Tot de Algemeene vergadering zal iedere kerk afvaardigen met
behoorlijken credentiebrief één dienaar des Woords, of ingeval
van vacature een ouderling, en nog een ouderling of een diaken,
wier namen met die hunner plaatsvervangers op den geloofsbrief
worden vermeld.
De overige dienaren des Woords als ook de emeriti-dienaren en
volgens art. 17a van den vasten dienst ontslagen dienaren der
kerken hebben het recht de vergadering bij te wonen met
adviseerende stem en op de vergadering voorstellen te doen.