureel samenhangend geheel zijn en diende uit te gaan van wat in de kerkorden van de drie kerken voorhanden was. Wel moest ‘in het bijzonder van de structuur van de hervormde kerkorde... als beginpunt en hoofdlijn’ worden uitgegaan59.
Ik vraag me nog steeds af, of de drie synoden, die dit besluit over de volle breedte van hun kerken unaniem60 namen, zich de draagwijdte ervan wel voldoende hebben gerealiseerd.
Het ging immers niet alleen om een in elkaar passen van drie verschillende kerkelijke structuren met bijpassende organisaties, hoe lastig dat op zichzelf al is, maar ook om het samenbrengen van wat in de drie kerkorden aan confessioneel bestand aanwezig was. Kortom, de hervormde en gereformeerde en lutherse akkoorden van kerkgemeenschap zouden op de scheepshelling komen, want alle krijgen er twee of meer belijdenissen bij.

Vriend en vijand zijn het er globaal over eens, dat de werkgroep de opdracht correct heeft uitgevoerd. Maar nu het resultaat zwart op wit staat, overvalt het velen. Men ziet het uur nul naderen. Ook al komt er dan geen nieuwe kerk (Samen op Weg is niet overstappen op een andere weg) dan nog klemt de vraag: kunnen de samenkomende kerkverbanden zo’n ingrijpende restauratie doorstaan? Alleen de naam al... Hoe kerkverenigend is dit Ontwerp? Ik wil dat, tegen de achtergrond van bovengenoemd onderzoek, wat nader peilen.

Geheel in de lijn van de hervormde kerkorde wordt in artikel I lid 1. ook de Verenigde Kerk aangeduid als ‘gestalte van de ene heilige katholieke of algemene christelijke kerk’61. Er wordt dus ingezet met de ‘hoge C’ van de Catholica. Als kerken in Nederland zijn wij dáár gestalte van.
Maar wie zo met de hoge ‘C’ begint, moet wel terughoudend verder gaan. De hervormde, gereformeerde en lutherse bijzonderheden zullen eerst even naar de achtergrond moeten. Want SoW is maar een klein smaldeel van de grote schare, die niemand tellen kan en die Christus vanaf het begin der wereld vergadert62. Juist daarom moet wel iets over Israël gezegd worden. Want daar en daarachter liggen de ‘roots’, de wortels van ons geloof, zoals die in Hebr. 11 worden aangeduid: door het geloof heeft Abel... door het geloof heeft Abraham... en dan via Mozes en David, de profeten en apostelen tot het nieuwe Jerusalem toe. In dat geloof mogen wij delen.

Na deze belijdenis van delen in het ‘volk Gods onderweg’ volgt in lid 2 de gelofte om in opdracht van Christus het Woord te horen en te verkondigen. Let wel, in deze volgorde. Het horen van het Woord moet aan het

|14|

verkondigen voorafgaan. Dat is een grondhouding, die wij beloven moeten.
Hier ligt — voor zover ik kan zien — het constituerende punt, het basisakkoord van de kerkvereniging: de belofte om als een principieel horende gemeente voor de missio Dei in beweging te komen. Waar dat gebeurt regeert Christus over de kerk.

Deze belofte wordt verdiept in het solidariteits-artikel 1.3. Wij zijn niet de eersten en niet de enigen die de Schrift als bron en norm lezen. Wij staan op de schouders van een voorgeslacht en mogen leven uit een ‘schat van de kerk der eeuwen’ in getuigenis en dienst, bekroond door de zegen in de naam van Vader, Zoon en Heilige Geest.

Na deze praeambulaire inzet volgen in lid 4 de symbolen van de oude kerk en de confessies van de afzonderlijke kerken, die in het Samen op Weg verband tot hereniging en vereniging willen komen. Over de verhouding tussen de Dordtse Leerregels en de Leuenberger Konkordie kwamen veel vragen uit de kerken naar voren. De Werkgroep heeft die in behandeling. Daarom ga ik er nu niet nader op in.

De vraag rijst, of je zo wel met belijdenissen mag omgaan.
Het zijn toch geen zwerfstenen, die je naar believen kunt opstapelen? Ontstaat op deze manier niet een hoeveelheid aan confessie, die niemand meer bijeen-belijden kan? Bovenal, wat is de kerkverenigende waarde van zo’n verzameling confessies? Brengt dit ons nu van ‘Samen op Weg’ naar ‘de weg tot elkander’?

Het antwoord kan kort zijn. Wij zagen hoe in het vroeg lutherse en later calvinistische belijden twee elkaar aanvullende lijnen en bewegingen van ‘vinden’ en ‘vatten’ zichtbaar zijn, waardoor een weg voor de vrijheid van het Woord wordt gebaand. Daar ontspringt de kerkverbindende kracht van de horende gemeente, die zich op de schouders van het voorgeslacht uitstrekt naar het Koninkrijk Gods.
In dat kader hebben wij de breedte van ons gezamenlijk belijdenisbestand nodig. Het gaat er dus niet om confessies te ‘verzamelen' om ze als museumstukken achter glas te kijk te zetten. Nee, het gaat om dat confessioneel steigerwerk, dat kerkvereniging mogelijk maakt, door het Woord ten volle aan het woord te laten komen.

Die middelpuntzoekende kracht van de Reformatie kan ook onze pluraliteit doorbreken. Wij moeten namelijk zo leren luisteren naar het Woord, dat wij ons met al ons kerkgevoel — naar art. 28 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis

|15|

— onder dat juk van Christus buigen, dat het dak van gehoorzaam kerk-zijn vormt. Het juk is het dak! Niet het hervormd of luthers of gereformeerd eigene.
Het is dan ook niet onreformatorisch om ruimhartig met eikaars confessies om te gaan. Belijdenissen uit de 16e eeuw hadden iets van verzetslectuur. Hoe meer, hoe liever! Ze dienden allen immers het grote doel. Ook al namen de kerken ze lang niet, altijd van elkaar over, er was wel openheid voor, zoals blijkt uit Calvijns acceptatie van de Confessio Augustana63. Maar ook al nemen de kerken ze wel van elkaar over, dan is dat nog geen gebrek aan orthodoxie. Ik wijs slechts op de grondslag van de Gereformeerde Oecumenische Raad, waar de Gallicana, de Belgica, de Heidel-bergse Catechismus, de Helvetica Posterior, de 39 Artikelen, de Leerregels van Dordt en de Westminster Confessie ondanks niet onbelangrijke verschillen rustig naast elkaar staan64. Het gaat bij dit geheel om, wat wel genoemd wordt, een ‘body of truth’. Daarin weet men zich verenigd.

Concluderend meen ik te mogen stellen, dat het opnemen van de lutherse en calvinistische traditie in één Ontwerp Kerkorde een steigerwerk voor kerkvereniging kan bieden. Het is die vereniging niet zelf, maar het concentreert ons op het ‘ene nodige’: dat het Woord aan het woord komt. Waar dat gebeurt, daar zal de gemeente van de Heer zijn.