Soo het gheschiet dat eenighe Dienaers door ouderdom, sieckte ofte andersins onbequaem worden tot oeffeninghe hares Dienstes, soo sullen sy nochtans des niet te min de eere ende den name eens Dienaers behouden, ende van die Kercke die sy ghedient hebben, eerlijcken in haren nootdruft (ghelijck oock de Weduwen ende Weesen der Dienaren int ghemeen) versorghet worden.