A1 eenheid van geloof en
belijden
A1.1 De Gereformeerde Kerken in Nederland zijn onderling
verbonden in eenheid van het christelijk geloof in gehoorzaamheid
aan de Heilige Schrift.
Consideratie classis Amersfoort
De classis Amersfoort wijst op een taalkundige moeite door de
constructie van een werkwoordsvorm met twee zonder voegwoord
naast elkaar geplaatste bepalingen (“verbonden in ..... in
....”). Amersfoort vraagt zich af of de twee zinsdelen
nevenschikkend zijn bedoeld dan wel de tweede bepaling
ondergeschikt is aan de eerste. Wellicht zijn beide lezingen
goed, maar taalkundig is het niet fijn. Amersfoort kiest daarom
voor invoeging van het voegwoord ‘en’:
“De Gereformeerde Kerken in Nederland zijn onderling verbonden in
eenheid van het christelijk geloof en in gehoorzaamheid
aan de Heilige Schrift.”
Preadvies deputaten
1. Amersfoort attendeert terecht op de taalkundig lastige
constructie van twee bepalingen na elkaar, die beide beginnen met
het woordje ‘in’.
2. De door Amersfoort voorgestelde nevenschikking in de redactie
is door ons niet helemaal bedoeld. Het gaat niet zozeer om twee
parallelle criteria, maar om een karakterisering (verbonden in
eenheid van het christelijk geloof) die voortkomt uit een
gemeenschappelijke basis (de gehoorzaamheid aan de HS). De
kwalificatie van de kerken als een gemeenschap die zich één weet
in het geloof, is terug te voeren op een gezamenlijk willen
luisteren naar het Evangelie. Daarmee is ook de norm gesteld.
3. Deputaten menen dat het voegwoord ‘en’ het redebeleid van de
zin in dit opzicht niet verbetert. Herschikken van de onderdelen
van de zin leidt ook niet tot een betere oplossing. Bovendien
willen we de opening van de zin – en daarmee van de kerkorde –
met (de naam van) de Gereformeerde Kerken in Nederland
handhaven.
4. Per saldo komen we er bij uit om vóór het tweede ‘in’ een
komma te plaatsen, zodat er een verklarende bijzin
ontstaat. Dit brengt nog iets beter tot uitdrukking dat het één
(de eenheid in geloof) berust op het ander (de gehoorzaamheid aan
Gods Woord).
Voorstel deputaten
A1.1 als volgt aanpassen:
A1.1 De Gereformeerde Kerken in Nederland zijn onderling verbonden in eenheid van het christelijk geloof, in gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift.
A1 eenheid van geloof en belijden
A1.2 Zij aanvaarden met de oude
christelijke kerk de Apostolische Geloofsbelijdenis, de
geloofsbelijdenis van Nicea en de geloofsbelijdenis van
Athanasius. Met de kerk van de Reformatie aanvaarden zij
bovendien de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de Heidelbergse
Catechismus en de Dordtse Leerregels als betrouwbare samenvatting
van de christelijke leer.
Consideratie classis Enschede
Enschede constateert dat in de HKO zowel sprake is van
‘belijdenis’ als ‘belijdenisgeschriften’ en vindt het voor de
consistentie beter om alleen de laatste term te gebruiken.
Enschede stelt voor dit in te voegen in A1.2:
|4|
“Zij aanvaarden met de oude christelijke kerk de Apostolische
Geloofsbelijdenis, de geloofsbelijdenis van Nicea en de
geloofsbelijdenis van Athanasius. Met de kerk van de Reformatie
aanvaarden zij bovendien de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de
Heidelbergse Catechismus en de Dordtse Leerregels, hierna te
noemen de belijdenisgeschriften, als betrouwbare
samenvatting van de christelijke leer.”
Annex zou dan de term ‘belijdenis’ in de kop van B7 en in de
tekst van C37.3, E62.4 en E69.1 dienen te worden gewijzigd in
‘belijdenisgeschriften’.
Preadvies deputaten
1. Enschede wijst op zichzelf terecht op het belang van
consistentie in de terminologie.
2. Het is echter niet juist dat ‘belijdenis’ en
‘belijdenisgeschriften’ een op een uitwisselbaar zijn. De
belijdenisgeschriften vormen de belijdenis van de kerk, zeker,
maar zij zijn als documenten niet meer dan een concrete en
welomschreven neerslag ervan. We moeten de terminologie hier
dus niet helemaal in een keurslijf willen pressen.
3. Waar het gaat om de benoeming van concrete documenten, zoals
in A1.2, en om de formele binding daaraan, zoals bij de binding
aan de belijdenisgeschriften in de tekst van B7, is het
woord ‘belijdenisgeschriften’ de goede aanduiding.
4. In de meeste overige gevallen (inclusief het opschrift van B7)
is de term ‘belijdenis’ voldoende als aanduiding van de
levende inhoud van het belijden van de kerk. Bovendien is in
de kop van B7 de tweeslag ‘Bijbel en belijdenis’ een staande
uitdrukking.
5. Aan de voorgestelde toevoeging in A1.2 bestaat dus geen
behoefte en deze detoneert ook als definiërende tussenzin in
A1.2 en in de verdere HKO.
Voorstel deputaten
A1.2 niet wijzigen.