A5 kerk en overheid
A5.1 De kerken erkennen de overheid, die in dienst van God haar gezag uitoefent in de burgerlijke samenleving.
A5.2 Door overleg en correspondentie streven de kerken naar een goede verstandhouding met de overheid, gericht op respect voor ieders eigen positie.
A5.3 Bij ernstige openbare aantasting van Gods naam of bedreiging van de vrijheid van godsdienst spreken de kerken de overheid daarover aan.

Inbreng deputaten Relatie kerk en overheid
Deze deputaten wijzen er op dat in art. 5 HKO nog een element mist. Er ontbreekt met zoveel woorden een appel op de verantwoordelijkheid van de overheid tegenover de kerk als gemeenschap/instituut/genootschap. Deputaten RKO doen daarom het volgende tekstvoorstel:
“A5.1 De kerken erkennen de overheid, die in dienst van God haar gezag uitoefent in de burgerlijke samenleving.
A5.2 Door overleg en correspondentie streven de kerken naar een goede verstandhouding met de overheid, gericht op respect voor ieders eigen positie. In voorkomende gevallen wijzen de kerken de overheid op haar plicht de vrijheid van openbare eredienst en de vrijheid van godsdienst te beschermen.
A5.3 Bij ernstige openbare aantasting van Gods naam [...] spreken de kerken de overheid daarover aan.”

|5|

Preadvies deputaten HKO
1. Deputaten achten het voorstel van deputaten RKO een zinvolle toevoeging aan art. 5 HKO. Art. 6 Grondwet en art. 9 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) erkennen het recht van een ieder op vrijheid van godsdienst, ook in zijn collectieve dimensie voor de kerken. Art. 2:2 Burgerlijk Wetboek (BW) erkent de kerkgenootschappen in hun institutionele vorm.
2. Vanuit statelijkrechtelijke optiek vormt de vrijheid van eredienst een onderdeel van de vrijheid van godsdienst en is de vermelding in nevenschikkende zin niet persé nodig. Vanuit kerkelijke optiek is de expliciete vermelding van de vrijheid van eredienst als kernrecht voor de kerken een goede zaak.
3. De bepaling heeft de strekking dat de kerken bijvoorbeeld opkomen bij de overheid voor het ongestoord kunnen vieren van hun erediensten, de bereikbaarheid van kerkgebouwen (bij evenementen), maar ook voor de vrije ongecensureerde verkondiging van het Woord, de interne kerkelijke autonomie, e.d. De bepaling heeft bovendien de dimensie dat de kerken zo nodig ook bij de overheid opkomen voor het recht op vrijheid van godsdienst dat aan anderen toekomt.
4. Deputaten HKO stellen voor om de bedoelde aanvulling op te nemen in een nieuw afzonderlijk lid 3.

Voorstel deputaten HKO
A5.3 en A5.4 als volgt aanpassen:

A5.1 De kerken erkennen de overheid, die in dienst van God haar gezag uitoefent in de burgerlijke samenleving.
A5.2 Door overleg en correspondentie streven de kerken naar een goede verstandhouding met de overheid, gericht op respect voor ieders eigen positie.
A5.3 In voorkomende gevallen wijzen de kerken de overheid op haar plicht de vrijheid van openbare eredienst en de vrijheid van godsdienst te beschermen.
A5.4 Bij ernstige openbare aantasting van Gods naam [...] spreken de kerken de overheid daarover aan.